Archief van de stad en het ambacht Heenvliet
L.W. Hordijk, 2005
Nederlands
Het merendeel van de stukken is in het Nederlands
Streekarchief Voorne-Putten
Beschikbaar
Streekarchief Voorne-Putten
ambachtsarchief (nieuw)]]>
109]]>
110]]>
130]]>
131]]>
375]]>
376]]>
377]]>
378]]>
438]]>
439]]>
440]]>
441]]>
442]]>
443]]>
379]]>
380]]>
381]]>
382]]>
383]]>
513]]>
444 (gedeeltelijk)]]>
606]]>
607]]>
608]]>
512]]>
6 (gedeeltelijk)]]>
361]]>
873]]>
1251]]>
648]]>
649]]>
650]]>
ambachtsarchief (nieuw)]]>
665]]>
503]]>
504]]>
505]]>
506]]>
507]]>
508]]>
509]]>
510]]>
511]]>
666]]>
ambachtsarchief (nieuw)]]>
1204]]>
ambachtsarchief (nieuw)]]>
365]]>
(in) 340, 344 - 360]]>
]]>
Leenmannen hebben de custingbrief bekeken en veroordelen verweerder tot betaling.
Jacob Jansz belooft de resterende 3 g. 13 st. van rechtelijke kosten binnen acht dagen te betalen.
Dirck Lenertsz te Zwartewaal contra Anthonis Arentsz Palinck, won. in Nieuwenhoorn, ‘in cas van ontwaringhe in date den 8en April 1594’, ter cause van vier lijnen vicarieland in Heenvliet, waarvan hem het gebruik verboden is. Dirck Lenertsz eist, dat hij tot na de uitspraak in het bezit van het land zal blijven, tot er oudere brieven en beter recht ter tafel verschijnt.
Adriaen Jacobsz Cappelleman, pp. voor Anthonis Arentsz Palinck in Nieuwenhoorn, zegt, dat deze zaak hangt voor baljuw en leenmannen van Voorne en dat hij niet in één zaak op twee plaatsen hoeft te procederen. Hij eist ontslag van rechtsvervolging.
Leenmannen weigeren, omdat uit niets blijkt, dat de zaak aanhangig is bij leenmannen van Voorne. Cappelleman gaat in beroep.
De baljuw contra Jacob Arentsz ‘t Boertgen in Heenvliet, omdat deze zonder huurovereenkomst het gors gebruikt bij de oude sluis van Heenvliet. Leenmannen veroordelen gedaangde tot betaling van 20 g. aan de baljuw, de rechtlijke kosten en 20 st. voor de armen.
De baljuw contra Coman Pier en Maritgen Braggers, omdat ‘de zelve in huyshoudinge geseeten hebben den tijt van ontrent zesmaenden ongetrout’, niettegenstaande het gerechtlijk vermaan om te trouwen. Eiser eist een boete.
Leenmannen houden de zaak aan tot de volgende rechtdag.
]]>
Hij zegt, dat zijn medegevangene zijn oom van moederszijde is en dat hij Philps Adriaensen heet.
Op de Heenvlietse sluis is hij gevlucht, omdat hij een man uit Hellevoetsluis zag en hij dacht, dat het Van Leeuwen was, die hem zijn kleren wilde afnemen tot betaling van het gelag. Op de vraag, of hij de nacht voor 29 november geen kaars of ‘swavelstock’ op Hellevoetsluis heeft gekocht, zegt hij daarvan niet te weten.
Philps Adriaensz, nader verhoord, blijft bij zijn verklaringen. Hij voegt daaraan nog toe, dat de reders van het schip St. Maerten het schip ‘aen haer hebben gehouden’ en dat Banckris daardoor schipper af is.
Hij blijft er bij, dat het zijn zoon is.
Dat hij aan de ‘rood mole’ te Noordtdorp winkel gehouden en zaad verkocht heeft zes of zeven jaar geleden.
Dat zijn huisvrouw overleden is en Orseltie Cornelis van Noordtdorp heette en dat haar vader Cornelis Laurisse Duinweyer ‘lang jaeren aen t heck duinweyer is geweest’.
Banckris Philpsz, nader verhoord, blijft bij zijn verklaringen, uitgezonderd ‘van dat hij de schuit niet op Bommenede maer op Brouwershaven gehuert heeft’.
De gevangenen zijn op 2 december weer verhoord, maar blijven bij hun verklaringen. Gevraa]]>
Leendert Cornelisz kinderen verklaren, dat ze een zak goede tarwe naar de molen gebracht hebben en slechte hebben teruggekregen. "Ende daer was wel een mudde wt, daeromme dan datse nu mede inde wage quamen om te weegen".
Tegelijkertijd hebben allen verklaard, dat ze "schoone terwe" naar de molen brengen en gemendg goed van gerst, haver en anders terug krijgen.
Maritgen Neesen heeft meel getoond, gemaakt van een mud tarwe, dat ze gehaald heeft bij de kerk-mees¬ter Olardt Jansz, en dat uit niets dan haver- en gerstemeel bestaat.
Daarom heeft men een mud van die tarwe in Zwartewaal laten malen om baljuw en leenmannen "te beeter te vertonen de leelicke dieverie vande voors. molenaer". Dit blijkt van het meel van Maritgen Neesen te verschillen als tarwemeel van havermeel.]]>
Dirck Criensz eist 16 g. landpacht. In de marge: Cornelis Joosten verklaart dit betaald te hebben.
Lamberecht Jacobsz eist 8 g. van de koop van wollen laken.
Cornelis Jansz aan de Bernissendijk eist 8 g. en een achtendeel tarwe over 2 jaar pacht van 1 gem weiland.
Leenert Arrensz de Knecht eist 17 g. arbeidsloon van de zomer van 1605.
Dirck Jansz eist 60 g. van geleend geld volgens obligatie.
Cornelis Fransz smid eist 7 g. 9 st. voor ijzerwerk en een mud tarwe.
Gharrit van Strevelant, explotier van het Hof van Holland, eist 7 g. 4 st. rechtelijke kosten.
Willem Pietersz van Campen eist 3 g. voor twee keer met Gheertgen Dircx naar Brielle te zijn geweest in de tijd, dat Cornelis Centen za. door de schout van Zwartewaal "was gevangen".
Aren van Mey eist 17 g. voor het maken van een nieuwe berg.]]>
Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en in de proceskosten.]]>
Jakob Scheveling voor executie tegen Teunis Woutersz Fonkert als getr. met Neeltje Pieters de Jong, wed. van Jan Ariensz Dijkshoorn, 13:8:0
Pieter Huibrechtsz van der Vaak het hoorn-, zout- en zeepgeld over 1711 49:19:8
Willem Ketting, deurwaarder van de gemenelandsmiddelen, voor executie van Teunis Woutersz 7:6:0
Trijntje Klaesz Leuyendijk voor landpacht, mondeling opgegeven 80:0:0
Simon Knol voor landpacht
Dirk Mantintvelt voor zijn weeskinderen twee jaar landpacht 72:0:0
Lijsbeth Teunisdr, meid van Teunis Fonkert, moet hebben wegens haar verdiende loon 9:0:0
Willem Leendertsz, knecht van Teunis Fonkert, moet hebben voor winterhuur 48:0:0
Geprefereerd zullen worden speciegeld, consignatiegeld en andere rechtelijke kosten, verder ongeveer in boven-staande volgorde voor hetgeen er dan nog over is, 3-2-1714.]]>
Andere ontvangsten van huur, intrest en anders]]>
Ter ordonnantie van de Staten, [w.g.] Simon van Beaumont.]]>
Zie ook nr. 330.
Het besluit uit 1788 is slechts als een 20ste eeuws getypt afschrift aanwezig.
Zie ook nr. 124, 128 – 132, 137 – 141, 143, 146.
Zie ook nr. 1356 en 1357.
Zie ook nr. 1272
Zie ook nr. 1302, 1329 en 1330.
Zie ook nr. 1259, 1260 en 1262.
De rekeningen over 1587 en 1588 zijn in duplo aanwezig
De rekening over 1638/1639 is ook in concept aanwezig. De rekeningen over 1637/1638, 1639/1640, 1642/1643 zijn slechts in concept aanwezig.
De rekening over 1644/1645 is ook in afschrift aanwezig. De rekening over 1646/1647 is slechts in concept aanwezig.
De rekening over 1682 is in duplo en tevens in afschrift aanwezig.
De rekeningen over 1683 – 1690 zijn tevens in afschrift aanwezig.
De rekeningen over 1691 – 1700 zijn tevens in afschrift aanwezig.
Over de jaren 1716 – 1766 zijn door het ontbreken van de stadsrekeningen de bijlagen niet met zekerheid te onderscheiden
Zie ook nr. 438 – 442.
De akten staan niet altijd in chronologische volgorde.
met bijbehorende stukken
Zie voor de periode 1539 – 1583 nr. 375 - 378.
met bijbehorende stukken
Zie ook nr. 623 – 634.
De registers houdende akten van transport maken deel uit van de registers beschreven onder nr. 503 – 511.
De akte van 1810 is in duplo aanwezig.
De eerste bladzijde(n) van het register met akte(n) vanaf 1595 ontbreken. Zie ook nr. 665.
Zie voor het verrichten van taxaties ten behoeve van de collaterale successie en het recht van successie nr. 1195 – 1202, 1221.
Vermoedelijk ten behoeve van de invordering van pacht voor de heer van Heervliet.
Zie ook nr. 861.
Zie ook nr. 1151.
Het origineel berust in het belastingmuseum te Rotterdam.
Slechts fragmentarisch aanwezig.
De rekeningen over 1629, 1636 en 1637zijn afschriften.
Afschriften.
Van de rekening over 1693 bestaan twee versies, waarvan een in afschrift en een fragment van een afschrift. De rekening over 1696 is tevens in afschrift aanwezig.
De rekening over 1719 is ook in afschrift aanwezig.
De rekeningen over 1786 en 1803 – 1805 zijn in duplo aanwezig.
Zie ook nr. 1010, 1015, 1018, 1022, 1023.
De rekeningen zijn tevens in afschrift aanwezig.
De rekeningen zijn tevens in afschrift aanwezig.
De rekeningen zijn in duplo aanwezig.
Zie voor de kohieren over 1709 – 1712 nr. 893.
In tweevoud aanwezig.
Zie voor de heffingen met betrekking tot de landsverdediging nr. 834 en 865.
De tekeningen kunnen mogelijk ook betrekking hebben op eerdere plannen.
Zie ook nr. 130 en 131.
Zie ook nr. 102.
Zie ook nr. 144 – 1446.
Zie ook nr. 130 en 131.
De rekeningen zijn slechts in afschrift aanwezig.
De rekening over 1700 is ook in afschrift aanwezig.
De rekening over 1716 is slechts in klad aanwezig.
Over de jaren 1690 – 1695 en 1715 - 1744 zijn door het ontbreken van de kerkrekeningen de bijlagen niet met zekerheid per jaar te onderscheiden.
De latere rekeningen maken deel uit van de kerkrekeningen.
Zie ook nr. 1356, 1357, 1359, 1361, 1366, 1367.
Het voorblad van de rekening ontbreekt.
De eerste bladzijde(n) van de rekening ontbreken.
De rekening over 1639 is ook in afschrift aanwezig.
De rekening over 1696 is voor een deel in duplo aanwezig. De rekeningen over 1697 – 1703 zijn tevens in afschrift aanwezig. Van de rekening over 1703 is bovendien nog een deel in duplo aanwezig.
De rekeningen werden pas op 30 augustus 1737 vastgesteld.
Zie ook nr. 201.
Zie voor de herbouw van de op 29 april 1684 afgebrande armenhuizen nr. 1561.
Zie voor het beheer en onderhoud van de dorpspomp nr. 1258 en 1261.