Tekstweergave van NL-WbdRAZU_WP_1991-01-04_009
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Jan
Pluk
,
de
zachtmoedige
Jan
Pluk
stond
op
'
t
lest
stijf
van
de
nmmetiek
.
PAG
.
8
en
soms
het
oude
reekt
het
ireekijs", og
wordt
de
zich
in
ie
bevin
-
h
op
glad
gevaarlijk
nietthuis
m
(
twist
)
en
heeft
.
s
komen
.
met
zijn
zijn
eigen
Lijnrecht
beslagen
lis
is
:
zich
aak
goed
d
van
het
ind
op
het
ggen
hem
den
bren
-
iden
.
jelijk
is
en
en
de
uit
-
lis
,
als
de
(
als
Pasen
illen
).
Met
en
verzon
-
dacht
men
nkdag
viel
eslist
geen
lé
-
uitdruk-nde
."
Als
zijn
.
iden
door
,,
IJs
kost
;
n
ziet
zeer
'
an
het
een
de
talrijke
;
slechts
de
or
de
heili
-
:
n
Pancra
-
11
,
12
,
en
vaak
.
We
:
van
Frie
-
is
een
para
-
dansen
."
nan
)
n
a
am
leiding
yvend
gen
?
127
TG
?
ste
eer
!
9.
-
10.
-
12
.-
Denzeel
5/21
VRIJDAG
4
JANUARI
1991
STREEFKERK
—
In
de
tijd
Öat
we
nog
ouderwets
schreven
e
»
spraken
m
het
voor
de
«
leesten
onder
ons
-
ouderen
-
met
/.
es
klassen
lagere
school
gfdaan
was
,
werd
er
niet
zo
ftatlw
met
'
werkvolk
'
omge
-
sproAgen
.
Dat
is
te
zeggen
:
de
meeste
boeren
keken
op
hun
d^ggdders
neer
.
Zolang
die
voor
hen
voor
een
grijpstuiver
m
veeJ
armoe
in
de
modder
wroeten
,
was
het
hen
goed
.
Maar
zodra
de
Jaren
gingen
tel
-
hn
eji
veel
te
ware
arbeid
haar
tol
eiste
,
was
het
gedaan
en
werden
ze
als
eöi
versleten
jas
door
h«J1
broodheer
afge
-
daitkt
^^
Ondank
is
'
s
werelds
toon
.
Met
zijn
verhaal
over
Jan
Ptuk
,
de
Zachtmoedige
,
stelde
Jo
Oomsv
in
de
Jaren
veertig
dit
s«iOft
wantoestanden
aan
de
kask
.
Op
hun
60e
zijn
daggelders
kuis
versleten
;
door
hun
broodheer
worden
ze
dan
verwezen
naar
de
armenkas
!
Jan
Pluk
,
dat
was
een
manskerel
,
die
van
zijn
levensdagen
nog
geen
kip
kwaad
had
ggedaan
.
Men
kon
om
zoo
te
zeggen
over
hem
heenloopen
,
dan
zou
hij
nog
geen
bittere
woorden
ui
-
ten
.
Jan
was
boerendaggelder
;
van
vroeg
tot
laat
kromde
hij
zijn
starren
rug
voor
zijn
broodheer
,
den
rijken
Govert
Wimmers
.
Die
Jan
Pluk
was
machtig
hoog
van
postuur
,
daarbij
sterk
gelijk
een
Belzenpaard
.
Er
wordt
van
hem
beweerd
,
dat
hij
in
zijn
jonge
jaren
onder
eiken
arm
een
zak
veekoe
-
ken
nam
en
er
mee
wegliep
,
alsof
het
niet
meer
dan
pluisjes
waren
.
Heden
is
dat
anders
,
hij
heeft
zijn
goeie
jaren
achter
den
rug
.
Versta
dat
;
hij
is
een
rukje
in
de
zestig
en
het
knoestig
werk
in
den
weerbarstigen
grond
vraagt
van
een
daggelder
zijn
kracht
.
Maar
van
-
daag
de
dag
is
het
den
grondwroeter
nog
aan
te
zien
,
hoe
in
zijn
stram
lijf
matelooze
kracht
heeft
gehuisd
.
Dukkels
heeft
Jan
slooten
moeten
gra
-
ven
voor
zijn
boer
.
Hij
begon
dan
de
vilten
van
het
grasland
weg
te
steken
;
nadien
groef
hij
dieper
en
dieper
de
aarde
in
.
Ten
leste
stond
hij
te
soppen
in
het
bruine
grondwater
,
men
zag
hem
niet
meer
.
En
zoo
Jan
,
zoo
de
daggelders
in
het
algemeen
.
Ze
graven
een
sloot
;
ze
graven
zich
den
grond
in
en
ze
beseffen
het
eigens
niet
.
Maar
op
hun
zestigste
jaar
zijn
ze
kuisch
versle
-
ten
,
ze
hebben
zich
krom
en
sappel
gewerkt
voor
hun
boer
.
Goeie
vent
Die
Jan
Pluk
,
dat
was
een
ontaard
goeie
vent
,
daar
nep
iedereen
over
.
Het
leven
had
hem
gemarteld
,
fel
was
hij
gestiiemd
,
maar
hij
behield
zijn
goeiigheid
,
hij
was
zacht
en
meegaang
gelijk
een
kind
.
Jan
Pluk
liep
tegen
de
dertig
,
toen
hij
trouwde
met
een
recht
geaard
dochtertje
van
een
mandenvlechter
te
Streefkerk
.
Het
was
een
goed
stel
,
die
twee
.
Werks
en
stil
en
akoos
hulpbe
-
reid
voor
menschen
,
die
in
trubbels
zaten
.
Maar
amper
twee
jaar
later
stierf
Aartje
in
het
kinderbed
en
een
dag
later
ging
het
zwakke
wicht
de
moeder
na
.
Daat
stond
Jan
,
alleen
en
hulpeloos
,
een
geslagen
man
.
Zijn
ge
-
luk
was
van
korten
duur
geweest
:
wreed
was
hem
Aartje
ontnomen
.
Jan
schrouwde
dagen
lang
als
een
kind
;
met
gevouwen
handen
en
woor
-
deloos
worstelde
hij
met
zijn
verdriet
.
Hij
verkocht
zijn
povere
meubeltjes
en
trok
weer
in
bij
zijn
moeder
,
een
oud
en
eenzelvig
mummelmondje
.
De
tijd
heelde
de
wond
,
maar
er
bleef
een
litteeken
.
Jan
vermocht
t'ende
weer
aan
Aartje
en
het
kind
te
denken
zonder
natte
oogen
te
krijgen
.
Daar
waren
jaren
voor
noodig
geweest
,
hij
was
vijfenveertig
geworden
en
zijn
moeder
een
stokoud
wijfje
,
uit
wier
oogen
het
licht
weggekwijnd
was
.
Toen
kwam
voor
Jan
Pluk
de
tweede
groote
slag
.
In
een
trieste
kwakkelwin
-
ter
,
toen
veelmaals
de
doodsklok
ge
-
hoord
wier
over
het
sombere
,
verstor
-
ven
land
,
doofde
de
levensvlam
in
zijn
moeder
uit
.
Op
een
ochtend
vond
hij
het
menschje
,
dat
met
meer
was
dan
vel
over
been
,
dood
in
het
bed
.
Andermaal
stond
Jan
alleen
en
ver
-
vaard
.
Broers
of
zusters
had
hij
niet
,
hij
was
eensklaps
een
eenzame
op
de
wereld
geworden
.
Zijn
hart
kon
het
verdriet
nauwelijks
dragen
,
zooals
dat
meer
het
geval
is
bij
menschen
van
het
slag
van
Jan
Pluk
.
Alleen
Na
de
begrafenis
bleef
Jan
alleen
wo
-
nen
in
het
geringe
huisje
.
Eigens
zorgde
hij
voor
zijn
kost
en
een
buur
-
vrouw
hield
voor
vijftien
stuivers
in
de
week
zijn
kleeren
schoon
en
dicht
.
Daggelders
verdienen
niet
veel
,
dat
is
geweten
.
En
Jan
Pluk
zéker
niet
,
hij
ploeterde
voor
acht
harde
guldens
door
de
weken
heen
.
Zijn
boer
Govert
Wimmers,dat
was
er
een
.
Ooit
heeft
Jan
eens
om
opslag
durven
vragen
.
Govert
wier
toen
woest
van
nijdigheid
.
,,
lk
zorg
er
voor
,
dat
je
te
eten
hebt
,
wees
me
daar
dankbaar
voor
",
had
hij
vergramd
ge
-
zegd
.
Weerop
Jan
Pluk
beschaamd
waarom
gaf
:
,,
Ja
baas
,
'
t
is
waar
",
en
hij
boog
deemoedig
het
hoofd
en
ging
overnieuw
zijn
pokkei
moei
repen
aan
de
aardstalen
,
die
moesten
worden
omgezet
.
Jan
verdiende
niet
veel
,
maar
toen
hij
gansch
alleen
in
'
t
leven
stond
,
wat
had
hij
toen
van
noode
?
Met
een
mise
-
rabel
klein
beetje
geld
kon
hij
toe
,
rooken
of
pruimen
deed
hij
niet
.
En
zoo
hield
hij
van
zijn
hongerioontje
waarlijk
nog
wat
over
.
Van
tijd
tot
tijd
zag
hij
kans
om
een
anderen
tote
-
laar
een
kleinigheid
toe
te
schuiven
;
een
vijfkop
aardappels
,
een
paar
liter
bronolie
voor
de
lamp
,
of
navenant
er
noodig
was
.
Menschen
gelijk
Jan
waren
schaarsch
te
zoeken
in
de
contreije
.
De
arme
menschen
hadden
hem
hoog
,
dat
is
te
vatten
.
Iemand
,
die
van
eigin
ar
-
moede
nog
over
heeft
voor
een
ander
,
zoo
iemand
is
een
zeldzaamheid
.
Go
-
vert
Wimmers
waardeerde
goeiigheid
van
zijn
daggelder
echter
heel
niet
.
Op
een
Zaterdagavond
zegde
hij
:
,,
Ik
hoor
,
dat
jij
zoo
nu
en
dan
nog
gaven
geeft
aan
berooid
volk
.
Jan
.
Ik
versta
dat
niet
en
ik
keur
het
niet
goed
ook
.
Een
daggelder
moet
weten
,
waar
hij
gaan
staan
moet
.
Maar
ik
vat
er
uit
,
dat
jij
te
veul
geld
hebt
verdiend
bij
me
.
Jan
Pluk
.
En
deswege
heb
ik
gedocht
,
er
maar
wat
af
te
doen
.
'
t
Gaat
de
boeren
slecht
,
de
kaasprijzen
zijn
misselijk
laag
,
maar
het
veevoer
wordt
duurder
en
duurder
".
En
dit
gezegd
hebbende
,
telde
hij
voor
zijn
daggelder
het
weekgeldje
neer
,
zeven
harde
guldens
.
Wat
deed
Jan
Pluk
toen
?
Begon
hij
op
te
spelen
tegen
zijn
baas
,
omdat
hem
een
gulden
tekort
wier
?
Heel
niet
,
menschen
!
Die
Jan
was
zoo'n
aardige
,
hij
was
te
goedhartig
en
te
zachtmoe
-
dig
om
in
verweer
te
komen
tegen
zijn
onten
broodheer
.
Hij
streek
de
zeven
guldens*«p
en
zegde
:
,,
Dankie
,
baas
Goert
".
Zeven
gulden
,
dat
is
wat
.
Dat
is
te
veel
om
van
honger
te
sterven
,
te
weinig
om
er
pront
van
te
leven
.
Maar
Jan
Pluk
morde
niet
.
Hij
deed
nog
wat
zuiniger
aan
,
toen
kwam
hij
ook
rond
.
Maar
te
verstaan
is
,
dat
het
een
om
-
merleven
wier
.
Jan
Pluk
wier
zestig
jaar
,
hij
had
zoo
-
gezegd
zijn
meeste
hazen
gevangen
,
een
Zaterdagavond
,
toen
zegde
Go
-
vert
Wimmers
:
,,
Kijk
eens
hier
Jan
,
jij
wordt
zoetje
-
saan
een
oud
baasje
,
de
slijt
komt
in
JOUW
karkas
.
Ik
miszeg
daar
niks
mee
,
versta
me
goed
.
Je
bent
altoos
niever
geweest
,
daar
gaat
het
niet
over
.
En
ik
ben
niet
vergeten
,
dat
je
mijn
Gieljan
,
toen
hij
een
brakkie
van
vier
jaar
was
,
uit
de
scheisloot
gered
hebt
van
'
t
ver
-
drinken
,
maar
er
zijn
rechtevoort
jonge
daggelders
te
krijgen
,
die
graag
voor
zeven
mooie
guldens
bij
een
boer
werken
.
En
'
t
mag
toch
gezegd
wor
-
den
,
jij
kan
op
den
duur
niet
meer
tegen
een
jongen
gast
opwerken
,
want
je
hebt
zes
kruisjes
in
je
ruggegraat
zitten
,
waar
?"
,,
lk
ben
nog
sterk
,
lijfelijk
ongerief
ken
ik
niet
,
baas
",
gaf
Jan
ten
ant
-
woord
.
En
hij
rekte
zich
uit
.
Jazeker
,
'
t
was
nog
een
groote
vent
,
de
zolder
van
'
r
boerenvertrek
hong
zoowat
op
zijn
schoenen
.
,,
Oud
kan
nooit
tegen
jong
opwer
-
ken
",
zei
de
kreee
boer
gemeenlijk
.
En
hij
telde
zes-en-halve
gulden
voor
zijn
daggelder
nee
.
Er
viel
een
donkere
schaduw
op
het
voorhoofd
van
Jan
Pluk
,
zijn
bor
-
stelige
brauwen
trokken
zich
saam
.
Maar
hij
streek
het
geld
op
en
zegde
zacht
:
,,
Dankie
,
baas
Govert
".
Anderhalfjaar
lang
bleef
Jan
voor
dat
handjevol
stuiters
aan
het
werk
.
toen
had
Govers
Wimmers
weer
wat
.
,,
Jan
",
begon
hij
stroef
,
,,
ik
zal
'
t
maar
vlakaf
zeggen
:
Ik
heb
plan
om
een
jonge
daggelder
te
nemen
.
Van
na
-
ture
ben
je
een
nievere
vent
,
maar
een
gast
van
twintig
jaar
is
rapper
met
het
werk
,
waar
?"
Govert
wachtte
even
,
hij
nam
een
sigaar
uit
het
kistje
en
trok
er
een
vlammetje
in
.
,,
Maar
ik
wil
je
niet
overgeven
aan
rampspoed
en
ongerief
",
ging
hij
toen
verder
.
,,
Ik
heb
een
hart
in
mijn
lijf
,
dat
weet
je
ook
wel
.
Jan
.
Voor
zes
gulden
in
de
week
kan
je
daggelder
bij
me
blijven
,
dat
is
mooi
gepresenteerd
van
me
.
Dan
zien
ik
er
maar
van
af
om
een
jongen
gast
aan
te
nemen
.
Dat
is
goeiigheid
van
me
,
versta
me
wel
".
Jan
Pluk
boog
het
hoofd
en
het
was
,
of
er
iets
knapte
in
hem
.
,,
Rechtevoort
is
het
brood
duur
,
baas
",
kloeg
hij
dof
".
,,
En
mijn
klee
-
ren
zijn
tot
op
den
draad
versleten
.
Mijn
geit
heb
ik
ook
al
weg
moeten
doen
...."
,,
Voor
de
boeren
is
'
t
ook
zwaar
,
Jan
Pluk
.
De
kaas
is
heel
niet
prijzig
meer
.
En
een
verrei
jaar
terug
had
ik
een
beste
koei
dood
aan
de
tangblaar
,
dat
weet
je
ook
nog
wel
".
Jan
het
het
hoofd
nog
dieper
zakken
.
Een
warreling
van
gedachten
was
er
in
hem
.
Zou
hij
een
anderen
boer
gaan
zoeken
?
Maar
hij
was
al
zooveel
jaren
bij
Govert
...
Hij
had
diens
vee
lief
ge
-
kregen
,
hij
kende
diens
gereedschap
,
alsof
het
een
deel
van
hemzelf
was
.
,,
Uit
goeiigheid
wil
ik
je
houken
,
maar
dan
moet
jij
van
jouw
kant
ook
wat
doen
",
klonk
weer
de
lijzige
stem
van
Govert
Wimmers
.
Daarop
knikte
de
daggelder
.
,,'
t
Is
goed
,
baas
...
,,
Maar
nog
één
ding
wil
ik
je
zeggen
:
Je
moet
er
niet
over
konkelefoesen
met
anderen
!"
En
Govert
Wimmers
telde
zes
gulden
uit
.
Jan
streek
ze
op
en
zegde
:
,,
Dan
-
kie
,
baas
Govert
..."
Malheur
In
dat
eigenste
najaar
kreeg
Jan
Pluk
leelijk
malheur
.
Hij
had
last
van
een
open
been
,
dat
baarde
hem
pijn
en
ongerief
bij
'
t
zware
job
in
den
grond
van
zijn
boer
.
Hij
sukkelde
den
winter
door
en
kreeg
er
toen
ook
nog
rimme
-
tiek
bij
.
Voor
iemand
,
die
een
leven
-
lang
in
de
kleffe
dariegrond
heeft
staan
zeulen
,
is
dat
niet
te
verwonde
-
ren
.
Jan
begon
krom
te
loopen
,
hij
wier
stijf
in
zijn
doen
en
bewegen
.
Go
-
vert
Wimmers
zag
dat
,
hij
fronste
er
het
hoofd
over
.
,,
Jan
,
mopperde
hij
,
,,
jij
wordt
aftands
,
man
.
Je
bent
zoogezegd
nog
maar
een
halven
daggelder
waard
.
Ik
zie
het
wel
,
je
doet
lang
over
'
t
mel
-
den
,
'
t
labeuren
gaat
je
niet
meer
af
.
Wees
dankbaar
,
dat
ik
je
nog
houden
wil
.
Jan
.
Maar
eigens
zal
je
begrijpen
,
dat
je
een
durabele
knecht
bent
.
Ik
had
gedocht
,
we
moesten
jouw
wee
-
kloon
maar
op
vijf
gulden
brengen
,
dat
is
nog
een
mooi
stuk
geld
".
Jan
Pluk
wier
wit
,
hij
zakte
omtrent
door
zijn
knieën
.
Zijn
open
been
voelde
hij
ongenadig
steken
.
,,
Ik
heb
bejant
geen
hemd
meer
aan
mijn
lief
,
baas
",
monkelde
hij
,
gansch
in
de
war
.
,,
Voor
jou
een
ander
.
Jan
—
je
heit
het
maar
voor
'
t
zeggen
".
,,'
t
Is
goed
baas
,
vijf
guldens
dan
..."
En
Jan
gong
weer
voortdoen
met
zijn
werk
,
hij
poerde
zich
af
om
toch
maar
te
laten
zien
,
dat
hij
nog
daggelderen
kon
.
De
armoei
greep
hem
naar
de
keel
,
maar
Jan
was
een
zachtmoedige
mans
-
kerel
,
hij
toterde
voort
met
vijf
pop
in
de
week
,
van
vroeg
tot
laat
liep
hij
daarvoor
in
het
harde
gareel
van
het
boerenwerk
.
Heden
is
Jan
Pluk
drie-en-zestig
jaar
oud
en
gebogen
naar
de
aarde
,
waar
-
aan
hij
zijn
kracht
heeft
gegeven
en
zijn
goede
genegenheid
.
Heden
ook
is
de
slag
gevallen
.
Jan
is
omtrent
gek
van
verdriet
.
Govert
Wimmers
heeft
hem
afgedankt
,
Govert
heeft
alreeds
een
jongen
daggelder
aangenomen
.
,,
Maar
baas
Govert
,
waar
moet
ik
dan
van
leven
?"
heeft
Jan
met
toegenepen
keel
gevraagd
.
,,
De
Kerkelijke
Arme
is
er
nog
.
Jan
.
'
t
Is
Christenplicht
,
dat
ze
jou
onder
-
stand
verleenen
.
Wijders
kan
je
bij
'
t
burgerlijk
armbestuur
aankloppen
,
ie
zal
echt
niet
van
honger
verkomme
-
ren
".
Jan
Pluk
kan
bekant
niet
meer
denken
van
hartzeer
.
Hij
is
oud
en
versleten
,
nu
heeft
Govert
hem
niet
meer
noodig
.
Govert
,
die
'
n
paar
weken
gel
-
den
den
metselaar
opdracht
heeft
ge
-
geven
,
het
voorhuis
van
zijn
doening
te
vergrooten
en
te
verfraaien
...
Jan
staat
in
het
land
,
de
leste
dag
dat
hij
zijn
zweet
geeft
voor
Govert
Wim
-
mers
.
Het
is
Jan
Pluk
,
of
er
een
bloe
-
daar
in
zijn
hoofd
gesprongen
is
.
Heeft
hij
zijn
leven
lang
niet
ijverig
gezwoegd
voor
zijn
boer
?
Maar
nu
is
hij
oud
en
afgedankt
,
ach
,
is
dit
nu
zijn
loon
?
Daar
ziet
hij
zijn
boer
komen
.
Govert
Wimmers
leidt
de
bruine
merrie
naar
de
etwei
achteraf
.
In
Jan
Pluk
,
die
al
-
toos
zoo
zachtmoedig
is
,
borreh
eens
-
klaps
een
machtige
haat
op
tegen
den
boer
.
Er
begint
iets
te
branden
in
zijn
hart
,
de
vlam
ervan
slaat
in
zijn
oo
-
gen
.
Zijn
eeltige
handen
omklemmen
vaster
de
spa
,
waarmee
hij
deez
'
och
-
tend
heeft
staan
labeuren
.
In
zijn
stram
lichaam
stroelt
opnieuw
de
ma
-
telooze
kracht
van
eertijds
.
Jan
zou
op
(
dit
oogenbhk
een
stier
vermogen
te
vellen
,
een
met
ijzer
beslagen
deur
met
de
bloote
vuist
kunnen
rameien
.
Daar
komt
Govert
Wimmers
,
die
zijn
voor
-
huis
laat
verfraaien
.
Jan
Pluk
krijgt
opeens
de
duistere
ge
-
dachte
,
dat
hij
zich
voor
doen
boer
in
den
grond
heeft
gewerkt
...
en
nu
wordt
hij
afgedankt
.
Het
is
warrig
in
zijn
hoofd
,
het
bloed
klopt
in
zijn
sla
-
pen
.
De
haat
maakt
hem
geducht
,
zooals
hij
daar
staat
met
de
bUnkende
stalen
spade
in
de
harde
handen
,
er
komt
een
nevel
voor
zijn
oogen
;
en
op
zijn
gelaat
,
waarop
de
goedmoedig
-
heid
te
lezen
stond
,
teekent
zich
nu
de
barre
nijd
.
Met
machtige
hand
Daar
komt
Govert
met
de
merrie
.
Jan
Pluk
is
nu
zichzelf
niet
meer
meester
,
er
is
en
woeste
ongemeten
kracht
in
hem
wakker
en
vaardig
geworden
.
Hij
zal
dien
onten
boer
met
machtige
hand
neerslaan
!
Hij
zal
hem
neerslaan
ja
...
en
zoo
moet
Goof
Wimmers
dan
erva
-
ren
,
dat
zijn
oude
daggelder
nog
niet
versleten
is
,
doch
ongetemd
en
krach
-
tig
!
De
haat
heeft
bezit
genomen
van
Jan
Pluk
.
Govert
komt
nader
met
het
paard
.
Jan
ziet
hem
en
hij
zieit
hem
met
,
de
haat
vertroebelt
zijn
oogen
.
Opeens
springt
hij
naar
voren
,
drave
-
lings
en
met
geheven
spa
gaat
hij
zijn
boer
tegemoet
.
,,
lk
zal
jou
!"
schreeuwt
hij
met
bar
-
baarsche
stem
.
,,
Ik
sla
jou
dood
,
vuil
ondier
!"
Hooger
heft
hij
de
spa
,
die
blikkert
in
de
zon
.
Hij
zal
zich
storten
op
zijn
boer
die
ontdaan
en
vervaard
blijft
staan
.
Met
één
slag
zal
Jan
Pluk
den
schedel
van
Goof
Wammers
te
pletter
slaan
,
hij
zal
dat
doen
,
hij
,
de
kuisch
versleten
en
vermulmde
daggelder
!
,,
Daar
!"
schreeuwt
Jan
Pluk
—
en
hij
wil
de
spa
vinnig
en
genadeloos
doen
neerkomen
op
het
hoofd
van
den
ver
-
baasden
boer
.
Maar
op
dit
moment
ziet
Jan
het
paard
,
dat
verschrikt
achteruit
stei
-
gert
.
Ja
,
hij
ziet
de
merrie
,
ziet
de
goede
trouwe
oogen
van
het
paard
,
dat
hij
acht
jaar
lang
heeft
gevoerd
en
geroskamd
en
verzorgd
voor
zijn
boer
.
O
,
die
goede
,
bange
paardenoo
-
gen
,
ze
kijken
hem
aan
en
hij
ziet
ze
,
door
een
rooden
nevel
ziet
hij
de
trouwe
oogen
van
de
merrie
.
En
dit
is
genoeg
.
Jan
Pluk
laat
de
armen
zakken
,
hij
voelt
zich
opeens
krachteloos
.
De
ang
-
stige
paardeoogen
verlammen
hem
,
zijn
haat
vliet
weg
,
hij
voelt
zich
ge
-
broken
.
De
spa
valt
in
het
glimmende
gras
.
Jan
laat
beschaamd
het
hoofd
op
de
borst
zinken
.
De
oogen
van
het
paard
,
ach
,
zij
kij
-
ken
hem
zoo
goedig
aan
.
Jan
heeft
gewerkt
met
de
merrie
,
hij
heeft
er
lange
,
goede
gesprekken
mee
gehou
-
den
,
hij
heeft
zijn
genegenheid
aan
dit
willige
,
schrandere
beest
gegeven
.
Dit
paard
is
altoos
zachtaardig
en
gehoor
-
zaam
geweest
,
het
kende
geen
nukken
.
En
dus
is
het
wijzer
en
beter
dan
ik
,
flitst
het
door
Jan
heen
.
Te
lijf
,,
Wat
was
jij
van
plan
?"
vraagt
Go
-
vert
Wimmers
,
weer
parmantig
,
nu
hij
het
verhanselde
wezen
van
Jan
ziet
.
,,
Wou
jij
je
broodheer
te
lijf
?"
Jan
Pluk
geeft
geen
weerwoord
,
hij
heeft
geen
stem
meer
.
Hij
begint
rade
-
loos
te
snikken
en
loopt
dan
weg
:
wag
-
gelend
en
geslagen
gaat
hij
door
het
veld
.
,,
Je
hoeft
niet
meer
bij
me
terug
te
kommen
!"
roept
Govert
Wimmers
hem
grimmig
na
.
,,
Ten
avond
zal
ik
mijn
nuuffe
daggelder
je
laatste
geld
laten
brengen
,
dan
hebben
we
niks
meer
van
doen
met
mekaar
!"
Maar
Jan
Pluk
hoort
dat
niet
meer
.
Hij
vlucht
naar
zijn
armtierig
huisje
,
hij
vlucht
voor
den
mateloozen
haat
,
die
hem
een
oogenblik
heeft
overmees
-
terd
.
Verschrikt
en
geteisterd
denkt
hij
aan
de
woorden
in
het
Boek
;
de
woor
-
den
,
die
zeggen
,
dat
de
zachtmoedigen
de
aarde
erfelijk
bezitten
zullen
.
Hij
is
geen
zachtmoedige
,
neen
!
hij
heeft
den
barren
haat
laten
regeeren
in
zijn
hart
....
Jan
Pluk
is
gebroken
,
hij
weet
zich
een
zondaar
en
kan
nog
slechts
stamelen
om
genade
voor
zijn
kwaadaardig
hart
.
Voor
zijn
zachtmoedig
hart
,
—
maar
Polen
,
giro
5398
.
Ten
name
van
de
'
Nederlandse
Stichting
Hulp
Polen
'
te
Den
Haag
dat
weet
hij
niet
.