Tekstweergave van NL-WbdRAZU_WP_1991-01-04_009

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Jan Pluk , de zachtmoedige Jan Pluk stond op ' t lest stijf van de nmmetiek . PAG . 8 en soms het oude reekt het ireekijs", og wordt de zich in ie bevin - h op glad gevaarlijk nietthuis m ( twist ) en heeft . s komen . met zijn zijn eigen Lijnrecht beslagen lis is : zich aak goed d van het ind op het ggen hem den bren - iden . jelijk is en en de uit - lis , als de ( als Pasen illen ). Met en verzon - dacht men nkdag viel eslist geen - uitdruk-nde ." Als zijn . iden door ,, IJs kost ; n ziet zeer ' an het een de talrijke ; slechts de or de heili - : n Pancra - 11 , 12 , en vaak . We : van Frie - is een para - dansen ." nan ) n a am leiding yvend gen ? 127 TG ? ste eer ! 9. - 10. - 12 .- Denzeel 5/21 VRIJDAG 4 JANUARI 1991 STREEFKERK In de tijd Öat we nog ouderwets schreven e » spraken m het voor de « leesten onder ons - ouderen - met /. es klassen lagere school gfdaan was , werd er niet zo ftatlw met ' werkvolk ' omge - sproAgen . Dat is te zeggen : de meeste boeren keken op hun d^ggdders neer . Zolang die voor hen voor een grijpstuiver m veeJ armoe in de modder wroeten , was het hen goed . Maar zodra de Jaren gingen tel - hn eji veel te ware arbeid haar tol eiste , was het gedaan en werden ze als eöi versleten jas door h«J1 broodheer afge - daitkt ^^ Ondank is ' s werelds toon . Met zijn verhaal over Jan Ptuk , de Zachtmoedige , stelde Jo Oomsv in de Jaren veertig dit s«iOft wantoestanden aan de kask . Op hun 60e zijn daggelders kuis versleten ; door hun broodheer worden ze dan verwezen naar de armenkas ! Jan Pluk , dat was een manskerel , die van zijn levensdagen nog geen kip kwaad had ggedaan . Men kon om zoo te zeggen over hem heenloopen , dan zou hij nog geen bittere woorden ui - ten . Jan was boerendaggelder ; van vroeg tot laat kromde hij zijn starren rug voor zijn broodheer , den rijken Govert Wimmers . Die Jan Pluk was machtig hoog van postuur , daarbij sterk gelijk een Belzenpaard . Er wordt van hem beweerd , dat hij in zijn jonge jaren onder eiken arm een zak veekoe - ken nam en er mee wegliep , alsof het niet meer dan pluisjes waren . Heden is dat anders , hij heeft zijn goeie jaren achter den rug . Versta dat ; hij is een rukje in de zestig en het knoestig werk in den weerbarstigen grond vraagt van een daggelder zijn kracht . Maar van - daag de dag is het den grondwroeter nog aan te zien , hoe in zijn stram lijf matelooze kracht heeft gehuisd . Dukkels heeft Jan slooten moeten gra - ven voor zijn boer . Hij begon dan de vilten van het grasland weg te steken ; nadien groef hij dieper en dieper de aarde in . Ten leste stond hij te soppen in het bruine grondwater , men zag hem niet meer . En zoo Jan , zoo de daggelders in het algemeen . Ze graven een sloot ; ze graven zich den grond in en ze beseffen het eigens niet . Maar op hun zestigste jaar zijn ze kuisch versle - ten , ze hebben zich krom en sappel gewerkt voor hun boer . Goeie vent Die Jan Pluk , dat was een ontaard goeie vent , daar nep iedereen over . Het leven had hem gemarteld , fel was hij gestiiemd , maar hij behield zijn goeiigheid , hij was zacht en meegaang gelijk een kind . Jan Pluk liep tegen de dertig , toen hij trouwde met een recht geaard dochtertje van een mandenvlechter te Streefkerk . Het was een goed stel , die twee . Werks en stil en akoos hulpbe - reid voor menschen , die in trubbels zaten . Maar amper twee jaar later stierf Aartje in het kinderbed en een dag later ging het zwakke wicht de moeder na . Daat stond Jan , alleen en hulpeloos , een geslagen man . Zijn ge - luk was van korten duur geweest : wreed was hem Aartje ontnomen . Jan schrouwde dagen lang als een kind ; met gevouwen handen en woor - deloos worstelde hij met zijn verdriet . Hij verkocht zijn povere meubeltjes en trok weer in bij zijn moeder , een oud en eenzelvig mummelmondje . De tijd heelde de wond , maar er bleef een litteeken . Jan vermocht t'ende weer aan Aartje en het kind te denken zonder natte oogen te krijgen . Daar waren jaren voor noodig geweest , hij was vijfenveertig geworden en zijn moeder een stokoud wijfje , uit wier oogen het licht weggekwijnd was . Toen kwam voor Jan Pluk de tweede groote slag . In een trieste kwakkelwin - ter , toen veelmaals de doodsklok ge - hoord wier over het sombere , verstor - ven land , doofde de levensvlam in zijn moeder uit . Op een ochtend vond hij het menschje , dat met meer was dan vel over been , dood in het bed . Andermaal stond Jan alleen en ver - vaard . Broers of zusters had hij niet , hij was eensklaps een eenzame op de wereld geworden . Zijn hart kon het verdriet nauwelijks dragen , zooals dat meer het geval is bij menschen van het slag van Jan Pluk . Alleen Na de begrafenis bleef Jan alleen wo - nen in het geringe huisje . Eigens zorgde hij voor zijn kost en een buur - vrouw hield voor vijftien stuivers in de week zijn kleeren schoon en dicht . Daggelders verdienen niet veel , dat is geweten . En Jan Pluk zéker niet , hij ploeterde voor acht harde guldens door de weken heen . Zijn boer Govert Wimmers,dat was er een . Ooit heeft Jan eens om opslag durven vragen . Govert wier toen woest van nijdigheid . ,, lk zorg er voor , dat je te eten hebt , wees me daar dankbaar voor ", had hij vergramd ge - zegd . Weerop Jan Pluk beschaamd waarom gaf : ,, Ja baas , ' t is waar ", en hij boog deemoedig het hoofd en ging overnieuw zijn pokkei moei repen aan de aardstalen , die moesten worden omgezet . Jan verdiende niet veel , maar toen hij gansch alleen in ' t leven stond , wat had hij toen van noode ? Met een mise - rabel klein beetje geld kon hij toe , rooken of pruimen deed hij niet . En zoo hield hij van zijn hongerioontje waarlijk nog wat over . Van tijd tot tijd zag hij kans om een anderen tote - laar een kleinigheid toe te schuiven ; een vijfkop aardappels , een paar liter bronolie voor de lamp , of navenant er noodig was . Menschen gelijk Jan waren schaarsch te zoeken in de contreije . De arme menschen hadden hem hoog , dat is te vatten . Iemand , die van eigin ar - moede nog over heeft voor een ander , zoo iemand is een zeldzaamheid . Go - vert Wimmers waardeerde goeiigheid van zijn daggelder echter heel niet . Op een Zaterdagavond zegde hij : ,, Ik hoor , dat jij zoo nu en dan nog gaven geeft aan berooid volk . Jan . Ik versta dat niet en ik keur het niet goed ook . Een daggelder moet weten , waar hij gaan staan moet . Maar ik vat er uit , dat jij te veul geld hebt verdiend bij me . Jan Pluk . En deswege heb ik gedocht , er maar wat af te doen . ' t Gaat de boeren slecht , de kaasprijzen zijn misselijk laag , maar het veevoer wordt duurder en duurder ". En dit gezegd hebbende , telde hij voor zijn daggelder het weekgeldje neer , zeven harde guldens . Wat deed Jan Pluk toen ? Begon hij op te spelen tegen zijn baas , omdat hem een gulden tekort wier ? Heel niet , menschen ! Die Jan was zoo'n aardige , hij was te goedhartig en te zachtmoe - dig om in verweer te komen tegen zijn onten broodheer . Hij streek de zeven guldens*«p en zegde : ,, Dankie , baas Goert ". Zeven gulden , dat is wat . Dat is te veel om van honger te sterven , te weinig om er pront van te leven . Maar Jan Pluk morde niet . Hij deed nog wat zuiniger aan , toen kwam hij ook rond . Maar te verstaan is , dat het een om - merleven wier . Jan Pluk wier zestig jaar , hij had zoo - gezegd zijn meeste hazen gevangen , een Zaterdagavond , toen zegde Go - vert Wimmers : ,, Kijk eens hier Jan , jij wordt zoetje - saan een oud baasje , de slijt komt in JOUW karkas . Ik miszeg daar niks mee , versta me goed . Je bent altoos niever geweest , daar gaat het niet over . En ik ben niet vergeten , dat je mijn Gieljan , toen hij een brakkie van vier jaar was , uit de scheisloot gered hebt van ' t ver - drinken , maar er zijn rechtevoort jonge daggelders te krijgen , die graag voor zeven mooie guldens bij een boer werken . En ' t mag toch gezegd wor - den , jij kan op den duur niet meer tegen een jongen gast opwerken , want je hebt zes kruisjes in je ruggegraat zitten , waar ?" ,, lk ben nog sterk , lijfelijk ongerief ken ik niet , baas ", gaf Jan ten ant - woord . En hij rekte zich uit . Jazeker , ' t was nog een groote vent , de zolder van ' r boerenvertrek hong zoowat op zijn schoenen . ,, Oud kan nooit tegen jong opwer - ken ", zei de kreee boer gemeenlijk . En hij telde zes-en-halve gulden voor zijn daggelder nee . Er viel een donkere schaduw op het voorhoofd van Jan Pluk , zijn bor - stelige brauwen trokken zich saam . Maar hij streek het geld op en zegde zacht : ,, Dankie , baas Govert ". Anderhalfjaar lang bleef Jan voor dat handjevol stuiters aan het werk . toen had Govers Wimmers weer wat . ,, Jan ", begon hij stroef , ,, ik zal ' t maar vlakaf zeggen : Ik heb plan om een jonge daggelder te nemen . Van na - ture ben je een nievere vent , maar een gast van twintig jaar is rapper met het werk , waar ?" Govert wachtte even , hij nam een sigaar uit het kistje en trok er een vlammetje in . ,, Maar ik wil je niet overgeven aan rampspoed en ongerief ", ging hij toen verder . ,, Ik heb een hart in mijn lijf , dat weet je ook wel . Jan . Voor zes gulden in de week kan je daggelder bij me blijven , dat is mooi gepresenteerd van me . Dan zien ik er maar van af om een jongen gast aan te nemen . Dat is goeiigheid van me , versta me wel ". Jan Pluk boog het hoofd en het was , of er iets knapte in hem . ,, Rechtevoort is het brood duur , baas ", kloeg hij dof ". ,, En mijn klee - ren zijn tot op den draad versleten . Mijn geit heb ik ook al weg moeten doen ...." ,, Voor de boeren is ' t ook zwaar , Jan Pluk . De kaas is heel niet prijzig meer . En een verrei jaar terug had ik een beste koei dood aan de tangblaar , dat weet je ook nog wel ". Jan het het hoofd nog dieper zakken . Een warreling van gedachten was er in hem . Zou hij een anderen boer gaan zoeken ? Maar hij was al zooveel jaren bij Govert ... Hij had diens vee lief ge - kregen , hij kende diens gereedschap , alsof het een deel van hemzelf was . ,, Uit goeiigheid wil ik je houken , maar dan moet jij van jouw kant ook wat doen ", klonk weer de lijzige stem van Govert Wimmers . Daarop knikte de daggelder . ,,' t Is goed , baas ... ,, Maar nog één ding wil ik je zeggen : Je moet er niet over konkelefoesen met anderen !" En Govert Wimmers telde zes gulden uit . Jan streek ze op en zegde : ,, Dan - kie , baas Govert ..." Malheur In dat eigenste najaar kreeg Jan Pluk leelijk malheur . Hij had last van een open been , dat baarde hem pijn en ongerief bij ' t zware job in den grond van zijn boer . Hij sukkelde den winter door en kreeg er toen ook nog rimme - tiek bij . Voor iemand , die een leven - lang in de kleffe dariegrond heeft staan zeulen , is dat niet te verwonde - ren . Jan begon krom te loopen , hij wier stijf in zijn doen en bewegen . Go - vert Wimmers zag dat , hij fronste er het hoofd over . ,, Jan , mopperde hij , ,, jij wordt aftands , man . Je bent zoogezegd nog maar een halven daggelder waard . Ik zie het wel , je doet lang over ' t mel - den , ' t labeuren gaat je niet meer af . Wees dankbaar , dat ik je nog houden wil . Jan . Maar eigens zal je begrijpen , dat je een durabele knecht bent . Ik had gedocht , we moesten jouw wee - kloon maar op vijf gulden brengen , dat is nog een mooi stuk geld ". Jan Pluk wier wit , hij zakte omtrent door zijn knieën . Zijn open been voelde hij ongenadig steken . ,, Ik heb bejant geen hemd meer aan mijn lief , baas ", monkelde hij , gansch in de war . ,, Voor jou een ander . Jan je heit het maar voor ' t zeggen ". ,,' t Is goed baas , vijf guldens dan ..." En Jan gong weer voortdoen met zijn werk , hij poerde zich af om toch maar te laten zien , dat hij nog daggelderen kon . De armoei greep hem naar de keel , maar Jan was een zachtmoedige mans - kerel , hij toterde voort met vijf pop in de week , van vroeg tot laat liep hij daarvoor in het harde gareel van het boerenwerk . Heden is Jan Pluk drie-en-zestig jaar oud en gebogen naar de aarde , waar - aan hij zijn kracht heeft gegeven en zijn goede genegenheid . Heden ook is de slag gevallen . Jan is omtrent gek van verdriet . Govert Wimmers heeft hem afgedankt , Govert heeft alreeds een jongen daggelder aangenomen . ,, Maar baas Govert , waar moet ik dan van leven ?" heeft Jan met toegenepen keel gevraagd . ,, De Kerkelijke Arme is er nog . Jan . ' t Is Christenplicht , dat ze jou onder - stand verleenen . Wijders kan je bij ' t burgerlijk armbestuur aankloppen , ie zal echt niet van honger verkomme - ren ". Jan Pluk kan bekant niet meer denken van hartzeer . Hij is oud en versleten , nu heeft Govert hem niet meer noodig . Govert , die ' n paar weken gel - den den metselaar opdracht heeft ge - geven , het voorhuis van zijn doening te vergrooten en te verfraaien ... Jan staat in het land , de leste dag dat hij zijn zweet geeft voor Govert Wim - mers . Het is Jan Pluk , of er een bloe - daar in zijn hoofd gesprongen is . Heeft hij zijn leven lang niet ijverig gezwoegd voor zijn boer ? Maar nu is hij oud en afgedankt , ach , is dit nu zijn loon ? Daar ziet hij zijn boer komen . Govert Wimmers leidt de bruine merrie naar de etwei achteraf . In Jan Pluk , die al - toos zoo zachtmoedig is , borreh eens - klaps een machtige haat op tegen den boer . Er begint iets te branden in zijn hart , de vlam ervan slaat in zijn oo - gen . Zijn eeltige handen omklemmen vaster de spa , waarmee hij deez ' och - tend heeft staan labeuren . In zijn stram lichaam stroelt opnieuw de ma - telooze kracht van eertijds . Jan zou op ( dit oogenbhk een stier vermogen te vellen , een met ijzer beslagen deur met de bloote vuist kunnen rameien . Daar komt Govert Wimmers , die zijn voor - huis laat verfraaien . Jan Pluk krijgt opeens de duistere ge - dachte , dat hij zich voor doen boer in den grond heeft gewerkt ... en nu wordt hij afgedankt . Het is warrig in zijn hoofd , het bloed klopt in zijn sla - pen . De haat maakt hem geducht , zooals hij daar staat met de bUnkende stalen spade in de harde handen , er komt een nevel voor zijn oogen ; en op zijn gelaat , waarop de goedmoedig - heid te lezen stond , teekent zich nu de barre nijd . Met machtige hand Daar komt Govert met de merrie . Jan Pluk is nu zichzelf niet meer meester , er is en woeste ongemeten kracht in hem wakker en vaardig geworden . Hij zal dien onten boer met machtige hand neerslaan ! Hij zal hem neerslaan ja ... en zoo moet Goof Wimmers dan erva - ren , dat zijn oude daggelder nog niet versleten is , doch ongetemd en krach - tig ! De haat heeft bezit genomen van Jan Pluk . Govert komt nader met het paard . Jan ziet hem en hij zieit hem met , de haat vertroebelt zijn oogen . Opeens springt hij naar voren , drave - lings en met geheven spa gaat hij zijn boer tegemoet . ,, lk zal jou !" schreeuwt hij met bar - baarsche stem . ,, Ik sla jou dood , vuil ondier !" Hooger heft hij de spa , die blikkert in de zon . Hij zal zich storten op zijn boer die ontdaan en vervaard blijft staan . Met één slag zal Jan Pluk den schedel van Goof Wammers te pletter slaan , hij zal dat doen , hij , de kuisch versleten en vermulmde daggelder ! ,, Daar !" schreeuwt Jan Pluk en hij wil de spa vinnig en genadeloos doen neerkomen op het hoofd van den ver - baasden boer . Maar op dit moment ziet Jan het paard , dat verschrikt achteruit stei - gert . Ja , hij ziet de merrie , ziet de goede trouwe oogen van het paard , dat hij acht jaar lang heeft gevoerd en geroskamd en verzorgd voor zijn boer . O , die goede , bange paardenoo - gen , ze kijken hem aan en hij ziet ze , door een rooden nevel ziet hij de trouwe oogen van de merrie . En dit is genoeg . Jan Pluk laat de armen zakken , hij voelt zich opeens krachteloos . De ang - stige paardeoogen verlammen hem , zijn haat vliet weg , hij voelt zich ge - broken . De spa valt in het glimmende gras . Jan laat beschaamd het hoofd op de borst zinken . De oogen van het paard , ach , zij kij - ken hem zoo goedig aan . Jan heeft gewerkt met de merrie , hij heeft er lange , goede gesprekken mee gehou - den , hij heeft zijn genegenheid aan dit willige , schrandere beest gegeven . Dit paard is altoos zachtaardig en gehoor - zaam geweest , het kende geen nukken . En dus is het wijzer en beter dan ik , flitst het door Jan heen . Te lijf ,, Wat was jij van plan ?" vraagt Go - vert Wimmers , weer parmantig , nu hij het verhanselde wezen van Jan ziet . ,, Wou jij je broodheer te lijf ?" Jan Pluk geeft geen weerwoord , hij heeft geen stem meer . Hij begint rade - loos te snikken en loopt dan weg : wag - gelend en geslagen gaat hij door het veld . ,, Je hoeft niet meer bij me terug te kommen !" roept Govert Wimmers hem grimmig na . ,, Ten avond zal ik mijn nuuffe daggelder je laatste geld laten brengen , dan hebben we niks meer van doen met mekaar !" Maar Jan Pluk hoort dat niet meer . Hij vlucht naar zijn armtierig huisje , hij vlucht voor den mateloozen haat , die hem een oogenblik heeft overmees - terd . Verschrikt en geteisterd denkt hij aan de woorden in het Boek ; de woor - den , die zeggen , dat de zachtmoedigen de aarde erfelijk bezitten zullen . Hij is geen zachtmoedige , neen ! hij heeft den barren haat laten regeeren in zijn hart .... Jan Pluk is gebroken , hij weet zich een zondaar en kan nog slechts stamelen om genade voor zijn kwaadaardig hart . Voor zijn zachtmoedig hart , maar Polen , giro 5398 . Ten name van de ' Nederlandse Stichting Hulp Polen ' te Den Haag dat weet hij niet .