Tekstweergave van NL-WbdRAZU_SC_1956-B_389

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
19m vrijdag deo jaargang zeist bunnik t^tr -rj kiifijwsblad voor driebergen-rusenburg maarn werkhoven austerlitz doorn odijk ^^^r ^q^ leersum amerongen langbroek kerstverhaal bikkel cothen wuk bij duurstede jongens gen nijen zien speelgoederen best meisjes algemeen begeerde elkaar verdrin- kunnen lekker- nieuwsblad voor hebben drukke stemmen hun kerstnacht kerstnummer rembrandt der was hen dood gevolgd hun kloppen de- voordeur hendrickje opent oude trouwe waar dat was als lopen mensen dan natuurlijk drietal groepje aan kerstgebeuren ook achter bethlehem uit had vreem- naza- laten kans reth niet delingen komen net viste meer kerstfeest voor goed jaarlijks weerkerend als zien brandt gestorven teruggekeerd kerstmis schijnt kinderen boom hem vieren toe met dat hun kinderen zijn huls vriendjes eigen ztjn plaats geen oog oog met jongetje uit werken vaders over evenement gasten rembrandt naar brengt grote zrjn atelier jeugdige geld actie dames gaderen raad zakenmensen drukte met hebben heren verkeer sjouwen kerstfeest gezellig post van storten moeders weet overbelast winkeliers comlté's bijna wat maken zich ztjn extra- geen ver- van net grote met drukke lier ijver drie haald pieren hangen weer draven ladder blij jongens huis hebben versieren ster kinderstemmen fie gezang wordt jongens die bovenin kerstboom erken onmiddellijk heidens van geschater grote met meisjes kerstboom trap lawaai zolder zilverpa- haastige gevuld maken stellen heen ate- van met ge- kou druilerige natte regen met mist kerstavond van zoon zie ogenblik maar heel durven gods misschien mijn beer ontmoeten stilte hart kunnen vinden staat waarin tempel zeggen voor waarin wij toch ztjn open wij was herberg nis voor kind neergelegd geen woordingera grote die haar werd plaats „omdat luiden ons herberg haar geboren was van verhaalt man voor aangrijpende voederkrib kerstgeschiede- karavanserai hoe dorp hen haar stal marla's omdat geen kind be- plaats modderige sterdam straten liep rembrandt over slapende grachten van am- zwaar werd had avond deze vooral hem eenzaamheid die kind waarop we- dat zijn met warmoesstraat schreden bonte ook uitstalling richt waar bijna naar onwillekeurig hoek troepje winkel der staren naar |1| |l| i'i hem uit zijn huis gedreven plaatsen druk zal gaan opdat met zitten niemand beleggen reld van voortijdig onze wachtte zbn nog invloed huls betere druk nog met meer plaats welvaart streven wij nog hebben nog naar gezelliger meer kunnen schap van hadden ner kooplieden vond zochten zich publiek geen van boven weerklank dan hem had zijn afgekeerd' hij beroemdheid bij verloren zijn volk zijn kunst ging vrienden zichzelf steeds begrip wilden die ernstiger minder der laten rijke sljn afstralen reders besonke- vriend- gunst want hollands grote kunstenaar was eenzaam alleen saekla bun luj verloren had moe- ztjn kinderen als bethlehem ten tijde van beschrijving nog dan hebben druk eindelijk veel druk kerstfeest gehad hebben kind kerstboom zijn krant vaak dat étalages gezien uitgekeken plaatjes onder voor begonnen beu nog kerstfeest zijn bij ons ook geen was wonder plaatsgebrek bethlehem gril van door vele moer maar kaarsjes minder als branden boom klaar wordt ru- gezicht van ons kribbe hebben goed geen kerstfeest zien druk engelenzang met onze maken mens- ho- be- zelfs lievendheid anderen reiden ren dat geen druk dorp worden keizer stamden ingeschreven moesten weer allen heen die uit dit met mensen kerstboom zien drickje kerstliedje maakt zich aanheft die bij kinderen velen hen voor voegt stil tot eerst hen- schrille on- zün kinderen vermoeid reiken zij opgewonden huis van van geluk schilder be- verlies was van geld hun logies hadden natuurlijk besproken van voren reken maar geen plaats zwaarste slag voor hem geweest zijn ging uit warme naar alle sympathie kinderen zijn liefde vandaar dat met sprongen pensionprijzen omhoog gingen bethlehem „het geoefende roert vuur kinderstemmen gevoel zingen dat ont- met hoekje bekijkt rem- vanuit schilder uit zijn gepeins gewekt deren althans slopjes zijn arme kerstavond kinderen zien stegen wat bezitten zijn die andere uit gevlucht grau- kin- hun king goeds van toewaait" slechte deze wind" stad „die dacht niemand bevol- iets middenstander relaties steekpenningen had was uit geen dan nazareth geen geld voor voor plaats die die kleine looien geen handen ven maar kleding van zij zijn schijnen kou blauw geen waartegen bescherming hun niet lichamen voelen biedt dun- be- vonden drukken tel tenslotte maar garage eens modern rustig naast plaatsje uit ho- nog erg blij daar waren meisjes met jongens als bij groot was boodschapper gekomen aanbreken nieuws brengen van dorp dag binnen reed vre- kerkklokken voelt brandt brek naar zich ven ken luisterend rijk sterk aan weldra goed weinige kan vreugde tot hun maken hen observerend wat armoede hun voelt hun waardoor midden aangetrok- hunkering kinderle- hun rem- ge- hij hij roepen gen van bewondering verlan- uit- hun scherp luistert hij naar hem deze jongens trokken donker blos schittering van genot oude hun huis ogen wangen weer zrjn ver- stil atelier alleen mee slagen ronde koper trekken warme fluwelen gebogen zit rembrandt mantel schets muts waarin graveert over zich hij met hoofd heen forse stuk ge- met brandt enkele olielamp hemmers daar niet behoeven boos aan die zien bethle- werden kinderen stad was eivol oosten alle dagen geboren maakte veel drukte maakt niet men daarover zo- kind dat dit meisjes eigen bewust uit met kinderen arm hem impulsief zijn mee verlaten nodigt plotseling gaan als hij n(j zijn hen on- „jelui zijn avond warme kinderen graveerstift hart herinnering die tederheid met hij kon besturen diep die schenken steeds aan zijn medelijden vreugdelo- hand zonnige vervult met heeft heel immers herders hebben hun niet bijzonder als zouden niemand had verkondigd kind engelen-boodschap zien zou ook zijn niet weten dat geweten kon krijgt rijke kwiek rembrandt „nog zonder belofte mooier van meisje warmoesstraat" verwondering volgen gaat wfnkel dat wat voorop alle weet hebben twintig rozengracht over met dan wilt." hem deze die neen mensen letten was hadden echt niets bijzonders druk die nacht bethlehem geschiedde wonder toch wereld ter christus kwam htj menvatting zijn werk machtige schtes zou opgezet stuk worden dat als van begin geheel van sa- hebben zouden als die mensen precies bethlehem gehandeld werd volgende kerstnacht kerstfeest stuk pas 1648 voltooid van begonnen 1649 bazar waar kinderparadijs over van schilder troep aan winkel geeft naar eigenaar ztjn brengt achterste beschermelingen die gedeelte druk- daar kunnen had ven zouden hebben ons eigen met ook onszelf vlerkante veel metertje druk handha- ge- ontstond stuk" kend waarvoor kocht als genoemd prachtige van „honderd rembrandt naar doek dat gulden- prijs be- ge- dat aanvoeren alleen bevoking wij hebben van niet bethlehem excuus kon zekere geen zijn tijd jozef baby uit geen nazareth aandacht geen zi)n voor vrouw plaats alleen die had zij nieten raad ren nougat tuigde hebben kend poppen jes duiveltjes-in-doosjes ongestoord dingen van goudpapier alle fregatten verpakt uit poppen fluitjes allerlei die kleuren zoeken overstelpende van sabels zuidvruchten volle kleine ritselend kind schoeners volledig wat marsepein honderd vreugde rijk trompetten spiegeltjes zij maken willen kaars- voor- opge- ande- figu- blin- ge- scharen bethseda goddelijk schijnt geven van beelden zondheid medelijden christus roep liefde christus rembrandt tot die die heft licht gezeten tot allen woorden hij hij genezen kinderen ztjn overstraalde hebben aan lijdenden zegenen zieken wereld hand van gehele willen deze bron troost over teruggaf vrede gaf figuur leven ver- ver- van van ge- wij her- wij weten meer beter denken der ook dit jaar weer won- niet ook hebben maar druk wel oude dorp vele daar tijd klein schoenmaker jaren oostenrijk aandachtig huisje naar geleden aan letten kribbe zijn rand eerbiedig woonde hebben vrouw van gaan wij schenken winkel breestraat van reusachtige zakken dam naar troepje verlaten volgen kerstboom handen ztjn vijf zwoegen huis rembrandt sterkste vol kinderen met mét jongens joden- over ge- hijgend door schakering ziel vooral groots dit omdat rembrandtswerk meesterlijke schilderij concept van rembrandt licht door heeft uitvoering schaduw gelegd btj zijn heerlijke uitstek ganse van die steekneus hem had daar jawel hoor vragend keken was die eerst es" ren gebeu- zag koetsier juffrouw cheffin oplettend hield waar ken" tuj woonde kwam eens ku- ogen deur van chef hoek van toonbanken gaten grote warenhuis druk kon had rietje weinig hij deze had aardse eenvoudige verdeelde bezittingen 1üj schoenmaker maar wat had zei „gevallen juffrouw koetsier handen kortaf vuil gemaakt" man die nauwelijks direct hulp aan hebben misschien moest veel klant lang kletsen met die stond éne truus 'edat mden tot warenhuis aanknopen gelegenheid van denken tedere niet moest truus fikken zag langs jongetje speelgoedafdeling getrainde gleden haar toen terug trok gerustgesteld zijn hoofd weer digheid was iedere welkom derdak raam vermoeide zinnebeeld avond brandende zocht teken van liefde scheen van reiziger zijn voor van kaars gastvrijheid dit huisje deze die licht die mensdom edelmoe- naar plaatste htj als voor voo eer «j» raad aan wist dat zaak verraad was ver- deuk komen kreukbaarheid pantser van haar on- ge- was zaak trouwe had dienst haar deze toewijding positie twintig aan bezorgd jaar zes klein groezelig handje strekte misschien als directie wist ipyi aarzelend blikken brandweerautotje schuldig uit naar oorlog overviel brak als uit periode zenden vernietiging boodschap kleine dorpje van kaars verscheidene van maar hoop hongersnor^ zun nooi enj jar*rr> ontberingen v< kon haar baantje kosten spoelen hoe onder jongetje kraan onhandig stond zag haalde haar schouders loezelig gezichtje rechts wendde keek snel zich nog haas- één dodelijk verschrikt grote grijze ogen twee •ojrw koetsier juf- staalblauwe ogen van •heen dood stukje verlammen vogeltje speelgoed liggen hand bleef kind van arm „waarom deed dat?" vroeg zweeg zen nen dieren moeilijkheden andere maker teisterden sneuvelden stierven dorpelingen zijn leden vrouw oogsten doch dorpje minder onder kleine mislukten geliefde schoen dan deze jef voegde „dat was streng stelen aan wat toe deed' bangelijke ogen was blik alleen die grote verwonderde grijze jongen oplettend nam winkeldiefstallen juffrouw koetsier wist alles van dan reeds meer hij gekamd onbestemd waren zag heel z'n groezelig grauw blote waren knieën maar uit z'n oud z'n haar kleren beetje niet boeren elkaar maker ontmoedigd van" bespreken dorp geluk afgemat van kwamen avond schoen- bij zeker iets „er eens ster kalm volgen had van ruige maar mantelmouw haar ijzig grote magere verzocht boodschappentas hand haar draag- gelegd even routine kende „hoe aarzelend heet kwamen waar woorden woon je?" zat weging iets nimmer maakte waartoe jongen staat juffrouw die had schuw zichzelf onwillekeurige geacht koetsier bij nooit tafel deed ofte be- oogde omhoog zag die ogen iets zijn als hoog wangen rode dankbare kleur maar glans opeens schoot knip- moeder hoofdbeweging begreep naar bed duidelijke»' maakte bijzonders gespaard zei „misschien van voor met ongelukken." hem dorpelingen zijn hrj kleine wordt kaars" altijd „laten ten die grote ogen oplich- zag schrik warenhuis worden flikkeren wereld raam boodschap uitzendend dit daar verspreid mooie van ieder aan die gebruik liefde land miljoenen nooit kerst- hoop over hier oud kaarsen voor boom zal vandaag gehele vreugde schreef adres haar zakboekje terwijl bidden mensen neerkniel- luidden den was nooit tevoren maar dit niet bureau keert schichtig nu* meer zag terecht!" zei tussen hem zien deur anders verdwunen „meteen uit mensen kom laat rechtsom- onzeker ze." gen „ben „moeder „waar zacht nog licht niet moeder?" naar bed" bed?" zei vroeg jon- eigen metalen „wat stem doe zakeujke maar daar?" klank die bezat hoorde van niet anders haar -vreugde diepgevoelde geweest kerstfeest- als de- vrede zulk dag wij ten tovermiddel boeren dag avond toevallig ook voor raam zien hun kerstfeest eerste van kaars was is." vergadering dat ieders avond voor dag huls was ons geheimzinnige dat hielden waarop raam verlichtte kerst- kaars zet- die ogen van dat kind men" maar mag zei vast juffrouw zeker wel daad koetsier even binnenko- woord voeg- jongetje slikte zweeg drempel boeren „het kaarsen zij van „(he waren zijn onze moeten waren geleid aan geboortedag" gebeden christuskind met kaarsen" hebben nooit steken ontzag hebben vergeten fluis- naar ver- ge- vuld terden onze antwoord bracht onze avond tot al- stond als aan plaats genageld toonbank scheef tussen lag andere blikken autootje van bang verdrinken hondje dacht punt net leen die grote ogen leefden kinderen konden onzeker doen dwaas dwaas juffrouw was koetsier ouwe wist sentimentele dat gezond verstand heel haar zat nog uit even jonge kussens later vrouw stoel haar oprichtte die mantel zich keek moeizaam nog naar aan dacht bed „freek" jongen zet „nou gauw naar wit van slaap" ziet naderen verte zag étalage-chef hand jongen van snel greep „es" had dend was moeten haar zwakheid zeggen streng „kom gebie- mee'' pat mee" zei „kom wist mis dit was nacht- zachte harten toen hoop kaarsen mantel van ochtend tevredenheid van dorpelingen brandden sneeuw werd bedekte vulden gehele dorpje zette stille stappen waarin welijks zich straat die als weg flauwe met haar wees rem brachten gaslantaarn burgerwoningen haar naar voet- nau- moeder geven niet als gehoorzaam vertrouwde juffrouw goenacht hebben verdween netjes ruj beetje hebben hij nog hamd schichtig gekust steeds zijn ge- ztjn ogen pleitten sentimenteel wat ben kerstverhaal begonnen net zei „toevallig „in sprak magneet zoontje" hoorde tollet snel duwde jongen be- handen" vuile „wat pen belde van aan kind hoorde voetstap- opeens stond vervolg pa» rispte draalde kraan open