Tekstweergave van NL-WbdRAZU_DLC_18920326_009

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
T T e i . aa 3 { e _ DERDE BLAD VAN DE LEERDAMSCHE COURANT JaarcanG, van Zaterdag 26 Maart 1892. Dit nommer bestaat uit drie bladen UIT DE OUDE D0O0OS. Rechten, plichten en proeven van de gilden. Elk lid van een gilde mocht vrijelijk zijn handwerk uitoefenen, en dat mocht hij alleen, met uitsluiting van alle anderen die niet tot het gilde behoorden. De concurentie _ was dus niet zoo scherp, als tegenwoordig bij de algeheele vrijheid van mededinging. Toch werd de bepaling op dit stuk wel eens ontdoken, wat zeker in grootere plaatsen gemakkelijker zal gegaan zijn, dan in kleine. Immers, er waren wel ambachtslieden, niet zóó bekwaam in hun vak, dat zij een goed proefstuk kon- den leveren; zoo iemand kan om die reden geen deel hebben in het gilde, zoc- dat het hem dan ook verboden was, iets te maken en te verkoopen, wat op zijn handwerk slechts eenigzins betrekking had. Maar om den mond open te houden, was hij wel verplicht te werken ; dat werken geschiedde echter altijd zooveel mogelijk n ’t verborgen, opdat geen der gilde- broeders het merken zou. Kwam er iemand bij den sukkel binnen, terwijl hij aan den arbeid was. dan vluchtte hij met zijn werk als een haas naar een veilige plek, b.v. naar den zolder, die men oudtijds ook wel het beun noemde, Om deze reden werd elk, die zijn vak maar half verstond een beunbaas genoemd, wat zoo gebleven is tot op dezen dag. Behalve dat niemand dan de leden van een gilde hun gemeenschappelijk bedrijf mochten uitoefenen, was het bv. ten opzichte der smeden aan ieder ander verboden om van buiten eenigerlei ijzer, tin of zilver in de stad te brengen en dit te verkoopen anders dan op de jaar- markt. Zelfs mochten zij, die oud blik-, koper-, tin- of ijzerwerk verkochten, niets daaraan herstellen ; dit moest bepaald door een meestersmid geschieden. Genoemde voorrechten van een gilde- broeder gingen voor hem verloren, als hij twee jaar ‘buiten de stad gewoond had. Overleed hij echter alhier, dan trad zijn weduwe, als hij die had, geheel in zijn plaats, zoodat zij met knechts en leerlingen de zaak kon voortzetten. Hertrouwde zij evenwel met iemand, die niet tot het gilde behoorde dan bield dit op. Was een broeder ondanks zijn arbeid niet in staat om in zijn onderhoud te voorzien, dan kreeg hij geldelijke hulp uit de gildekas, waaruit na zijn dood, ook zijn weduwe ondersteund werd, als dit noodig bleek. Elk lid dat gestorven was, werd door medeleden begraven, indien de familie ten minste, geen anderen daartoe had uitgenoodigd. Uit het laafstgezegde volgt, dat de broeders bij den dood van een hunner verplicht waren de begrafenis bij te wonen, waar zij moesten verschijnen gekleed in een langen mantel. Het dragen van lijk geschiedde door de acht jongsten althans, gelijk ik zeide, wanneer de familie dit goedkeurde. “Een ander hunner verplichtingen was om zich te onthouden van het onttrekken van leerjongens aan hunne medeleden, vóór die jongens hun leertijd hadden voleindigd. Eveneens was het hun verboden, waren te verkoopen, die niët tot hun ambacht behoorden. | Daar de gildeleden onder bescherming van wetten en verordeningen stonden, zou men allicht denken, dat velen van hen het met hun werk van tiijd tot tijd niet zoo nauw zullen genomen hebben, of dat zij hunnen medeburgers voor al wat zij lever- den het vel over de ooren konden halen, wetende dat men ten laatste toch genood- zaakt was, in hun handen te Vallen. Dit was ochte_r geenzins het geval. Er beston- den bepalingen, dat de smeden hun werk tegen een redelijken prijs moesten leveren zoodat men er geen klachten over mocht hooren, Ontstond over den prijs of over den aard van het werk tusschen een gilde- broeder en een particulier verschil dan moesten dekens en overdeken hierin uit- spraak doen. Een vorige maal gewaagde men reeds van den eisch, aan ieder, die lid van een gilde w_ilde worden, gesteld, om door het vervaar- digen van een proefstuk aan het einde van zijn tweejarigen leertijd te toonen, dat hij zijn vak meester was, Dit werk moest ge- schieden in tegenwoordigheid van dekens en overdeken, die het stuk beoordeelden, Werd het goed bevonden, dan betaalde het nieuwe lid zijn entrée, de belooning voor den gildeknaap, een vaste som voor het onderhoud der gildepelle en een voor de weduwenbeurs; daarna kreeg hij een geze: geld bewijs van meesterschap. Zichier een lijst der proefstukken, te maken bij de verschillende afdeelingen van het smedengilde: Voor een slotenmaker, een voorbamer van tien pond zwaarte en een dag- en nachtslot; voor een hoefsmid, een „kuiperbaarse“ en een ploegschaar; woor een zilversmid, een „Hansje ín den kelder“ (dit was een kunstigen zilveren of gouden drinkbeker, in welks midden zich uit een heuveltje een knaapje verhief) en een toevouwende lepel met hollen steel; vooreen goudsmid, een filigrain(draadwerks) gouden buisje en een ‚„moesring of suffe‘; voor een glazenmaker, een glazen lantaarn; voor een tinnegieter, een geslagen tinnen schotel van drie pond en den vorm om dien schotel te gieten; voor een loodgieter, een pomp uit plat lood; vcor een horloge- maker, een schakelrad voor een ijzeren torenuurwerk en voor een koperen zakhor- loge; voor een koperslager, een koperen schuit en een roodkoperen putaker, uit een platten bodem geslagen; voor een blik- slager, een blikken komfoor en een kruid- doosje; voor een messenmaker, een scheer- mes met het heft, BAVO. I E E E llerlei. De drie mannen, die zich te Valpa raiso (Chili) vergrepen hebben aan zeelieden van de „Baltimore“ zijn door den Chileen schen rechter Forster gestraft met 920, 320 en 140 dagen gevangenis, Twee hunner moeten tevens schadeloosstelling geven aan de families der door hen verwonden, e e i s Binnenland. Omtrent het Haagsche Krankzin- nigengesticht werd door den heer Goeman Borgesius een interpellatie im de 2e Kamer gehouden op Dinsdag 22 Maart j.. Daarbij wees hij op hetgeen in de laatste dagen geschreven is over den toestand ‘van de krankzinnigengestichten, speciaal over dat te ’s-Gravenhage, waardoor een schok is toegebracht aan het vertrouwen, dat de patienten van allen rang en stand volgens de eischen der wetenschap worden bebandeld. Is die toestand echter wel waar? Heeft men hier niet te doen met laster, overdrijving, fictie of fantasie, Is het fond van de critiek waar? Daarover moet meer licht opgaan. Dat is het doel der interpellatie. Doodzwijgen mag men deze beweging niet. Zoo heeft ook de Haagsche gemeenteraad het begrepen. Het Haagsche gesticht is wel eene zelfstandige instelling, maar staat toch onder’ toezicht van het gemeentebestuur, dat een groot deel der behoeftige krankzinnigen daar uitbesteed heeft. Geen wonder dan ook dat de heer Hijmans van Wadenoijen daarover interpelleerce en tot antwoord kreeg, dat het gemeentestuur aan de in- specteurs de vraag gesteld heeft, of men de arme krankzinnigen veilig in dat ge- sticht kan laten verplegen? Het publiek gerucht zegt dat het antwoord der in- specteurs niet bevredigend is. Dit was te verwachten, met het 00g op vroegere rapporten van het staatstoezicht envan de inspecteurs e In 1884 verklaarde de minister Heems- kerk dat hier te lande geen slechte be- handeling van krankzinnigen voorkomt, Inderdaad zijn de verslagen voor 1884 vol lof, maar in de verslagen 0. . van 1888 en 89 worden ernstige klachten vermeld uit verschillende gestichten, waar de inspecteurs ’s winters onverwarmde cellen vonden, In het verslag van 1889 wordt van ernstige mishandeling en ver- waarloozing gewag gemaakt, o a. van een meisje, welks teenen bevroren zijn door nachtelijk verblijf in de koude cel. Ook van ontvluchtingen wordt gewag gemaakt 1m twee gevallen, zelfs zonder vermeldino van de plaats waar de vluchtelingen zijn terechtgekomen. Voorts wordt melding ge- maakt van zelfmoorden, En vermoedeîijk is van al wat gebeurd is, nog niet eens gewag gemaakt, en alle Lesturen zouden dan ook wettelijk verplicht moeten worden van dergelijke feiten kennis te geven, onder bedreiging met strat, gelijk voor de fabrieken bestaat. De inspecteurs meenen dat het toezicht vooral van de lagere beambten veei te wenschen overlaat; dat [het medisch toezicht verscherpt moet | worden en er ook eene waakkamer in de gestichten ontbreekt om ongelukken te voorkomen Vooral het gehalte der lagere beambten die voor hunne taak ongeschikt zijn, laat te wenschen over en eischt verbetering, van daar zulke treurige resultaten. Nu kan men, wordt misschien gezegd, de be- stnren niet verplichten beter personeel aan te stellen, Toch wel; eene goede inrich- ting van de gestichten is een onderwerp van staatszorg. Men moet eenige eischen stellen van bekwaamheid en ervaring en doen de bestuurders dit niet, dan moet de staat dit doen, en zeer zeker, zal het mogelijk zijn, vooral in de toekomst om opgeleide verpleegsters te krijgen, Wat bet medisch toezicht betreft, aan toewijding ontbreekt het den geneesheeren niet, maar er zijn te weinig artsen voor de gestichten, hun is niet voldoende macht gegeven en zij zijn niet allen in de gestichten inwo- nende, waardoor gestadig toezicht ontbreekt Eenige jaren geleden werden te Vucht voorstellen in den geest van beter medisch toezicht stelselmatig verworpen. En toch komt het daarop nog meer in krankzin- nigengestichten aan dan in gewone zie- kenhuizen. Past men nu die beschouwing toe op het gesticht in den Haag, dan blijkt het dat daar geen inwonend ge- neesheer is, geen directeur-geneesheer, geen geschikt personeel, Voorts geen waak- of observatiekamers geen afzonderlijke kamer voor geneeskun- dig onderzoek. Zelfs geen atzonderlijk vertrek voor de doctoren, geen afzonder- lijke gelegenheid tot verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten. Dit laatste echter is een punt van twijfel. Men scheen in het gesticht zelf niet te weten of er eene zoodanige kamer is. Voorts zijn de zie- kenzalen klein en de cellen niet beboorlijk ingericht. De dagverblijven voor onrustigen zijn overvol. De totaal indruk is dat bet Haagsche gesticht niet ‘in elk opzicht slechter is dan andere gestichten, maar dat daar alle gebreken van de verschil- lende gestichten’ zija geconcentreerd. Toch is in 1888 van regeeringswege nog toe- gestaan de uitbreiding van bet getal verpleegden in dat gesticht, maar de inspecteurs stelden daarvoor eischen, doch nochtans getuigde het rapport van 1889 dat daaraan niet voldaan was en de oude gebreken nog bestonden; dat enkel de aanvoer van te veel lacht in de cellen eenigszins was getemperd door ijzergaas, hetgeen echter niet belette dat een meisje de teenen waren afgevroren, waarvoor eene strafvervolging is ingesteld. Daaraan is geen gevolg gegeven, omdat niet was uitgemaakt, of de bevriezing was toe te schrijven aan koude of nalatigheid. Dit nu is oud lood om oud ijzer, De vader van het meisje heeft echter eene actie tegen de regenten willen instellen, waarop het bureau van consultatie de regenten heeft ontboden; een advocaat werd toegewezen, maar er is eene be- schikking getroffen tusschen den vader en de regenten. Dit is echter een feit dat niet alles bewijst, want men heeft toch te letten op den algemeenen toestand waarvan de rapporten gewag maken, Spreker heeft bemerkt dat, hoewel geen bepaalde mis- handeling, dan toch ruwe bebandeling plaats heeft, gemis van samenwerking be- staat tusschen de leidende machten en het gemis van beset aan zedelijke verantwoor- delijkheid bij hoogere en lagere beambten In het Haagsche gesticht werd eene pa- tiente op een hoop stroo gevonden met de handen op den rug gebonden. Deze is overgebracht naar Vught en daar is zij reeds menschelijker geworden. (Wordt vervolgd). Hoewel het programma der feeste. lijkheden ter gelegenheid van de eerste. steenlegging van het nieuwe Universietijds- gebouw te Utrecht door H M de Koningin nog miet geheel is vastgesteld, is men echter overeengekomen, te zullen overga-n tot het organiseeren van een gróoten alie- gorischen optocht. Veel vereenigingen en bonden van betere en mincere klasse heb- ben reeds hun medewerking daarvoor toegezegd, en ook die der heeren studenten zullen hieraan meedoen, zoodat aan het slagen van dit plan niet valt te twijfelen De commissie belast met de uitvoering heeft het plan gevormd om de photografieën der verschillende groepen aan HH MM de Koninginnen aan te bieden. H M de Koningin-Regentes heeft de uitnoodiging aangenomen om met de Koningin deel te nemen aan een diner, dat HH MM zal worden aangeboden door de gemeente Ütrecht bij haar bezoek in Juni 4 8 aldaar. Voorbehoed middel tegen de witte scheit van jonge kalveren. Door jaren ondervinding van vele vee- houders overtuigd, hebben zij dit middel met goed gevolg aangewend, waaraan zij het behoud van hun jong vee te danken hebben. Een pakje à 10 cent is doorgaans voldoende voor een kalf, Gebruiksaanwijzing. Men neme een pakje kalverpoeder, voege daarbij een halve liter melk en klutse daarbij een a twee eieren, dit mengsel geeft men in twee keer in, de eene helft des morgens en de andere helft des avonds. In de meeste gevallen wanneer men niet te lang gewacht heeft, waar- door het beest verzwakt is, zal men onder- vinden dat het beest behouden is. Men geeft het beest nog eenige dagen smorgens een liter melk met een of twee eieren. Verkrijgbaar bij J. C. Woortman drogist Neude Utrecht. De ondergeteekende verklaart boven- staande poeder met goed gevolg vele jaren gebruikt te hebben en beveelt dezelfde met vrijmoedigheid aan. A. VAN DER Louw Landbouwer, te Honswijk. Prof A A W Hubrecht breekt in de ‚‚N R C“ een lans voor de aanneming door ons land van den midden-Europee- schen. Men zou dan van Rusland tot de Noordzee een tijd hebben. Voor ons land zou de zon dan 40 minuten later onder- gaan, zoodat men hier te lande eenige millioenen guldens op de kosten van ver- lichting zou besparen. Ter algemeene kennis, Ewordt gebracht dat de invoering der nieuwe Postwetop 1 April a s, de volgende buurten en lokaliteiten wor- den gerekend 1e behooren tot den kring van het hoofdkantoor waarop dus het lager port der brieven bedoeld biij art3der Wet van den 15 April 1891 (Staatsblad no 87) van toepassing is Het port bedraagt 3 cent per 15 gram en 5 cent boven de 15 gram tot en met %00 gram. W Brieven van zwaarder gewicht zijn onderworpen aan het gewone briefport, POSTKANTOOR VREESWIJK. Kring van JUTFAAS. ’t Blok, Bongenaar, Fokkensteeg, ’t Gein, Hoogt, Hoograven, Hoog- ravensche dijk, Laag Raven, Lieschbosch, Nedereind, Oudengein, Overeind, Plettenburg en de forten, ’t Veldt, Wiersdijk (gem Jutfaas.) Kring van VREESWIJK, Klaphek, Vullekop (Groot en Klein,) Wiersdijk (gedeelte gemeente Vreeswijk,) Waaldijk, A F de Leeuw. TULL EN ’T WAAL. Honswijk fort en Buurt tot aan Calenborgsveer en Zeldenrijk, Rietveld, tot aan de Biesbosch, Korte Uitweg fort en Waalsche wetering en Lunette Buurten enz onder IJSELSTEIN : 1 Achtersloot, 2 Achthoven, 3 Broekpolder, 4 Eiteren, 5 Hoo. gebiezendijk, 6 Hoogeland, 7 IJseldijjk, 8 Knolle- manshoek, 9 Lagedijk, 10 Lekdijk, van de grens van Vreeswijk wijk A 104 tot de Breedsteeg, 11 Looibrug, 12 Steenenkamer, 13 Steenfabrieken nommerreeks 325 tot en met 343, Veld (het), BENSCHOP (hulpkantoor) Het Hemeltje no 1 eerste huis zijade IJselstein, Polsbroekerdam n0 121 laatste huis zjnde Polsbroek. LOPIK (hulpkantoor), Achterdijk, Graaf (de) Kabouw, Lekdijk (van de Uitweg tot Breesteeg), Lopikerkapel, Posthoora (de), Uitweg (de) Zevenboomen, Zevendor, JAARSVELD (hulpkantoor). Koekoek (de) Lekdiijk (Een woning tusschen Jaarsveld en de Uitweg). : POSTKANTOOR OUDEWATER, Hoenkoop Pavekop en Diemerbronk, Saelrewaard (de Waard) Snelrewaard (Lange Linschoten tot de Vrouwe- brug) Tappersheul, Willeskop. Hulpkantoor LANGE RUIGEWEIDE Driebrugge Langeruigeweiden, Ruigeweide, Hulpkartoor HEKENDORP. Goejanverweller: sluis (Goverwelle), Hekendorp (Buurt), Hoogebrug,