Tekstweergave van NL-WbdRAZU_DLC_18920326_006

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
12 ure zullen aán de kazerne van ket 1e Regement Veld-Artillerie te Utrecht publiek worden verkocht: 45 op reform gestelde paarden aldaar gedurende drie uren voor den verkoop - te bezichtigen. Daartoe gemachtigd door Zijne Ex den Minister van Oorlog heeft de (hef van den Generalen Staf den ondergeteekende opgedragen voor ver- scheidene Heeren Kapiteins van den Generalen Staf een cursus te houden in de Stenographie. De cursus heeft Zaterdag den 12e Maart van 3—4 uur een aanvang genomen in het gebouw van den Generalen Staf. Het Leerboek der Nederland- sche Stenographie door J L Wery zal daarbij tot leiddraad strekken. In overeenstemming daarmede en om de steno- graphie ook onder het Leger meer bekend te maken, heeft de ondergeteekende het nu zoo in- gericht dat degenen die het stelsel willen bestu- deeren en op plaatsen wonen waar bij zelf geen cursussen kan houden, dit door midde] van lessen per correspondentie kunnen doen. Vindingrijk. Da nieuwe tijd. De Utrechtsche hoogleeraar J d'Aulnis de Boureuill wijdt in het Utrechts Dagbl een beschouwing aan de gevolgen, welke een vervanging van’ den zonnetijd door den spoortijd voor onze maatschappij zou hebben en ontwikkelt daarin hoofdzakelijk dezelfde bezwaren als door ons reeds zijn aangewezen. Wanneer onze bezigheden alle twintig minuten verlaat worden, zal het Nederlandsche volk elken morgen twintig minuten meer verslapen en des avonds twintig minuten vroeger van kunstlicht gebruik maken. Dit geeft een verlies van 120 uur kostelijk zonnelicht per jaar yoor ieder Ne- derlander die naar de klok leeft, Wannoeer het kunstmatig vroeger invallen der duisternis aan ieder ingezeten niet meer dan een cent per week kost, dan brengt zulks voor onze natie eene meerdere uitgave mede van f 2,340,000 jaars, Deze som overtreft de gezamenlijke divi- denden onzer beide spoorwegmaatschappiijen, en overschrijdt verre weg alle uitgaven voor het hooger onderwijs in Nederland. De hoogleeraar stelt ook de vraag, of de voor- genomen verschuiving van den klokkentijd niet strikt genomen met de bestaande wetten strijdt. Zoo is het in de arbeidswet bepaald, dat de door de wet beschermde personen niet vroeger dan te 5 uur des voormiddags en niet later dan te 7 uur des namiddags in fabrieken of werk- plaatsen arbeid mogen verrichten, Het hier be- doelde middaguur is de zonnetijd. Mag nu door willekeurige verzetting van de gemeente-uurwer- ken, voor alle fabrieken en andere werkgevers zonder dat over hun belang wordt geraadpleegd een andere dagverdeeling worden ingevoerd. In onze kieswet (art 41) staat da: de inlevering van stembriefjes moet aanvangen te 9 uur en eindigen te 5 uur des zomers en te 4 uur des winters: Dat is weder de zonnetijd of de Amster- damsche tijd, naar de bedoeling des wetgevers. De vraag keert terug, of men in Nederland, zonder tusschenkomst des wetgevers, de klokken overal mag verzetten ? In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorde- FEUILLETON. De Radikale Genezing. 68) (Copierecht voorbehouden) „Het spijt mij,“ zoo begon Grunau, toen hij bij den vrouw van den dokter aan het venster was gaan zitten, dat ik de aanleiding van dezen rampzaligen twist geweest ben, „Gij kunt er u volstrekt de schuld niet van geven, miijnheer Grunau,“ hervatte Diana, en veegde hare vloeiende tranen af. „Zekerlijk waren de brieven, die gIJij mijj vroeger geschreven bebt, en die ik ter herinnering aan den schoensten tijd van mijn leven bewaard heb, de eerste aanleiding tot den twist, maar voornamelijk was een medaillon, dat tusschen de brieven lag de schuld, dat ik mijn woedende echtgenoot ont- vluchten moest.“ „Wat voor een medaillon ?* vroeg Grunau met nadruk, „Dit hier,® zeide Diana, terwijl zij een zorg- vuldig bewaard portretje te voorschijn haalde. „lk erfde het van miijjne overleden moeder,“ „Wie is dat ?* zeide Grunau. . „Het is miijn broertje, dat ik helaas, niet gekend heb. „ls hij dood ? „Waarschijnlijk; is op eene reis in het Harzgebergte ontkomen en men heeft hem in weerwil van alle nasporingen niet weder kunnen vinden. Miijne moeder vermoedde dat hij in eene rots- kloof gevallen en daarin omgekomen was.® „Wonderlijk!S mompelde Grunau en werd nadenkend. : „Wat scheelt u? vroeg de vrouw van den dokter. i „Wonderlijk, zeer wonderlijk !* ;kerhaalde Gruaau en beschouwde opnieuw het portret, .J2, en het was ook wonderlijk,“ zuchtte Diana, „dat mijn man in de gelaatstrekken van dit kind eene gelijkenis met de uwe ontdek- ken kon. „Misschien heeft hij zich niet vergist,“ hervatte Grunau half ernstig, half schertsend, „Hoe ? Wilt giij nu boerten 24 „In plaats van een antwoord /zal ik u de geschiedenis van miijne jeugd verhalen, in zoover ik mijj die herinneren kan.“ # „Wat, misschien ? Gij maakt miijne belangstel- liag op het hevigt gaande. - sLuister dan,“ zeide Grunau. terwijl hij dichter bij haar ging zitten en begon : „Ik herinner mij, dat ik op eene reis met miijjne ouders door een gebergte biij het bessen- plukken, zonder dat mijne ouders en miijne min het bespeurden, enkel uit moedwil een zijwez ingeloopen ben, omdat ik er toen pret in had om mijne ouders door mijne verdwijning eens recht benauwd te maken. „0, afschuwelijk kind !“ riep Diana, die geen enkel woord van het verhaal verloor, „Mijne min,® vervolgde de rentmeester, ik geloof, dat zij Doortje heette.* Het verhaal werd afgebroken door een nieuwen kreet van verbazing. „Miijne min had mij altijd zulke vreeselijke verteilingen van bosschen gedaan, dat ik in mijn onnoozelheid de schoone boschgodin in hare grot wilde zien. In de verte hoorde ik wel het geroep van miijjne ouders en zag de min radeloos de struiken doorzoeken, hoorde haar uit alle macht mijn naam roepen, maar verborg uit jongens moedwil achter eene rots, die door dichte hazelaar struiken beschaduwd werd. Ik bleef zoo lang in mijn schuilhoek, totdat het geroep eindelijk opgehouden had. Toen alles _stül was. kroop ik voor den dag, liep een goed Op Zaterdag den 2on April des middags ten | ring (art 15) staat, dat vaa October, tot Maart zsen exploot of ten uitvoerlerging van vornissen zal kunnen geschieden voor 8 uur des smorgens en na 5 uur des namiddags. Dezelfde vraag keert hier terug. Aan welke verwarringen en processen zal men niet bloot staan, indien die vraag niet door den weigever zelven is beantwoord ? Een geestige circulaire werd dezer. dagen aan de leden van een der societeiten gezonden, Wij gelooven niet onbescheiden te zijn, indien we, met weglating van namen, ze hier afdrukken Lijfsiraffelijke rechtspleging in de Societei *** Het comite der vrijgezellen in de Societeit ** & k Overwegende : : dat door eenige ongehuwde Leden dezer Sociteit is aangegaan eene schriftelijke overeenkomst, waar bij zij verklaren geen voorgemen te hebben zich onder het Huwelijksjuk te krommen en dat de- gene die aan deze overeenkomst ontrouw wordt. zal verbeuren „een anker goeden wijn, ten bate der Leden van de Societeit® ; dat de overeenkomst behoorlijk met hunne handtêekening is bekrachtigd. Overwegende verder : : dat het Lid * * * * pfijkbaar voornemens is, in strijdmetbovengenoemde overeenkomst tehandelen en daarvan reeds of ficieel heeft doen blijken. . Besluit : genoemd Lid weerspannig te verklaren aan dit contract en hem te veroordeelen „tot het „schen- ken van een anker wijn aan zijne „medeleden der Societeit.s : Gelet op de betrekkelijke machtiging van bet bestuur, Bepaalt : dat de uitvoering van dit vonnis op plechtige wijze zal plaats hebben in het Societeitslokaal, op Woensdag den l6en Maart e k ’s avonds te 8/ uren, en noodigt de Leden uit deze afschrikwek- kende ezecutie bij te wonen. Een bericht uit Berlijn van Vrijdag 11 meldt : De gedachtenisviering van den 18den Maart had heden een buitengewoon groot aantal personen gelokt naar het kleine kerkhof in het noordoosten van Berlijn. waar de gevallen barricadenstrijders begraven liggen: De maoifestanten telden bij duizenden en talloos waren de roode bloemen,. die op roed papier gedrukte volksblaadje3 en de kransen met roode linten, welke men zien kon. Merkwaardig was de bij andere jaren verschil- lende houding der politie die de menigte met rust liet, zoolang ziij kalm bleef. Op de linten der kransen, welke op de graven gelegd werden las men opschriften als: „Van werkloozen“; „leve de anarchie !* „van Poolsche socialisten“ enz. Ook door de Duitsch-vrijzinnige arbeiders- partij werd een krans neergelegd. In het alge- meen bleef men rustig; alleen toen een man en eene vrouw, wegens het uiten van oproerige kreten; door de politie aangehouden werden. wil- den een aantal personen hen verlossen, waarbij van de blanke wapenen gebruik gemaakt moest worden. Spoedig werd echter de orde hersteld, welke verder niet meer gestoord werd. e e eind het bosch in, dat langzamerhand dichter werd, tot dat ik van vermoeienis en uitputting op het gras nederzonk. Nu kreeg ik berouw ; miijn kwaad geweten ontwaakte, en liet mij geen rust. Met moeite stond ik op, liep weder terug en riep den maam van mijne moeder en van mijne min zoo hard als ik kon; maar niemand hoorde. mij en ik begon bitter te sehreien. Zachtjes overmeesterde mij de slaap en toen ik ontwaakte, lag ik in de reiskoets van een vrien- delijken ouden heer, den predikant Grunau van Hamburg. „Dus zijt gIJij niet de zoon van, den predikant Grunau ?“ viel hem de vrouw van den dokter dadelijk in de reden. „Ik ben ziijn pleegzoon,* hernam de rentmees- ter, maar hoor verder: „De predikant Grunau brach mij naar Ham- burg; ik beviel hem en zijne vrouw nog meer en dewijl deze kinderloos was, zoo dacht zij met schrikken en beven-er aan, dat zij mij aan mijne ouders zou moeten teruggeven.“ „Over de omstan digheid dat ik nooit weer iets van mijne ouders gehoord heb, kan ik niets zeggen ; maar ik geloof dat mijijjn pleegzoon al het mogelijke gedaan zal hebben, om mij 340 mijne eigen ouders terug te geven. Gemoeg, ik bleef in zijn huis en daak hem dat het niet aan vermaning en tucht heeft laten ontbreken, om van mij, den wilden luchtzinnigea knaap, een fatsoenlijk mensch te maken, Vrede zij zijner asch ! Grunau hield op en sloeg een dankbaren blik ten hemel. : „Maar“ vroeg Diana met nadruk, „waaruit leidt giij af dat mijn man zich in de gelaatstrekken van het knaapje niet vergist kan hebben ?* „Ik - bezit nog het blauwe kleedje met parel- moeren -knoopjes vervolgde Grunau ernstig. dat ik aan had toen mijn pleegvader mij vond.* O broeder, geliefde broeder,“ riep de vrouw van denm dokter uit en viel Grunau om den hals, „Hebt gIJij dat nog? De min, de oude Doortje Leeft nog. Kom, kom, het blauwe kleedje met de parelmoeren knoopen geeft haar het verstand terug. Kom, Robert, kom, broeder !* Toen Gruanau het _ zasterhart aan ziijn boezem hoorde kloppen, toen begreep hij eerst, waarom hij sedert jaren, in weerwil van de scheiding, 240 Diana gehecht bleef, waarom hijijj haar op het eerste gezicht lief gekregen had. Nu ook zeide hem de stem der natuur, dat hiijj van het zelfde vleesch en bioed was als haar, die aar zjn hart van vreugde weende, hard en innig drukte hij zijne zuster aan het hart en een kus op hare bevende lippen + Op dit oogenblik klonk de hooren van den postillon voor het logement en eene koets rolde schielijk voorbij. De vrouw van den dokter, die hare oogen opsloeg, zeeg bijna van schrik neder toen ziijij haren man bespeurde, die zich uit de koets boog en haar, die nog door Grunau omhelsd werd, honend een afscheidsgroet toewenkte. ‘Het geluk van zoo onverwacht den voor dood gehouden en nooit gekenden broeder weergekre gen te hebben, werd wel door deze gebeurtenis voor het oogenblik beneveld, maar de vreugde was te groot om geheel overweldigd te worden door de smart over den verloren echtgenoot. Nadat de bedwelming der vreugde een weinig bedaard was, had Diana niets dringender te doen dan zich met Robert naar hare woning te spoe- den: Nogmaals gaf haar de meid een brief over, maar. weigerde hardnekkig de overgave van de sieutels, omdat haar meester dit baar streng verboden had, zooals ze zeide. De vrouw van de den dokter wees haar de deur, terwijl Robert naar een slotenmaker liep, om de deuren telaten opensteken. Hoe- vroolijk was Diana, toen zij weder in de kamer was waarin Roberts brieven vernietigd werden, Deze gebeurtênis immers was de eerste aanleiding, dat zij nu den schrijver daarvan. als haar geliefde broeder kende, Ter- Prijsraadsel No, 12: . O, sla mij niet op 6, 5 4; Span voor 4, ò 3 toch geen dier, Onmachtig om het ooit te trekken ; Moeht d’ oude vrouw, die haren naam Bpelt met 5, 1 en 2 te saam, U nooit tot spotlust wekken. 4, 5, 3 6 noemt ons de pit Die in ’t gewas en planten zit, In mensch en wortels wordt gevonden. -Helaas! 1, 8. met 5 en 4, Bliijft, als waar h een reed’loos dier Aan zijnen afgod trouw verbonden, Stoort u aan 6, 2 3 toch niet Schoon hij in 4, 2 6 u giet Verschaalde azijn voor zuiver water ! Miijjn 3, 2 4 zag ik graag vol Van ’t volk, dat, wit en rond van bol, Zijn aanzijn kreeg met veel g=schater Maar nu, wat is toch het geheel ? Zes letterg heeft het: is ’t niet veel ! O! ’k zie zijn bloed soms tap'lings loopen, _ Het is een beest, dat schreeuwen kan, Is ’t niet als een vergramde man; Het laat zich dikwijls duur verkoopen, Aan de oplossihngan dit prijsraadsel wordt als prijs verbonden : Jar. Mr. J. H. Hora Siccama. Onze prinsessen. Bijj meerdere goede oplossingen van abonnés beslist het lot. Goede oplossingen worden franco ingewacht voor of op Zaterdag 2 April 1892 met postzegel van ò cent gefrankeerd onder No 12, adres J Olivierse, courantdrakkerij, Vianen a/d Lek. O E L) S OL Lokaal Nieuws. „Ameide Ook hier ter plaatse zijn er neg in leven die van den tijd mede kunnen spreken en is het onderstaande de waarheid. Hier toch wordt de riviervisscher op groote schaal uitgeoefend, Voor een pond zalm (5 ons) betaalde men in het begin dezer eeuw 15 a 20 cents. De historische ui dat de dienstmeisjes vroeger zich niet verhuurden of zij moesten zeker niet meer dan tweemaal in de week zalm moeten eten verplaatst men onwillekeurig in een verleden waar- vah niemand der levenden getuige geweest is. Toeh is ’t niet zoo. Wij hebben een ouden, maar nog wakkeren lezer, die, naar aanleiding van de tegenwoordig zoo hooge prijzen van de visch, ons uit zijne herioneringen mededeelt, dat hij, in 1822 of 1823 als scholier met vacantie bij een zijner bloedverwanten te Schoonhoven te logeeren zijnde daar dagelijks heel veel zalm in de Lek zag van gen. Iedereen kon daar om den lagen prijs zalm eten, Maar men kan van het goede te veel krijgen en daarom maakten de dienstmeisjes als zij in een nieuwen dienst gingen, het accoord, dat zij slechts tweemaal per week zalm zouden behoeven te eten, Dat is sedert veranderd ; men betaalt nu voor een pondje versche zalm f 1,75 zooveel bhetaalde men toen lang niet voor den grootsten zalm. Zoo meldt het N v d D. - EE zelfder tijd las zij den brief van haren man, die van bitterheid en verwijtingen overvloeide en verscheurde hem met een vroolijk hart, omdat z Dnu wisl, dat zij den jaloerschen echtgenoot tevreden stellen kon. Wat verlangde zij naar zijne wederkomst! Ach, zij wist niet dat hij voorne- mens was haar zoo streng te straffen ! Robert mocht heden niet meer aan vertrekken denken. In hun geluk spraken beide af, zoo spoedig mogelijk naar het oude Doortje te gaan, die in een krankzinnigenhuis hare verduisterde dagen sleet. Terwijl beide daar nog over spraken en vertrouwelijk hand in hand zaten, trad Annette binnen. Als door den bliksem getoffen bleef zij op den drempel staan op het zien van he, teedere aar. E Robert en Diara lachten luidkeels, „Wat zegt g van mija gezelschap, Annette 9+ begon Diana. „Ik moet mij werkelijk verwan- deren,, antwoordde zij terwijl zij verachtelijk het neusje in de hoogte stak“ dat gij alle betamelijk- heid aan kant schuift en „Naar uw zeggen is mijn echtgenoot de schuldige“ viel Diana haar lachend in de rede, Maar dat wil nog niet zeggen, dat gij daarom bhet recht hebt, om hem ontrouw te zijn. !* „Ô, zao erg is het ook niet,“ hernam de vrouw van den dokter. sZooals ik zie,* vervolgde Annette op koelen toon, „dan hebt gij wonderlijke begrippen van trouw, „Gij zijt toch de schuld van alles, Annette sprak Diana zoo ernstig, als het haar mogelijk was, ,G wildet immers borg bliijven voor de gevolgen. Maar, opdat gij ziet“vervolgde zij, tven Annetie hierop niets antwoordde, „dat ik niet zelfzuchlig ben, kom dan maar hier naast den heer Grunau zitten. Ik maak plaats voor u! „Wel verplicht, mevrouw ! antwoordde Annette beleedigd. „Nu, dan moest u mij helpen, mijnheer de rentmeester“ ging Diana voort, terwijl zij zich tot Grunaa wendde, die met een lachend oog den twist van de beide vriendinnen aanschouwd had „Maar voorzichtig !* voegde zij er bij, terwijl zij hem den vinger op den mond leide, 3 Acht dagen na dit voorval zat de assessor Pijl op zijn gemak op zijn kantoor eene sigaar te rooken, toen hij een brief uit Florence ontving, De plaats van afzending verwonderde hem wel, maar toen het adres nauwkeurig bakeek, herkende dadelijk het schrift van zijnen vriend dokter Egstein, Spoedig brak hij den brief open en las:] „Waarde oude Vriend ! ‘t Is toch eene zonderlinge zaak, zoo maar onverhoeds met extra post en spoorweg het huwelijlg te ontvluchten, om in een vreemd land de grillige zanggodinnen te gaan huldigen. Daarin zIJn, naar mijn inzien, de Engelschen origineel, Miijn lange lord is geheel verrakking hier op de schoonste bloesems van de kunst te kunnen ronddärtelen en wordt niet moede al de kunst- schatten in oogenschouw te nemen. In de Loggia degli efici (eene kunstverzameling) staat hij uren lang voor de schilderijen en roept telkens: O Titiaan! wie bestuurde uw penseel en roept telkens: O Tiliaan ! wie bestuurde uw penseel ! O Raphael! G zijt onsterfelijk! Van daar spoedt hij zich naar het paleis Pitti; dan naar de Piazza del Grandezza en wie weet al waar heen en voor de honderste maal moet ik hem derwaarts volgen en voor hem miijne wetenschap uitpakken. Wij Duitschers hebben even veel gevoel voor het schoone en bewaren indrukken misschien langer en frisscher in het geheugen; maar men moet geen weggeloopen echtgenoot zijn, wanneer men eene kunstreis maken wil. Ai de Italiaansche fraaiigheden vervelen mij doodelijk, Elke Venus, het behoeft niet eens de Venus van Canora te zijn, hgrìnne_rt _mij aan hare schroomelijke ver- legenheid, die zij aan den jaloersehen Vulkanus \te wijten had, En dan, als ik eene Diana ontdek! 7 : A Openbaar /aanbesteding van het eenjarig coderhoud van de werken en kazernegebouwen enz, te PWoerden en te Wierickerschans, onder het beheer der Genie te Utrecht (Raming f 3400) op Woensdag 30 Maart 1892 om 11 uur in de infermerie te Woerden, Op 5 April 1892 10 uren, op het bureel der Genie (Stadhuis) te Gorinchem 1 het eenjarig onderhoud van de werken en kazernegebouwen te Gorinchem, te Vuren en Sluis te Dalem (Raming f 7200; 2 het eenjarig onderhoud van de werken van de Nieuwe Hollandsche Water- \line b 4speren, Everdingen en Tiet (Raming f 4300); 3 het eenjarig onderhoud van de werken en kazernegebouwen te Woudrichem en te Loevenstein en van de verdere werken bezuiden de Waal en de Merwede (Raming f 5200); en 4 eene verving van werken en gebouwen te Gorinchem met de werken tusschen Lek, Waal en Merwede, bemevens het kanaal Tiel-Linge, (Raming f 1800. Alle onder beheer der Genie te Gerinchem, Het gedeelte door de uavolgende gemeente te dragen ’in het aandeel der provincie in de lich- tling der Nationale Militie van dit jaar is voor Wadenoijen 5, Geldermalsen 9, Est en Opijoen 2 Zaltbommel 10, Ammerzoden 5, Nederhemert 2, Brakel 5. Hedel, 4, Poederoijjnen 2, Zuilichem ; Deil 6, beest 6, Haaften 7, Vuren 2, Waarden- burg . EE Allerlei. De Rotterdamsche Rechtbank ver- oordeelde kapitein G. Bakker, van de „Obdam“, wegens doodslag op den stoker Simon Blom, tot een jaar gevangenisstraf, De eisch was vier jaar, De rechtbank te ’s Gravenhage veroordeelde Dinsdag den directeur der verzekerings-mij. „De Eersteling“, M. J. den Hartigh, zich noemende Den Hartigh van Eck, tot twee jaren gevangenisstraf. Namens de wed. De Kraker is cassatie aangeteekend. van hct vonnis, waarbij zij door de rechtbank te Middel- burg was veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf, wegens plichtigheid aan den moord, op haar man gepleegd, De hoofddader Louwerse berust in de uit- spraak, Een der Amerikaansche bladen zegt. „Van eene zijde die wij voorloopig niet nader zullen aanwijzen, is ons zestig dollar en een vat azijn aangeboden, als wij het doopceel van den man eens wilden lichten, die zeven huizen van ons af woont en een, met ons blad concurreerend, week= blad is gaan uitgeven. Hoewel wij nu heel goed weten dat bedoelde man dubbel hu- welijk heeft gesloten en een paardendief, Het hart wilde mij bijna van spijt barsten, toen k in het paleis Pilti de voor kuisch gehouden godin ontwaardde, hoe ziij dien rampzaligen Grunau—Endymion wilde ik zeggen in zijn’ droom beloerde. Woedend deed ik een aanval op het beeld en had de oppasser van de galerij mij niet weerhouden, dan had ik zeker iets onzinnigs bedreven, Ik kan mij zelf niet begrijpen, lieve vriend ! Ia weerwil dat ik mijne Diana nog voor het allerlaatst te Cassel in de armen van den gehaten Grunau gezien heb en ik deze bittere pil tot hier toe onverteerd in mij omgedragen heb, zoo kan ik eigenlijk niet boos op haar zijn, Ik gevoel, dat ik haar eerst gekrenkt en te onbezonnen behandeld heb en verga nu in bittere verwijten. Miijn lord lacht mij hierover bovendien nog uit en beproeft mij smaak voor allerlei uitspattingen in te boezemen. Onder de roos wil ik u bekennen, dat deSignora’s afschuwlijk zwartharige schepselen zijn en had vooral de wraak van Juno mij niet zonderling tot bedaardheid aangespoord, dan zou ik het niet wagen, om voor mijne Diana te verschijnen, voordat zij miij voor de jaloersheid absolutie geschonken had. Derhalve verzoek ik u zeer dringend mij uit dit abdirint te verlossen en een brief poste restante naar Munchen te schrijven, waarheen wij binnen acht dagen vertrekken zullen, om m te melden hoce het eigenlijk met mijne echteljjke wederhelft staat. Alles zal vergeten en vergeven zijn en in bet vervolg zal ik door den bril van de grootst mogeljke _hpweljksverdraagraamheid kijken, wanneer giij in staat zijt, de verzoening met mijne vrouw tot stand te brercgen. Natuurlijker wijzer moet giij mij niet blootstellen. In de oogen van de wereld en van mijne vrouw moet ik de man blijven, die, daar sta ik op, tot hoofdder vrouw gesteld is. Gij zult mij wel begrijpen. Mijn eerste gang te Munchen zal naar het postkantoor ziija, Dit ter harte te nemen ver zoekt Uw vriend, FREDERIK EGSTEIN. De assessor lachte nog over den berouwheb- benden dokter, toen zjne vrouw met Annette binnen kwam. „Hier presenteer ik u de aanstaande schoon- zuster van dokter Egstein,“ zeide de eerste op Annette wijzende, „Hoe ? Wat? Schoonzuster ? vroeg de assessor verwanderd, „Anette is de verloofde van den rentmeester Grunau“ „Maar giij weet niet, dat de heer Grunau de broeder van des dokters vrouw is‚“ hernam zjne vrouw. „Hoe kan dat mogelijk wezen ? „En toch is het zoo, miijnheer de assesor,“ zeide Annette. „Miijjn bruidegom is de pleegzoon van den predikant Grunau. Ziijne voormalige min leeft nog en heeft al de omstandigheden bevestigd, die Grunau zich uit zijne jeugd herinnert. Van dien tijd af was haar geest geschokt, doch het wedervinden van den verlorene heeft haar het volle verstand teruggegeven, ® „Dat zal een mooie grap zijn!* riep de assessr, nadat hiij Annette oplettend aangehoord had. »Op het oogenblik heb. ik een brief van den dokter uit Florence ontvangen, die heel ootmoedig en kermend luidt. Hij heeft berouw over zijne onbegrensde jaloerschheid en voorbarigheid, en verzoekt mij de verzoening met zijne vrouw te bewerken. Daarover moet ik hem te Munchen schrijven, waar bij binnen acht dagen zijn zal.s „Dat treft heerlijk !* riep Annette uit. „En dan kunt u tevens een goed werk verrichten, Het is niet genoeg om de verzoening alleen maar tevens ook zijne genezing te bewerken.“ „Hoe kan ik dat ? vroeg de assessor. (Wordt vervolgd.}