Tekstweergave van NL-WbdRAZU_DLC_18920326_006
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
12
ure
zullen
aán
de
kazerne
van
ket
1e
Regement
Veld-Artillerie
te
Utrecht
publiek
worden
verkocht:
45
op
reform
gestelde
paarden
aldaar
gedurende
drie
uren
voor
den
verkoop
-
te
bezichtigen.
Daartoe
gemachtigd
door
Zijne
Ex
den
Minister
van
Oorlog
heeft
de
(hef
van
den
Generalen
Staf
den
ondergeteekende
opgedragen
voor
ver-
scheidene
Heeren
Kapiteins
van
den
Generalen
Staf
een
cursus
te
houden
in
de
Stenographie.
De
cursus
heeft
Zaterdag
den
12e
Maart
van
3—4
uur
een
aanvang
genomen
in
het
gebouw
van
den
Generalen
Staf.
Het
Leerboek
der
Nederland-
sche
Stenographie
door
J
L
Wery
zal
daarbij
tot
leiddraad
strekken.
In
overeenstemming
daarmede
en
om
de
steno-
graphie
ook
onder
het
Leger
meer
bekend
te
maken,
heeft
de
ondergeteekende
het
nu
zoo
in-
gericht
dat
degenen
die
het
stelsel
willen
bestu-
deeren
en
op
plaatsen
wonen
waar
bij
zelf
geen
cursussen
kan
houden,
dit
door
midde]
van
lessen
per
correspondentie
kunnen
doen.
Vindingrijk.
Da
nieuwe
tijd.
De
Utrechtsche
hoogleeraar
J
d'Aulnis
de
Boureuill
wijdt
in
het
Utrechts
Dagbl
een
beschouwing
aan
de
gevolgen,
welke
een
vervanging
van’
den
zonnetijd
door
den
spoortijd
voor
onze
maatschappij
zou
hebben
en
ontwikkelt
daarin
hoofdzakelijk
dezelfde
bezwaren
als
door
ons
reeds
zijn
aangewezen.
Wanneer
onze
bezigheden
alle
twintig
minuten
verlaat
worden,
zal
het
Nederlandsche
volk
elken
morgen
twintig
minuten
meer
verslapen
en
des
avonds
twintig
minuten
vroeger
van
kunstlicht
gebruik
maken.
Dit
geeft
een
verlies
van
120
uur
kostelijk
zonnelicht
per
jaar
yoor
ieder
Ne-
derlander
die
naar
de
klok
leeft,
Wannoeer
het
kunstmatig
vroeger
invallen
der
duisternis
aan
ieder
ingezeten
niet
meer
dan
een
cent
per
week
kost,
dan
brengt
zulks
voor
onze
natie
eene
meerdere
uitgave
mede
van
f
2,340,000
’
jaars,
Deze
som
overtreft
de
gezamenlijke
divi-
denden
onzer
beide
spoorwegmaatschappiijen,
en
overschrijdt
verre
weg
alle
uitgaven
voor
het
hooger
onderwijs
in
Nederland.
De
hoogleeraar
stelt
ook
de
vraag,
of
de
voor-
genomen
verschuiving
van
den
klokkentijd
niet
strikt
genomen
met
de
bestaande
wetten
strijdt.
Zoo
is
het
in
de
arbeidswet
bepaald,
dat
de
door
de
wet
beschermde
personen
niet
vroeger
dan
te
5
uur
des
voormiddags
en
niet
later
dan
te
7
uur
des
namiddags
in
fabrieken
of
werk-
plaatsen
arbeid
mogen
verrichten,
Het
hier
be-
doelde
middaguur
is
de
zonnetijd.
Mag
nu
door
willekeurige
verzetting
van
de
gemeente-uurwer-
ken,
voor
alle
fabrieken
en
andere
werkgevers
zonder
dat
over
hun
belang
wordt
geraadpleegd
een
andere
dagverdeeling
worden
ingevoerd.
In
onze
kieswet
(art
41)
staat
da:
de
inlevering
van
stembriefjes
moet
aanvangen
te
9
uur
en
eindigen
te
5
uur
des
zomers
en
te
4
uur
des
winters:
Dat
is
weder
de
zonnetijd
of
de
Amster-
damsche
tijd,
naar
de
bedoeling
des
wetgevers.
De
vraag
keert
terug,
of
men
in
Nederland,
zonder
tusschenkomst
des
wetgevers,
de
klokken
overal
mag
verzetten
?
In
het
Wetboek
van
Burgerlijke
Rechtsvorde-
FEUILLETON.
De
Radikale
Genezing.
68)
(Copierecht
voorbehouden)
„Het
spijt
mij,“
zoo
begon
Grunau,
toen
hij
bij
den
vrouw
van
den
dokter
aan
het
venster
was
gaan
zitten,
dat
ik
de
aanleiding
van
dezen
rampzaligen
twist
geweest
ben,
„Gij
kunt
er
u
volstrekt
de
schuld
niet
van
geven,
miijnheer
Grunau,“
hervatte
Diana,
en
veegde
hare
vloeiende
tranen
af.
„Zekerlijk
waren
de
brieven,
die
gIJij
mijj
vroeger
geschreven
bebt,
en
die
ik
ter
herinnering
aan
den
schoensten
tijd
van
mijn
leven
bewaard
heb,
de
eerste
aanleiding
tot
den
twist,
maar
voornamelijk
was
een
medaillon,
dat
tusschen
de
brieven
lag
de
schuld,
dat
ik
mijn
woedende
echtgenoot
ont-
vluchten
moest.“
„Wat
voor
een
medaillon
?*
vroeg
Grunau
met
nadruk,
„Dit
hier,®
zeide
Diana,
terwijl
zij
een
zorg-
vuldig
bewaard
portretje
te
voorschijn
haalde.
„lk
erfde
het
van
miijjne
overleden
moeder,“
„Wie
is
dat
?*
zeide
Grunau.
.
„Het
is
miijn
broertje,
dat
ik
helaas,
niet
gekend
heb.
„ls
hij
dood
?
„Waarschijnlijk;
hij
is
op
eene
reis
in
het
Harzgebergte
ontkomen
en
men
heeft
hem
in
weerwil
van
alle
nasporingen
niet
weder
kunnen
vinden.
Miijne
moeder
vermoedde
dat
hij
in
eene
rots-
kloof
gevallen
en
daarin
omgekomen
was.®
„Wonderlijk!S
mompelde
Grunau
en
werd
nadenkend.
:
„Wat
scheelt
u?
vroeg
de
vrouw
van
den
dokter.
i
„Wonderlijk,
zeer
wonderlijk
!*
;kerhaalde
Gruaau
en
beschouwde
opnieuw
het
portret,
.J2,
en
het
was
ook
wonderlijk,“
zuchtte
Diana,
„dat
mijn
man
in
de
gelaatstrekken
van
dit
kind
eene
gelijkenis
met
de
uwe
ontdek-
ken
kon.
„Misschien
heeft
hij
zich
niet
vergist,“
hervatte
Grunau
half
ernstig,
half
schertsend,
„Hoe
?
Wilt
giij
nu
boerten
24
„In
plaats
van
een
antwoord
/zal
ik
u
de
geschiedenis
van
miijne
jeugd
verhalen,
in
zoover
ik
mijj
die
herinneren
kan.“
#
„Wat,
misschien
?
Gij
maakt
miijne
belangstel-
liag
op
het
hevigt
gaande.
-
sLuister
dan,“
zeide
Grunau.
terwijl
hij
dichter
bij
haar
ging
zitten
en
begon
:
„Ik
herinner
mij,
dat
ik
op
eene
reis
met
miijjne
ouders
door
een
gebergte
biij
het
bessen-
plukken,
zonder
dat
mijne
ouders
en
miijne
min
het
bespeurden,
enkel
uit
moedwil
een
zijwez
ingeloopen
ben,
omdat
ik
er
toen
pret
in
had
om
mijne
ouders
door
mijne
verdwijning
eens
recht
benauwd
te
maken.
„0,
afschuwelijk
kind
!“
riep
Diana,
die
geen
enkel
woord
van
het
verhaal
verloor,
„Mijne
min,®
vervolgde
de
rentmeester,
ik
geloof,
dat
zij
Doortje
heette.*
Het
verhaal
werd
afgebroken
door
een
nieuwen
kreet
van
verbazing.
„Miijne
min
had
mij
altijd
zulke
vreeselijke
verteilingen
van
bosschen
gedaan,
dat
ik
in
mijn
onnoozelheid
de
schoone
boschgodin
in
hare
grot
wilde
zien.
In
de
verte
hoorde
ik
wel
het
geroep
van
miijjne
ouders
en
zag
de
min
radeloos
de
struiken
doorzoeken,
hoorde
haar
uit
alle
macht
mijn
naam
roepen,
maar
verborg
mij
uit
jongens
moedwil
achter
eene
rots,
die
door
dichte
hazelaar
struiken
beschaduwd
werd.
Ik
bleef
zoo
lang
in
mijn
schuilhoek,
totdat
het
geroep
eindelijk
opgehouden
had.
Toen
alles
_stül
was.
kroop
ik
voor
den
dag,
liep
een
goed
Op
Zaterdag
den
2on
April
des
middags
ten
|
ring
(art
15)
staat,
dat
vaa
October,
tot
Maart
Wì
zsen
exploot
of
ten
uitvoerlerging
van
vornissen
zal
kunnen
geschieden
voor
8
uur
des
smorgens
en
na
5
uur
des
namiddags.
Dezelfde
vraag
keert
hier
terug.
Aan
welke
verwarringen
en
processen
zal
men
niet
bloot
staan,
indien
die
vraag
niet
door
den
weigever
zelven
is
beantwoord
?
Een
geestige
circulaire
werd
dezer.
dagen
aan
de
leden
van
een
der
societeiten
gezonden,
Wij
gelooven
niet
onbescheiden
te
zijn,
indien
we,
met
weglating
van
namen,
ze
hier
afdrukken
Lijfsiraffelijke
rechtspleging
in
de
‚
Societei
***
Het
comite
der
vrijgezellen
in
de
Societeit
**
&
k
Overwegende
:
:
dat
door
eenige
ongehuwde
Leden
dezer
Sociteit
is
aangegaan
eene
schriftelijke
overeenkomst,
waar
bij
zij
verklaren
geen
voorgemen
te
hebben
zich
onder
het
Huwelijksjuk
te
krommen
en
dat
de-
gene
die
aan
deze
overeenkomst
ontrouw
wordt.
zal
verbeuren
„een
anker
goeden
wijn,
ten
bate
der
Leden
van
de
Societeit®
;
dat
de
overeenkomst
behoorlijk
met
hunne
handtêekening
is
bekrachtigd.
Overwegende
verder
:
:
dat
het
Lid
*
*
*
*
pfijkbaar
voornemens
is,
in
strijdmetbovengenoemde
overeenkomst
tehandelen
en
daarvan
reeds
of
ficieel
heeft
doen
blijken.
.
Besluit
:
genoemd
Lid
weerspannig
te
verklaren
aan
dit
contract
en
hem
te
veroordeelen
„tot
het
„schen-
ken
van
een
anker
wijn
aan
zijne
„medeleden
der
Societeit.s
:
Gelet
op
de
betrekkelijke
machtiging
van
bet
bestuur,
Bepaalt
:
dat
de
uitvoering
van
dit
vonnis
op
plechtige
wijze
zal
plaats
hebben
in
het
Societeitslokaal,
op
Woensdag
den
l6en
Maart
e
k
’s
avonds
te
8/
uren,
en
noodigt
de
Leden
uit
deze
afschrikwek-
kende
ezecutie
bij
te
wonen.
Een
bericht
uit
Berlijn
van
Vrijdag
11
meldt
:
De
gedachtenisviering
van
den
18den
Maart
had
heden
een
buitengewoon
groot
aantal
personen
gelokt
naar
het
kleine
kerkhof
in
het
noordoosten
van
Berlijn.
waar
de
gevallen
barricadenstrijders
begraven
liggen:
De
maoifestanten
telden
bij
duizenden
en
talloos
waren
de
roode
bloemen,.
die
op
roed
papier
gedrukte
volksblaadje3
en
de
kransen
met
roode
linten,
welke
men
zien
kon.
Merkwaardig
was
de
bij
andere
jaren
verschil-
lende
houding
der
politie
die
de
menigte
met
rust
liet,
zoolang
ziij
kalm
bleef.
Op
de
linten
der
kransen,
welke
op
de
graven
gelegd
werden
las
men
opschriften
als:
„Van
werkloozen“;
„leve
de
anarchie
!*
„van
Poolsche
socialisten“
enz.
Ook
door
de
Duitsch-vrijzinnige
arbeiders-
partij
werd
een
krans
neergelegd.
In
het
alge-
meen
bleef
men
rustig;
alleen
toen
een
man
en
eene
vrouw,
wegens
het
uiten
van
oproerige
kreten;
door
de
politie
aangehouden
werden.
wil-
den
een
aantal
personen
hen
verlossen,
waarbij
van
de
blanke
wapenen
gebruik
gemaakt
moest
worden.
Spoedig
werd
echter
de
orde
hersteld,
welke
verder
niet
meer
gestoord
werd.
e
e
eind
het
bosch
in,
dat
langzamerhand
dichter
werd,
tot
dat
ik
van
vermoeienis
en
uitputting
op
het
gras
nederzonk.
Nu
kreeg
ik
berouw
;
miijn
kwaad
geweten
ontwaakte,
en
liet
mij
geen
rust.
Met
moeite
stond
ik
op,
liep
weder
terug
en
riep
den
maam
van
mijne
moeder
en
van
mijne
min
zoo
hard
als
ik
kon;
maar
niemand
hoorde.
mij
en
ik
begon
bitter
te
sehreien.
Zachtjes
overmeesterde
mij
de
slaap
en
toen
ik
ontwaakte,
lag
ik
in
de
reiskoets
van
een
vrien-
delijken
ouden
heer,
den
predikant
Grunau
van
Hamburg.
„Dus
zijt
gIJij
niet
de
zoon
van,
den
predikant
Grunau
?“
viel
hem
de
vrouw
van
den
dokter
dadelijk
in
de
reden.
„Ik
ben
ziijn
pleegzoon,*
hernam
de
rentmees-
ter,
maar
hoor
verder:
„De
predikant
Grunau
brach
mij
naar
Ham-
burg;
ik
beviel
hem
en
zijne
vrouw
nog
meer
en
dewijl
deze
kinderloos
was,
zoo
dacht
zij
met
schrikken
en
beven-er
aan,
dat
zij
mij
aan
mijne
ouders
zou
moeten
teruggeven.“
„Over
de
omstan
digheid
dat
ik
nooit
weer
iets
van
mijne
ouders
gehoord
heb,
kan
ik
niets
zeggen
;
maar
ik
geloof
dat
mijijjn
pleegzoon
al
het
mogelijke
gedaan
zal
hebben,
om
mij
340
mijne
eigen
ouders
terug
te
geven.
Gemoeg,
ik
bleef
in
zijn
huis
en
daak
hem
dat
bij
het
niet
aan
vermaning
en
tucht
heeft
laten
ontbreken,
om
van
mij,
den
wilden
luchtzinnigea
knaap,
een
fatsoenlijk
mensch
te
maken,
Vrede
zij
zijner
asch
!
Grunau
hield
op
en
sloeg
een
dankbaren
blik
ten
hemel.
:
„Maar“
—
vroeg
Diana
met
nadruk,
„waaruit
leidt
giij
af
dat
mijn
man
zich
in
de
gelaatstrekken
van
het
knaapje
niet
vergist
kan
hebben
?*
„Ik
-
bezit
nog
het
blauwe
kleedje
met
parel-
moeren
-knoopjes
vervolgde
Grunau
ernstig.
dat
ik
aan
had
toen
mijn
pleegvader
mij
vond.*
„
O
broeder,
geliefde
broeder,“
riep
de
vrouw
van
denm
dokter
uit
en
viel
Grunau
om
den
hals,
„Hebt
gIJij
dat
nog?
De
min,
de
oude
Doortje
Leeft
nog.
Kom,
kom,
het
blauwe
kleedje
met
de
parelmoeren
knoopen
geeft
haar
het
verstand
terug.
Kom,
Robert,
kom,
broeder
!*
Toen
Gruanau
het
_
zasterhart
aan
ziijn
boezem
hoorde
kloppen,
toen
begreep
hij
eerst,
waarom
hij
sedert
jaren,
in
weerwil
van
de
scheiding,
240
Diana
gehecht
bleef,
waarom
hijijj
haar
op
het
eerste
gezicht
lief
gekregen
had.
Nu
ook
zeide
hem
de
stem
der
natuur,
dat
hiijj
van
het
zelfde
vleesch
en
bioed
was
als
haar,
die
aar
zjn
hart
van
vreugde
weende,
hard
en
innig
drukte
hij
zijne
zuster
aan
het
hart
en
een
kus
op
hare
bevende
lippen
+
Op
dit
oogenblik
klonk
de
hooren
van
den
postillon
voor
het
logement
en
eene
koets
rolde
schielijk
voorbij.
De
vrouw
van
den
dokter,
die
hare
oogen
opsloeg,
zeeg
bijna
van
schrik
neder
toen
ziijij
haren
man
bespeurde,
die
zich
uit
de
koets
boog
en
haar,
die
nog
door
Grunau
omhelsd
werd,
honend
een
afscheidsgroet
toewenkte.
‘Het
geluk
van
zoo
onverwacht
den
voor
dood
gehouden
en
nooit
gekenden
broeder
weergekre
gen
te
hebben,
werd
wel
door
deze
gebeurtenis
voor
het
oogenblik
beneveld,
maar
de
vreugde
was
te
groot
om
geheel
overweldigd
te
worden
door
de
smart
over
den
verloren
echtgenoot.
Nadat
de
bedwelming
der
vreugde
een
weinig
bedaard
was,
had
Diana
niets
dringender
te
doen
dan
zich
met
Robert
naar
hare
woning
te
spoe-
den:
Nogmaals
gaf
haar
de
meid
een
brief
over,
maar.
weigerde
hardnekkig
de
overgave
van
de
sieutels,
omdat
haar
meester
dit
baar
streng
verboden
had,
zooals
ze
zeide.
De
vrouw
van
de
den
dokter
wees
haar
de
deur,
terwijl
Robert
naar
een
slotenmaker
liep,
om
de
deuren
telaten
opensteken.
Hoe-
vroolijk
was
Diana,
toen
zij
weder
in
de
kamer
was
waarin
Roberts
brieven
vernietigd
werden,
Deze
gebeurtênis
immers
was
de
eerste
aanleiding,
dat
zij
nu
den
schrijver
daarvan.
als
haar
geliefde
broeder
kende,
Ter-
Prijsraadsel
No,
12:
.
O,
sla
mij
niet
op
6,
5
4;
Span
voor
4,
ò
3
toch
geen
dier,
Onmachtig
om
het
ooit
te
trekken
;
Moeht
d’
oude
vrouw,
die
haren
naam
Bpelt
met
5,
1
en
2
te
saam,
U
nooit
tot
spotlust
wekken.
4,
5,
3
6
noemt
ons
de
pit
Die
in
’t
gewas
en
planten
zit,
In
mensch
en
wortels
wordt
gevonden.
-Helaas!
1,
8.
met
5
en
4,
Bliijft,
als
waar
h
een
reed’loos
dier
Aan
zijnen
afgod
trouw
verbonden,
Stoort
u
aan
6,
2
3
toch
niet
Schoon
hij
in
4,
2
6
u
giet
Verschaalde
azijn
voor
zuiver
water
!
Miijjn
3,
2
4
zag
ik
graag
vol
Van
’t
volk,
dat,
wit
en
rond
van
bol,
Zijn
aanzijn
kreeg
met
veel
g=schater
Maar
nu,
wat
is
toch
het
geheel
?
Zes
letterg
heeft
het:
is
’t
niet
veel
!
O!
’k
zie
zijn
bloed
soms
tap'lings
loopen,
_
Het
is
een
beest,
dat
schreeuwen
kan,
Is
’t
niet
als
een
vergramde
man;
Het
laat
zich
dikwijls
duur
verkoopen,
Aan
de
oplossihngan
dit
prijsraadsel
wordt
als
prijs
verbonden
:
Jar.
Mr.
J.
H.
Hora
Siccama.
Onze
prinsessen.
Bijj
meerdere
goede
oplossingen
van
abonnés
beslist
het
lot.
Goede
oplossingen
worden
franco
ingewacht
voor
of
op
Zaterdag
2
April
1892
met
postzegel
van
ò
cent
gefrankeerd
onder
No
12,
adres
J
Olivierse,
courantdrakkerij,
Vianen
a/d
Lek.
O
E
L)
S
OL
Lokaal
Nieuws.
„Ameide
Ook
hier
ter
plaatse
zijn
er
neg
in
leven
die
van
den
tijd
mede
kunnen
spreken
en
is
het
onderstaande
de
waarheid.
Hier
toch
wordt
de
riviervisscher
op
groote
schaal
uitgeoefend,
Voor
een
pond
zalm
(5
ons)
betaalde
men
in
het
begin
dezer
eeuw
15
a
20
cents.
De
historische
ui
dat
de
dienstmeisjes
vroeger
zich
niet
verhuurden
of
zij
moesten
zeker
niet
meer
dan
tweemaal
in
de
week
zalm
moeten
eten
verplaatst
men
onwillekeurig
in
een
verleden
waar-
vah
niemand
der
levenden
getuige
geweest
is.
Toeh
is
’t
niet
zoo.
Wij
hebben
een
ouden,
maar
nog
wakkeren
lezer,
die,
naar
aanleiding
van
de
tegenwoordig
zoo
hooge
prijzen
van
de
visch,
ons
uit
zijne
herioneringen
mededeelt,
dat
hij,
in
1822
of
1823
als
scholier
met
vacantie
bij
een
zijner
bloedverwanten
te
Schoonhoven
te
logeeren
zijnde
daar
dagelijks
heel
veel
zalm
in
de
Lek
zag
van
gen.
Iedereen
kon
daar
om
den
lagen
prijs
zalm
eten,
Maar
men
kan
van
het
goede
te
veel
krijgen
en
daarom
maakten
de
dienstmeisjes
als
zij
in
een
nieuwen
dienst
gingen,
het
accoord,
dat
zij
slechts
tweemaal
per
week
zalm
zouden
behoeven
te
eten,
Dat
is
sedert
veranderd
;
men
betaalt
nu
voor
een
pondje
versche
zalm
f
1,75
zooveel
bhetaalde
men
toen
lang
niet
voor
den
grootsten
zalm.
Zoo
meldt
het
N
v
d
D.
-
EE
zelfder
tijd
las
zij
den
brief
van
haren
man,
die
van
bitterheid
en
verwijtingen
overvloeide
en
verscheurde
hem
met
een
vroolijk
hart,
omdat
z
Dnu
wisl,
dat
zij
den
jaloerschen
echtgenoot
tevreden
stellen
kon.
Wat
verlangde
zij
naar
zijne
wederkomst!
Ach,
zij
wist
niet
dat
hij
voorne-
mens
was
haar
zoo
streng
te
straffen
!
Robert
mocht
heden
niet
meer
aan
vertrekken
denken.
In
hun
geluk
spraken
beide
af,
zoo
spoedig
mogelijk
naar
het
oude
Doortje
te
gaan,
die
in
een
krankzinnigenhuis
hare
verduisterde
dagen
sleet.
Terwijl
beide
daar
nog
over
spraken
en
vertrouwelijk
hand
in
hand
zaten,
trad
Annette
binnen.
Als
door
den
bliksem
getoffen
bleef
zij
op
den
drempel
staan
op
het
zien
van
he,
teedere
aar.
E
Robert
en
Diara
lachten
luidkeels,
„Wat
zegt
g
van
mija
gezelschap,
Annette
9+
begon
Diana.
„Ik
moet
mij
werkelijk
verwan-
deren,,
antwoordde
zij
terwijl
zij
verachtelijk
het
neusje
in
de
hoogte
stak“
dat
gij
alle
betamelijk-
heid
aan
kant
schuift
en
—
„Naar
uw
zeggen
is
mijn
echtgenoot
de
schuldige“
viel
Diana
haar
lachend
in
de
rede,
Maar
dat
wil
nog
niet
zeggen,
dat
gij
daarom
bhet
recht
hebt,
om
hem
ontrouw
te
zijn.
!*
„Ô,
zao
erg
is
het
ook
niet,“
hernam
de
vrouw
van
den
dokter.
sZooals
ik
zie,*
vervolgde
Annette
op
koelen
toon,
„dan
hebt
gij
wonderlijke
begrippen
van
trouw,
„Gij
zijt
toch
de
schuld
van
alles,
Annette
sprak
Diana
zoo
ernstig,
als
het
haar
mogelijk
was,
,G
wildet
immers
borg
bliijven
voor
de
gevolgen.
Maar,
opdat
gij
ziet“vervolgde
zij,
tven
Annetie
hierop
niets
antwoordde,
„dat
ik
niet
zelfzuchlig
ben,
kom
dan
maar
hier
naast
den
heer
Grunau
zitten.
Ik
maak
plaats
voor
u!
„Wel
verplicht,
mevrouw
!
antwoordde
Annette
beleedigd.
„Nu,
dan
moest
u
mij
helpen,
mijnheer
de
rentmeester“
ging
Diana
voort,
terwijl
zij
zich
tot
Grunaa
wendde,
die
met
een
lachend
oog
den
twist
van
de
beide
vriendinnen
aanschouwd
had
„Maar
voorzichtig
!*
voegde
zij
er
bij,
terwijl
zij
hem
den
vinger
op
den
mond
leide,
3
Acht
dagen
na
dit
voorval
zat
de
assessor
Pijl
op
zijn
gemak
op
zijn
kantoor
eene
sigaar
te
rooken,
toen
hij
een
brief
uit
Florence
ontving,
De
plaats
van
afzending
verwonderde
hem
wel,
maar
toen
hij
het
adres
nauwkeurig
bakeek,
herkende
hij
dadelijk
het
schrift
van
zijnen
vriend
dokter
Egstein,
Spoedig
brak
hij
den
brief
open
en
las:]
„Waarde
oude
Vriend
!
‘t
Is
toch
eene
zonderlinge
zaak,
zoo
maar
onverhoeds
met
extra
post
en
spoorweg
het
huwelijlg
te
ontvluchten,
om
in
een
vreemd
land
de
grillige
zanggodinnen
te
gaan
huldigen.
Daarin
zIJn,
naar
mijn
inzien,
de
Engelschen
origineel,
Miijn
lange
lord
is
geheel
verrakking
hier
op
de
schoonste
bloesems
van
de
kunst
te
kunnen
ronddärtelen
en
wordt
niet
moede
al
de
kunst-
schatten
in
oogenschouw
te
nemen.
In
de
Loggia
degli
efici
(eene
kunstverzameling)
staat
hij
uren
lang
voor
de
schilderijen
en
roept
telkens:
O
Titiaan!
wie
bestuurde
uw
penseel
en
roept
telkens:
O
Tiliaan
!
wie
bestuurde
uw
penseel
!
O
Raphael!
G
zijt
onsterfelijk!
Van
daar
spoedt
hij
zich
naar
het
paleis
Pitti;
dan
naar
de
Piazza
del
Grandezza
en
wie
weet
al
waar
heen
en
voor
de
honderste
maal
moet
ik
hem
derwaarts
volgen
en
voor
hem
miijne
wetenschap
uitpakken.
Wij
Duitschers
hebben
even
veel
gevoel
voor
het
schoone
en
bewaren
indrukken
misschien
langer
en
frisscher
in
het
geheugen;
maar
men
moet
geen
weggeloopen
echtgenoot
zijn,
wanneer
men
eene
kunstreis
maken
wil.
Ai
de
Italiaansche
fraaiigheden
vervelen
mij
doodelijk,
Elke
Venus,
het
behoeft
niet
eens
de
Venus
van
Canora
te
zijn,
hgrìnne_rt
_mij
aan
hare
schroomelijke
ver-
legenheid,
die
zij
aan
den
jaloersehen
Vulkanus
\te
wijten
had,
En
dan,
als
ik
eene
Diana
ontdek!
7
:
A
Openbaar
/aanbesteding
van
het
eenjarig
coderhoud
van
de
werken
en
kazernegebouwen
enz,
te
PWoerden
en
te
Wierickerschans,
onder
het
beheer
der
Genie
te
Utrecht
(Raming
f
3400)
op
Woensdag
30
Maart
1892
om
11
uur
in
de
infermerie
te
Woerden,
Op
5
April
1892
10
uren,
op
het
bureel
der
Genie
(Stadhuis)
te
Gorinchem
1
het
eenjarig
onderhoud
van
de
werken
en
kazernegebouwen
te
Gorinchem,
te
Vuren
en
bij
Sluis
te
Dalem
(Raming
f
7200;
2
het
eenjarig
onderhoud
van
de
werken
van
de
Nieuwe
Hollandsche
Water-
\line
b
4speren,
Everdingen
en
Tiet
(Raming
f
4300);
3
het
eenjarig
onderhoud
van
de
werken
en
kazernegebouwen
te
Woudrichem
en
te
Loevenstein
en
van
de
verdere
werken
bezuiden
de
Waal
en
de
Merwede
(Raming
f
5200);
en
4
eene
verving
van
werken
en
gebouwen
te
Gorinchem
met
de
werken
tusschen
Lek,
Waal
en
Merwede,
bemevens
het
kanaal
Tiel-Linge,
(Raming
f
1800.
Alle
onder
beheer
der
Genie
te
Gerinchem,
Het
gedeelte
door
de
uavolgende
gemeente
te
dragen
’in
het
aandeel
der
provincie
in
de
lich-
tling
der
Nationale
Militie
van
dit
jaar
is
voor
Wadenoijen
5,
Geldermalsen
9,
Est
en
Opijoen
2
Zaltbommel
10,
Ammerzoden
5,
Nederhemert
2,
Brakel
5.
Hedel,
4,
Poederoijjnen
2,
Zuilichem
;
Deil
6,
beest
6,
Haaften
7,
Vuren
2,
Waarden-
burg
.
EE
Allerlei.
—
De
Rotterdamsche
Rechtbank
ver-
oordeelde
kapitein
G.
Bakker,
van
de
„Obdam“,
wegens
doodslag
op
den
stoker
Simon
Blom,
tot
een
jaar
gevangenisstraf,
De
eisch
was
vier
jaar,
—
De
rechtbank
te
’s
Gravenhage
veroordeelde
Dinsdag
den
directeur
der
verzekerings-mij.
„De
Eersteling“,
M.
J.
den
Hartigh,
zich
noemende
Den
Hartigh
van
Eck,
tot
twee
jaren
gevangenisstraf.
—
Namens
de
wed.
De
Kraker
is
cassatie
aangeteekend.
van
hct
vonnis,
waarbij
zij
door
de
rechtbank
te
Middel-
burg
was
veroordeeld
tot
twintig
jaar
gevangenisstraf,
wegens
plichtigheid
aan
den
moord,
op
haar
man
gepleegd,
De
hoofddader
Louwerse
berust
in
de
uit-
spraak,
—
Een
der
Amerikaansche
bladen
zegt.
„Van
eene
zijde
die
wij
voorloopig
niet
nader
zullen
aanwijzen,
is
ons
zestig
dollar
en
een
vat
azijn
aangeboden,
als
wij
het
doopceel
van
den
man
eens
wilden
lichten,
die
zeven
huizen
van
ons
af
woont
en
een,
met
ons
blad
concurreerend,
week=
blad
is
gaan
uitgeven.
Hoewel
wij
nu
heel
goed
weten
dat
bedoelde
man
dubbel
hu-
welijk
heeft
gesloten
en
een
paardendief,
Het
hart
wilde
mij
bijna
van
spijt
barsten,
toen
k
in
het
paleis
Pilti
de
voor
kuisch
gehouden
godin
ontwaardde,
hoe
ziij
dien
rampzaligen
Grunau—Endymion
wilde
ik
zeggen
in
zijn’
droom
beloerde.
Woedend
deed
ik
een
aanval
op
het
beeld
en
had
de
oppasser
van
de
galerij
mij
niet
weerhouden,
dan
had
ik
zeker
iets
onzinnigs
bedreven,
—
Ik
kan
mij
zelf
niet
begrijpen,
lieve
vriend
!
Ia
weerwil
dat
ik
mijne
Diana
nog
voor
het
allerlaatst
te
Cassel
in
de
armen
van
den
gehaten
Grunau
gezien
heb
en
ik
deze
bittere
pil
tot
hier
toe
onverteerd
in
mij
omgedragen
heb,
zoo
kan
ik
eigenlijk
niet
boos
op
haar
zijn,
Ik
gevoel,
dat
ik
haar
eerst
gekrenkt
en
te
onbezonnen
behandeld
heb
en
verga
nu
in
bittere
verwijten.
Miijn
lord
lacht
mij
hierover
bovendien
nog
uit
en
beproeft
mij
smaak
voor
allerlei
uitspattingen
in
te
boezemen.
Onder
de
roos
wil
ik
u
bekennen,
dat
deSignora’s
afschuwlijk
zwartharige
schepselen
zijn
en
had
vooral
de
wraak
van
Juno
mij
niet
zonderling
tot
bedaardheid
aangespoord,
dan
zou
ik
het
niet
wagen,
om
voor
mijne
Diana
te
verschijnen,
voordat
zij
miij
voor
de
jaloersheid
absolutie
geschonken
had.
Derhalve
verzoek
ik
u
zeer
dringend
mij
uit
dit
abdirint
te
verlossen
en
mij
een
brief
poste
restante
naar
Munchen
te
schrijven,
waarheen
wij
binnen
acht
dagen
vertrekken
zullen,
om
m
te
melden
hoce
het
eigenlijk
met
mijne
echteljjke
wederhelft
staat.
Alles
zal
vergeten
en
vergeven
zijn
en
in
bet
vervolg
zal
ik
door
den
bril
van
de
grootst
mogeljke
_hpweljksverdraagraamheid
kijken,
wanneer
giij
in
staat
zijt,
de
verzoening
met
mijne
vrouw
tot
stand
te
brercgen.
Natuurlijker
—
wijzer
moet
giij
mij
niet
blootstellen.
In
de
oogen
van
de
wereld
en
van
mijne
vrouw
moet
ik
de
man
blijven,
die,
daar
sta
ik
op,
tot
hoofdder
vrouw
gesteld
is.
Gij
zult
mij
wel
begrijpen.
Mijn
eerste
gang
te
Munchen
zal
naar
het
postkantoor
ziija,
Dit
ter
harte
te
nemen
ver
zoekt
Uw
vriend,
FREDERIK
EGSTEIN.
De
assessor
lachte
nog
over
den
berouwheb-
benden
dokter,
toen
zjne
vrouw
met
Annette
binnen
kwam.
„Hier
presenteer
ik
u
de
aanstaande
schoon-
zuster
van
dokter
Egstein,“
zeide
de
eerste
op
Annette
wijzende,
„Hoe
?
Wat?
Schoonzuster
?
vroeg
de
assessor
verwanderd,
„Anette
is
de
verloofde
van
den
rentmeester
Grunau“
„Maar
giij
weet
niet,
dat
de
heer
Grunau
de
broeder
van
des
dokters
vrouw
is‚“
hernam
zjne
vrouw.
„Hoe
kan
dat
mogelijk
wezen
?
„En
toch
is
het
zoo,
miijnheer
de
assesor,“
zeide
Annette.
„Miijjn
bruidegom
is
de
pleegzoon
van
den
predikant
Grunau.
Ziijne
voormalige
min
leeft
nog
en
heeft
al
de
omstandigheden
bevestigd,
die
Grunau
zich
uit
zijne
jeugd
herinnert.
Van
dien
tijd
af
was
haar
geest
geschokt,
doch
het
wedervinden
van
den
verlorene
heeft
haar
het
volle
verstand
teruggegeven,
®
„Dat
zal
een
mooie
grap
zijn!*
riep
de
assessr,
nadat
hiij
Annette
oplettend
aangehoord
had.
»Op
het
oogenblik
heb.
ik
een
brief
van
den
dokter
uit
Florence
ontvangen,
die
heel
ootmoedig
en
kermend
luidt.
Hij
heeft
berouw
over
zijne
onbegrensde
jaloerschheid
en
voorbarigheid,
en
verzoekt
mij
de
verzoening
met
zijne
vrouw
te
bewerken.
Daarover
moet
ik
hem
te
Munchen
schrijven,
waar
bij
binnen
acht
dagen
zijn
zal.s
„Dat
treft
heerlijk
!*
riep
Annette
uit.
„En
dan
kunt
u
tevens
een
goed
werk
verrichten,
Het
is
niet
genoeg
om
de
verzoening
alleen
maar
tevens
ook
zijne
genezing
te
bewerken.“
„Hoe
kan
ik
dat
?
vroeg
de
assessor.
(Wordt
vervolgd.}