Tekstweergave van NL-WbdRAZU_DL_19041231_001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
e
I
E
T
f"“""
\
t
ii
_
lte
Jaargans.
Per
drie
maanden,
franco
per
post
f0,60.
Enkele
ADOIEmeISprijs
:
P
e
1OE
k
ionmiia
=
Van
1—5
regeis
50
cents,
en
iedeie
l
daa
ë
G
L
e
e
Verschijnt
elken
WOENSDAG
en
ZATERDAG.
a
UITGEVERS
eld,
ub
rd>
ker
TER
HMAAR
&
SCHULENT,
Leerdam.
Advztentiebad.
maal
berekend.
Groote
letters
nasar
plaatsruimte.
Dit
blad
versò'hijn’c
onder
de
volgende
benamingen:
»Asperensche
Couran’,
=î_»Amei(jl_ensch
Nieuwsblad,«
+
Bommelsch
Nieuwsblad,»
+Burensche
Courant,s
‚De
Geldermalser,e
»Haaftensch,
Nieuwsblad,e
»+De
Herwijner,e
»Land
van
A‘kel
en
Vijfheerenlanden,«
»De
Leerdammer.«
»De
Lingebode,«
»De
Meerkerker,
‚
Nieuwsblad
voor’Noordeloo…9c
en
»Nieuwsblad
voor
Hardinxveld
en
Giessendan;“
/dvertentiën
voor
een
dezer
bladen
opgegeven,
worden
grmtis
in
de
anderen
opgenomen
Bij
Nnmmef
belmnrf
Een
Bijvoegsel
Rust
een
weinig.
Rust
roest.
Daarvan
getuigen
de
historische
voorwerpen
die
ergens
op
een
stad-
huiszolder
ín
een
vergeten
hoek
hunne
jaren
doorbrengen.
Daarvan
getuigen
de
machinedee-
len
die
versleten
of
onherstelbaar
in
een
of
andere
donkere
hoek
van
de
fabriek
staan.
Maar
op
den
mensch
van
den
te-
genwoordigen
tijd
toegepast
is
„Rust
roest”
eene
zegswijze
geworden,
die
zelve
op
den
oud-roest
zolder
schijnt
opgeborgen.
Niemand
ontkwam
geheel
en
al
aan
de
rustelooze
gejaagdheid
en
over-
spanning,
die
zenuwachtige
drukte
en
vermoeiende
volheid
van
onzen
tijd.
Sissend
drijft
de
zuiger
steeds
werk-
zaam
in
de
bussen
heen
en
weer,
drijfstangen
en
drijfwielen
versnellen
nog
de
bewegingen
en
de
raderen
of
schroeven
houden
als
het
ware
een
wedstrijd
in
het
draaien,
En
de
mensch
zelve
lijkt
wel
een
onderdeel
van
de
Machine,
het
type
_
van
den
tegenwoordigen
tijd.
Dat
jaagt
en
drijft
en
dringt
maar
om
te
behouden
wat
hij
heeft
of
om
maar
vooruit
te
streven
op
zijn
baan.
Hij
voelt
zijn
nog
beschikbare
krach-
ten
te
kort
schieten
of
verzwakken.
Zijn
gezellig
huis
is
grootendeels
verdwenen.
Bedenkelijk
en
hoofdschuddend
volgt
men
dat
rustelooze,
dat
jagen,
dat
drijven
in
het
dagelijksch
leven.
Handen,
hoofden
worden
tot
de
hoogste
uiting
van
kracht
gedreven.
Maar
de
tijd,
een
wreker
van
alles,
zal
op
het
laatst
de
verlamming,
de
ontzenuwing
daarvan
doen
kennen.
Vruchteloos
en
gevaarlijk
is
het
zich
tegen
den
bruizenden
stroom
des
tijds
te
verzetten.
Geen
tijd
!
Maar
op
-den
oudejaarsavond,
den
avond
bij
uitnemendheid
daarvoor
vragen
wij
u
„Rust
een
weinig.”
„Rust
een
weinig”
en
herinner
u
wat
ge
zijt,
herinner
u
de
uren
van
vreugde,
gij
hebt
daar
behoefte
aan.
„Rust
een
weinig”.
(iedenk
uwe
Verliezen
en
teleurstellingen;
want
deze
zijpen
en
louteren
den
mensch.
„Rust
een
weinig”
en
gebruik
niet
het
stopwoord
„ik
heb
geen
tijd,”
en
_denk
aan
al
wat
onveranderlijk
blijft
W
dezen
veranderlijken
tijd.
Gedenk
wat
u
blijft
te
midden
van
de
stille
wisseling
om
u
heen.
„Rust
een
weinig.”
Vergeet’
niet
dat
ge
zijt
als
de
bloem
des
velds,
lë
heden
nog
in
volle
glorie
prij-
ende,
straks
afgesneden
en
verdord
is.
Vriendelijke
oudejaarsavond,
ure
Van
herinnering,
ure
van
weemoed
en
h0pe_
Gj
spreekt
ons
van
eeuwige
din-
EEN,
van
verleden
en
toekomst,
gij
Spreekt
ons
van
te
herstellen
even-
Wicht
voor
een
vermoeid
en
beladen
Menschenhart,
van
stil
zijn
en
luiste-
‚
TEn
naar
wat
ernst
en
weemoed
ons
k
ë
zeggen
hebben.
%
„Rust
een
weinig
!”
NIEUWJAAR.
Wat
zult
ge
ons
brengen,
Nieuw-
jaar,
met
de
in
nevelen
gehulde,
met
de
omsluierde
toekomst.
Zal
het
vreugd
zijn
of
smart,
zult
gij
ons
met
bloemkransen
tooien
of
zult
gij
op
ons
pad
distelen
strooien
?
Zullen
het
dagen
worden
met
som-
bere
regenvlagen
of
dagen
vol
zonne-
schijn,
die
ons
zullen
neerdrukken
of
opvroolijken.
Zult
gij
rouw
of
blijdschap
bren-
gen’
in
ons
midden,
dood
of
leven
?
Dergelijke
vragen
en
overwegingen
mogen
ons
niet
berooven
van
de
vreugde
over
het
nieuw
begonnen
jaar.
leder
heeft
een
roeping
een
plicht
te
volbrengen.
Het
volbrengen
daarvan
schenkt
vreugde.
Al
gaat
het
soms
mcét
tegenwind,
het
kampen
daartegen
staalt
ons.
Wie
zijn
plicht
vervult,
wie
zelfs
totin
het
kleine
getrouw
is,
kan
de
tvekomst
zonder
angst
tegengaan.
Werken,
en
denken
en
leeren
5
leven,
ja
dat
doet
den
mensch
S
leven;
wie
dat
betracht
diens
leen
wordt
een
schat.
Daar
is
een
zachte
Hang
die
ons
wenkt
en
nooût,
leide
die
as
en
volgen
wij
die
slechts.
We
weten
dat
er
É
€n
is,
ie
0ok
weet
dat
wij
er
zijn.
Dat
is
het
wat
de
toekoms
als
met
een
vriendelijk
licht
bestraat.
Daarom
geen
angst
of
veezen.
Moge
het
Nieuwe
jat
een
jaar
wezen
van
stoffelijk
en
gestelijk
wel-
Zijn,
een
jaar
zoo
het
van
stof-
felijken
en
zedelijken
woruitgang,
een
jaar
dat
aan
het
einc
moge
blijken
te
zijn
geweest
een
NIEUW
JAAR.
Oud-
en
Neuwjaar.
Er
ligt
droefheic
in
al
wat
eindigt,
er
is
vreugde
t
vinden
n
al
wat
begint.
Het
eerste
is
:eer
zeker
waar
ten
opzichte
van
en
jaar,
dat
ons
nog
slechts
enkele
uren
heeft
te
geven,
alvorens
weg
e
zinken
in
de
nevelen
van
het
verleen.
Op
oudejaarsavond
zijn
wij
gwoon
een
balans
op
te
maken
van
de
twaalf
afgeloopen
maanden.
gaan
wij
na
wat
zij
ons
geschonken
hebben
en
wat
zij
ons
hebben
gejost.
En
het
is
goed,
dat
wij
dit
den.
Wij
leven
gewoonlijk
zoo
snel,/dat
er
niet
veel
tijd
blijft
tot
naderken.
Wij
genieten
voor
het
oogenblik
van
de
vreugden,
die
tot
ons
konen;
maar
een
teleurstelling
of
smat
wischt
dien
indruk
uit
en
het
is
ons
als
waren
wij
gezegend
gewordn
door
een
zonnestraal.
Op
Sint
Sylvester
zijn
wij
recht-
vaardger.
Dan
herdenken
wij
al
de
zoete
uren
in
het
stervende
jaar
door-
leefd
en
zoo
wij
eerlijk
zijn,
zullen
wij
moeien
erkennen,
dat
hun
getal
legio
wás.
Groote
vreugden
komen
maar
zelden
voor
in
ons
bestaan;
maar
o!
hoe
verkwikkend
waren
juist
de
kleine
zonnestralen,
de
kleine
verassingen
!
En
hoe
dikwijls
kwa-
mm
zii
niet
tot
ons!
Een
ontevreden
vrouw,
die
altijd
gver
hare
pelgrimsreis
op
aarde
klaag-
de
en
beweerde
door
het
geluk
ver-
geten
te
zijn,
ontmoette
eens
een
wijze,
wien
zij
om
raad
vroeg
tegen
>Ik
kan
u
helgen:7datwoordde
hij,
>indien
gij
oprecht
wilé
zijn.
Koop
een
schoolschift
2n
ieeken
daarin
elke
kleine
vreigc:
op;/die
gedurende
59
weken
tot
a
2l
komen.
Ik
bedoel
de
oorzaak
van
tles
wat
u
een
oogen-
blik
blijdschap
chenkt,
en
keer
heden
over
een
jae
met
dat
cahier
tot
mij
terug.«
De
dame
eloofde
het,
er
zuchtend
bijvoegende
dat
zij
hem
slechis
le-
dige
bladziien
te
toonen
zou
hebben
Toen
zij
‘ederkeerde,
was
het
schrijf-
boek
vol:n
Zij
zelve
voor
goed
ge-
nezen.
Z
had
leeren
inzien
hoeveel
bloemer
't
leven
ons
schenkt,
bloe-
men
celke
wij
even
aan
de
lippen
brenga
en
daarna
laten
vallen,
om
slechs
bezig
te
zijn
met
een
doorntje,
onsn
het
vleesch
gedrongen.
'
Men
ontoudt
de
pijn
van
het
stekeltje
;
ma
vergeet
den
geur
der
rozen.
Dat
is
onbillijk.
Wij
ook
moesten
er
«Ik
een
cahier
op
nahouden
!
Oudejaarsavond
!
Wij
denken
aan
hare
>
Wereldsmart.”
vroegere
dergelijke
laatste
dagen
van
het
jaer,
die
wij
vierden
met
vrienden
en
bloedverwanten,
voor
wie
de
tijd
niet
meer
meetelt.
Hoe
goed
zou
het
onsS
zijn,
ze
nog
eens
weer
te
zien,
hun
die
kleine
liefdedaden
te
bewijzen,
welke
wij
nalieten
in
de
drukte,
waarin
wij
leven.
Ons
hart
verwijt
ons
menige
°
tekortkoming
daaromtrent
en…
wij
kunnen
dat
niet
meer
herstellen
!
Toch
wel!
Door
in
zorgen,
op-
lettendheder,
kleine
diensten
te
ver-
dubbelen
voor
wie
ons
overblijven.
Al
ontvielen
ook
alle
dierbaren
ons,
de
menschheid
zou
nog
altijd
daar
zijn,
datzelfde
menschdom
waartoe
zij
behoorden,
dat
ons
even
noodig
heeft
als
zij
eertijds.
Wij
gaan
ook
onze
misslagen
na.
Sommigen
onzer
hebben
zich
veel
te
verwijten
in
het
jaar
dat
verdwijnt,
en
zij
hebben
gelijk
daarvoor
niet
blind
te
willen
zijn.
Maar
zij
mogen
onder
die
smartelijke
herinnering
den
moed
niet
laten
zinken.
Een
jonge
man
zeide
ons
eens
met
een
uit-
drukking
even
schoon
als
die
van
een
onschuldig
kind:
»Ik
weet
dat
ik
zwaar
heb
misdaan;
thans
verza-
mel
ik
al
mijn
geestkracht
om
goed
te
maken
!”
En
hij
deed
dat
en
had
twintig
jaar
later
alles
hersteld-
Ja,
oudejaarsavonden
hebben
hun
weemoedige
zijde;
maar
hebben
zij
ook
niet
nunne
verplichtingen
?
Hebt
gij
wel
aan
allen
geschreven,
die
morgen
aanspraak
kunnen
maken
op
een
woordje
van
u?
Is
er
nie-
mand
bij
vergeten?
Het
leven
is
te
kort,
om
Ons
te
vergunnen
onver-
schillig
te
worden
voor
wie
ons
een-
maal
lief
zijn
geweest.
Daarvoor
is
geen
verontschuldiging
te
vinden.
Al
onze
vrienden
—
hetzij
dan
al
van
voorheen
—
allen,
die
ons
diensten
bewezen,
die
recht.hebben
op
onze
dankbaarheid,
moeten
op
Nieuwjaars-
dag
van
ons
hooren.
Gauw,
gauw,
L
nog
is
het
tijd;
maar
spoedig
zal
het
te
laat
zijn.
Is
er
niets,
in
het
gebeel
niets
uit
te
wisschen
op
Oudejaar
?
Geen
enke]
hatelijk
woord,
geen
koelheid
waar
warmte
werd
verwacht;
geen
misverstand,
dat
wij
uit
den
weg
kunnen
ruimen?
Nog
houden
wij
daartoe
enkele
uren
over.
Laat
onze
laatste
daad
van
het
jaar
een
daad
der
liefde
wezen.
En
dan,
met
het
aanbreken
van
1905,
opnieuw
begonnen
!
Wij
zagen
eens
een
plaat,
waarop
het
Nieuwe
jaar
werd
voorgesteld
als
een
aardig
engeltje
met
de
muts
van
een
post-
bode
op,
een
tasch
vol
brieven
om
den
schouder;
maar
verder
poedel-
naakt,
door
de
sneeuw
baggerende
op
weg
naar
eeu
huis
—
het
onze!
Dat
beeld
was
zeer
juist,
en
al
deed
het
menigeen
schaterlachen,
heel
ern-
stig
ook.
Het
Nieuwe
jaar
brengt
ons
een
menigte
beloften
;
waren
Zij
alle
neergeschreven,
de
tasch
van
den
kleinen
postman
zou
geen
plaatsje
meer
overlaten;
maar
wij
hebben
die
twaalf
maanden
te
bekleeden,
te
ma-
ken
tot
wat
zij
worden
moeten,
de
beloften
te
herscheppen
in
werke-
lijkheid.
Michel-Angelo
ontmoetle
eens
op
zijn
weg
een
leelijk,
grauw
rotsblok
De
meester
nam
zijn
beitel
en
hieuw
en
vijlde
in
het
steen,
tot
daarvan
slechts
drie
engelen:
Geloof,
Hoop
en
Liefde
overbleven.
Zoo
ook
moe-
ten
wij
doen
met
ons
bestaan.
Onze
kansen
zien
er
wellicht
heel
weinig
schoon
uit.
Des
te
beter!
Want
dan
zal
er
meer
arbeid,
meer
geest-
kracht,
meer
volharding
worden
ge-
vorderd
van
ons
en
dat
staalt
den
mensch,
De
grijze,
vuile
rots
be-
werkt,
tot
het
gelaat
der
Hoop
u
daaruit
toelacht,
tot
gij
het
geloof
in
eigen
streven
hebt
gevonden,
tot
gij,
als
Sint
Sylvester
weer
tot
u
komt,
moogt
zeggen:
+Gij
hebt
mij
veel
geschonken,
oude
vriend,
en
al
uwe
beloften
vervuld
«
Wij
zitten
te
vaak
stil
en
klagen
dan,
als
het
leven
ons
niets
brengt
Maar
wie
anders
dan
wij
zijn
daar-
van
oorzaak.
lemand
heeft
zoo
juist
gezegd:
„God
schenkt
den
vogelen
des
velds
voedsel;
maar
zijmoeten
er
voor
vliegen!“
Dat
is
ook
een
heerlijke
wet
voor
ons.
Wij
zullen
mogelijk
nu
en
dan
iets
ont-
vangen,
maar
het
zeer
zeker
nooit
behouden,
als
wij
er
geen
moeite
voor
hebben
gedaan.
Zelfs
liefde
neemt
de
vlucht,
als
wij
ons
niet
imspannen
haar
te
blijven
voeden.
De
hand
daarom
aan
den
ploeg
ge-
slagen!
Voor
ons
ligt
een
wijd,
nog
onbebouwd
veld.
Wij
kunnen
er
vruchten
en
bloemen
van
plukken,
indien
wij
dat
wenschen;
maar
de
tijd,
ons
daartoe
verleend,
is
kort.
Blijven
wij
stilstaan
om
te
peinzen
over
de
van
ons
gevergde
moeite,
om
uit
te
rusten,
of
ons
de
droppe-
len
te
vegen
van
het
gelaat,
dan
behoeven
wij
niet
op
veel
te
reke-
oen..
Neen,
laat
het
zweet
ons
aan-
schijns
den
grond
bedauwen,
door
ons
omgespit.
Hij
heeft
dat
noodig
om
rijkelijk
voort
te
brengen.
Laat
niets
dat
goed
is
ons
afschrikken,
elke
inspanning
wordt
driewerf
be-
loond
en
laat,
naast
zulk
een
ern-
stige
taak
de
hand
ook
liefdewer-
ken
verrichten,
kleine
daden
vol-
brengen
van
vriendelijkheid;
!aat
ons
goed
zijn,
zelfs
voor
de
onbe-
minnelijken,
1904
gaat
den
doodsnik
geven;
wij
houden
nog
Slechts
weinige
uren
over,
om
alles
in
te
halen
wat
tij-
dens
zijn
heerschappij
is
verzuimd.
Laat
1905
ons
bij
het
verdwijnen
niet
een
dergelijk
verwijt
toe
teroe-
pen
hebben.
Het
Nieuwe
jaar
is
be-
reid
ons
te
zevenen,
1maar
alleen
dan
wanneer
wij
woekeren
willen
met
zijn
vele
gelegenheden,
zijn
kansen,
zijn
gaven,
zijn
korten
le-
vensduur,
D.
De
laatste
ure
!.…
9-
ge
ons
veel,
ontzaggelijk
veel
te
zeggen
in
die
zestig,
wellicht
zeventig
jaren,
dat
wij,
als
schepselen
naar
Gods
beeld
geschapen,
ronddolen
in
dit
aardrijk.
Rond_dolende,
rusteloos
voortgedreven
in
dien
ontelbaren
menschendrom,
welke:
zich
een
weg
baant
door
het
leven
!
Zonder
te
weten,
wellicht
zonder
te
wil-
len,
worden
wij
ingevoegd
bij
de
nu
jui-
chende,
dan
treurende
schare,
waarvan
de
ouden
van
dagen
ons
voorgaan
en
wij
jon-
gen
hun
voetspoor
volgen,
zonder
te
kunnen
of
te
willen
beseffen
het
einddoel
der
le-
vensreis.
Wederom
is
zij
aangebroken
de
laatste
ure’van
het
aanstonds
heengevloden
jaar
1904.
Een
traan
welt
in
ons
oog
op,
omdat
die
reeks
van
twaalf
maanden
zooveel
rouw
en
droefheid
bracht,
week
aan
week,
dag
aan
dag,
uur
aan
uur
!
Veelbewogen
leven
!
Hoe
menigmaal
hebt
ge
ons
dit
jaar
weder
herinnerd
aan
de
laatste
ure
van
het
menschenleven.
Graven
gisteren
gesloten,
werden
heden
weder
ge-
opend,
om
daarin
neer
te
leggen
onze
ge-
liefde
afgestorvenen.
Vader
of
moeder,
broeder
of
zuster,
het
vorig
jaar
nog
gezond
en
vol
levenslust
in
den
familiekring
de
laatste
ure
van
het
stervend
jaar
1903
dank-
baar
doorleefd,
ze
zijn
ons
in
dit
jaar
wreed
ontnomen.
Hun
plaats
blijft
immer
ledig
en
in
stille
overdenking
zien
wij
naar
de
beeltenis
van
hem
of
haar,
die
ons
zulke
troostrijke
her-
en
ons
nu
dankbaar
stemt
in
deze
ernstige
oogenblikken,
omdat
het
ons
zoo
goed
was
hem
of
haar
nu
ontnomen,
gekend
en
lief-
gehad
te
wogen
hebben.
°
Maar
neen,
niet
alléén
droefheid
en
smart
bracht
ons
het
afgeloopen
jaar,
niet
immer
bleef
de
zon
des
geluks
schuil
achter
don-
kere
wolken.
Hoe
menig
gelukkig
huwelijk
werd
ook
dit
jaar
voltrokken
;
hoe
menig
ouder
heeft
zijn
kind
dit
jaar
gelukkig
gezien,
omdat
hun
ideaal
verwezenlijkt
werd.
Hoe
menig
echtgenoot
zegent
dit
jaar,
omdat
het
vreugdein
en
vermeerdering
van
het
gezin
bracht
!
Mannen
van
zaken
tevreden
en
voldaan
over
hun
arbeid,
slaan
de
boeken
dicht,
met
de
blijde
wetenschap
gewerkt
te
hebben
iijjverig
en
eerlijk,
een
ieder
gegeven
te
heb-
ben
wat
hem
toekomt.
Wie
onzer
is
niet
blijde
gestemd
in
deze
laatste
ure,
omdat
hij
nuttig
en
met
liefde
arbeidzaam
is
geweest
voor
de
taak
hem
opgedragen?
Hoeveel
kleine
diensten
hebben
wij
mo-
gen
en
kunnen
bewijzen
aan
onze
naasten.
Hoe
zonnig
en
warm
hebben
wij
door
ons
weldoen
het
leven
kunnen
en
mogen
maken
van
arme
bedroefden
en
beproefden.
Veelbewogen
menschenleven
!
£
Wat
hebt
ge_ons
veel,
ontzaggelijk
veel
te
zeggen
in
die
zestig,
wellicht
zeventig
jaar
dat
wij
ronddolen
op
dit
aardrijk
!
Zullen
wij
in
het
komende,
nieuwe
jaar
wor-
den
weggedragen
?
Heden
ik
en
morgen
gij
?
:
Zullen
tegenspoed
en
teleurstelling
dif
jaar
ons
deel
zijn?
De
toekomst
zwijgt
!
Wij
danken
den
goeden
Vader
voor
Zijn
wijs
bestier
om
dit
voor
ons
verborgen
te
houden.
Laat
’t
ons
genoeg
zijn
te
weten,
dat
wij
geboren
zijn
om
te
sterven,
dat
wij
sterven
om
een
nieuw
leven
in
e
gaan!
Laat
het
ons
genoeg
zijn
te
weten,
dat
een
ieder
onzer
geroepen
is
te
leven
met
en
voor
zijn
naasten
in
liefde
en
vriend-
schap
!
:
Laat
het
ons
genoeg
zijnte
weten,
dat
eenmaal
ook
voor
ons
de
laatste
ure
des
ìe_a_\áîrîs
aanbreekt
en
daarom
„Bereidt
uw
jd
”
Die
roepstem
blijve
ons
bij
in
de
laatste
blijve
ons
bij
nieuw
ingetreden
jaar!
Die
roepstem
blijve
ons
bij
dag
aan
dag
tot
aan
het
laatste
ure
van
ons
dáár
zijn
in
het
veelbewogen
m_enschenl_even
‚
want
die
wèl
overdenkt
de
dmggn
die
komen
zullen,
die
zal
zijn
tijd
beregden,
en
die
bereid
is
te
sterven,
is
ook
bereid
het
nieuwe,
onbekende
leven
in
te
gaan,
omdat
hij
geleefd
en
gearbeid
heeft
naar
Gods
wil
en
wet,
omdat
hij
zijn
tijd
„bereid’
heeft
volgens
plicht
en
geweten
omdat
hij
was
een
goed
en
edelgmeàscl'z‚
Veelbewogen
menschenleven!
wat
hebt
inneringeg
+kon
brengen
in
de
laatste
ure
ure
van
het
heengevloden
jaar
!
Die
roepstem
‚.:—;.
in
de
eerste
ure
van
het
_