Tekstweergave van NL-WbdRAZU_DL_18990114_001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
druk? Ìg teî (. i ë ë Ë tot dat ° vaft het - heil ° grte _ en gen d cele _ 10 f prst aar de pel, )m- ten vel, an ! on- uit ing 1de ant het ver jok een nd. 3 rte de ol- pen EE TE E EN A & ETE E n S Z&terdàg 14 Januari 1899. Tweemaal per week verschijnend Nieuws- en Advertentieblad. Ahnnementsnrijs ; Adverteniieprijs : f0,05. Per drie maanden, franco per post f0,55. Enkele nummers Van 13 regels 25 cents, en iedere regei daarboven 5 cents. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. _ abonnement aanmerkelijk lager. Bij UITGEVERS : TER MAAB & SCHULST, Leerdam. bit blad verschijnt elken Woensdag en Zaterdag. in nog 8 andere plaatselijke bladen. genomen Advertentiën voor dit blad opge- geven worden tevens gratis op- Alle boekhandelaren, agenten en brievengaarders nemen abonnementen en advertentiën aan. _ Koningin Louise en Napolcon te Tilsit. De slagen bij Jena en Auerstedt, bij Eylau en bij Friedland hadden plaats ge- had en de vredesonderhandelingen waren te Tilsit begonnen. : Terwijl koningin Louise den loop daar- van te Memel afwachtte, werd zij eensklaps _ opgeschrikt door een brief van haren ge- maal, waarin hij haar verzocht tot hem te komen. Naar zijn oordeel en dat van som- migen zijner raadslieden zou haar tegen- woordigheid wellicht een gunstigen invloed op de vredesvoorwaarden hesbben, te meer daar Napoleon herhaaldelijk: den wensch bad uitgedrukt, kennis te mekea met de _ Koningin van Pruisen. Toen zij dit sebrijven ontving de gra- _vin Von Busz en baar lijfarts dr. Hufe- land waren biij haar zat ze eenige 00- genblikken als wezenloos neder; daarfa barstte zij in tranen uit, en terwijl zij den geneesheer den brief overreikte, sprak zij: „Dat had ik niet verwacht. Hetis het zwaarste offer, dat van mij gevrsagd kon worden, maar ik zal het brengen.“ Reeds den anderen dag reisde zij af naar bet Pruisisch hoofdkwartier te Piktupgö- nen. Daar overnachtte zij ien huize van den Lutherschen predikant en den volgeu- den morgen zette zij den tocht aaar Tilsit voort, waar zij tegen den middag aankwam. De berichten omtrent het kortstondig verblijf van de koningin aldaar en van haar herhaalde ontmoeting mot den Fran- schen keizer stemmen niet op alle punten overeen, We laten hier in hootdzaak het verhaal volgen, dat de gravin Wilhelm von Schwerin opteekende uit den mond van hare nicht, de gravin Von Tauentzien, die H. M. bij deze gelegenheid vergezelde. Tegen tien uur in den morgen kwem het met vier paarden bespannen rijtuig _ voor de pastorie van Piktuppönen voor. _ De koningin verkeerde in een hoogst ze- nuwachtigen toestand, maar nooit was ze schooner dan in die moeilijke dagen. _ De koning ontving haar in de deur der woning, die hijij tiijjdelijk te Tilsit betrok- _ ken had. De veldmaarschalk Kalekreutb, van wien, naar men zegt, het denkbeeld was uitgegaan om H. M. over te laten komen, maakte terstond zijne opwachting - en was letterlijk opgewonden van blijdschap. Hiij verhaalde haar hoe keizer Napoleon zich verheugde in het vooruitzicht haar te zullen ontmoeter, hoe biij haar zoo spoedig mogelijk bezoeken zou, en sprak de schoonste verwachtingen uit van de gevolgen harer komst. Ten slotte maakte de koningin aan zijn woordenstroom een einde. „Ik - biìd u, zeide zij, „laat mij thans met rust, opdat ik tot mij zelven komen en mijne gedachten ordenen kan. Rust echter had zij niet, want terstond daarop verschsen ook de minister Von Hardenberg om met haar de naderende ontmoeting te bespreken, en nauwelijks was hij aangekomen, toen ’s keizers bezoek werd aangekondigd. Hij naderde, gezeten op een kleinen Arabischen schimmel en omgeven door een stoet van maarschalken en generaals, Voor de woning steeg hij àf. De koning, ver- gezeld van zijn adjudanten, generaal Pfuel, generaal Von Köckeritz, veldmaarsohalk Von Kalckreuth en den opperstalmeester Jagow, wachtte hem in de vestibule op. „H. M. is boven?“, vroeg Napoleon, na cen vluchtige begroeting, als om |te kennen te geven, dat zijn bezoek slechts haar gold. De koning antwoordde toestemmend en ggleì_dde hem naar de vertrekken der ko- ningin, Louise ontving haren overwinnaar op haar gewone tactrolle wijze. Napoleon moest het erkennen, dat zij moesteres ge- bleven was van den loop van het gesprek. Na de gewone wederzijdsche plichtplegingen, ging zij regelrecht op haar doel aan. „Ik ben hier gekomen, Sire“, aldus eprak zij, „in de hoop een dragelijken vrede te zullen verwerven,* : „Maar hoe hebt ge er ooit aan kunnen denken met mij een oorlog te beginnen P“ was het verwaten antwoord. » De roem van Frederik den Groote bracht er ons toe onszelven omtrent onze krachten te misleiden,“ hernam de koningin, „z00 we ons al misleid hebben,® He? onderhoud duurde omstreeks een kwartier. „Zoodra de keizer vertrokken was“, aldus verhaalt de gravin Von Tauent- zien, „snelde ik het vertrek der koningin binnen. Ze was in een uitermate opge- wekte stemming. ' Zij had van den keizer het behoud van Maagdenburg, Silezië en Westphalen gevraagd, „Giij vraagt veel, mevrouw,“ had Napoleon geantwoord, „maar ik beloof u, we zullen er over denken.“ Nauwelijks was hij weg, toen de maar- schalk Berthier verscheon, om de koningin af te halen voor het diner, waartoe de keizer haar uitgenoodigd hed. Louise zat tusschen de keizers van Frankrijk en van Rusland, terwijl de koning tegenover haar zat. Het onderhoud aan tafel was levendig en werd van tiijjd tot tiijd zelfs op een schertsenden toon gevoerd. „Weet gij wel», vroeg Napoleon, dat miijne huzaren op het punt Kebben gestaan U, M. gevangen te nemen ? nIk kan het nauwelijks gelooven, Sire’”, antwoordde de koningin, „daar ik in het geheel geen Franschen gezien heb.“ „Maar waarom u aldus bloot te stellen? Waarom wachtet gij mij niet af te Weimar*, vroeg de keizer verder. „Waarlijk, Sire, ik had niet den minsten lust u daar te ontmoeten», was het lachend antwoord. »sAvonds,» aldus verhaalt de gravin Von Tauentzien, „keerden wij naar Piktuppönen terug. De koniagin was veel vroolijker dan ze sedert lang was geweest. Voortdurend toch had de keizer de arme vrouw met hoop gevleid, echter zonder eonige bepaalde toezegging te doen.“ Inderdaad schrest Napoleon den volgen- den dag aan de keizerin : „Ik heb gisteren de koningin van Pruisen ontmoet. Ik was uiterst beleefd, maar paste er wel op iets te beloven. Hetisinderdaad eene schoone, bekoorlijke vrouw. Doch wordt nu maar niet jaloersch; ik ben als wasdoek; de in- drukken glijden er gemakkelijk weder afÉ. Den volgenden dag was H. M. opnieuw aan ’s keizors tafel genoodigd, aldus meldt gravin Von Tauentzien. Het rijtuig stond reeds eenigen. tijd aan de deur en nog altiijd wachtten wij op de koningin, die buiteagewoon veel tijd noodig had voor haar toilet. Ik wangde het eens te gaan zien en vond haar in tranen badende. Z wees mij met den vinger een briefjs aan, dat balt geopend op de tafel lag. Ik vam het op, doch legde het weer neder, toen ik de jhand des konings herkende. »Neen, lees“, fluisterde de koningin. Het bevatte slechts een paar regels, doch deze verklaarden voldoende de tranen van H. M. „Louise“, aldus schreef de koning, „bet offer is vergeefs gebracht. De vredes- voorwaarden zijn verschrikkelijk.» Te Tilsit ontving Friedrich Wilhelm zijn gade met een uitdrukking van de grootste bekommering. „Sedert gisteren is alles veraaderd. We hebben ons met valsche hoop gevleid,“ sprak hij somber. Ditmaal kwam Napoleon zelf niet, Berthier kwam de koningin weder afhalen, Toen zij ’s keizers verblijf binnentrad, was de eerste, dien zij ontmoette, Tailleyrand, wiens verschiijjning een hoogst onaange- namen indruk op haar maakte. „Zoodra ik dien man gezien had,“ sprak zij later, „gat ik alle hoop op.< Napoleon trachtte het onderhoud aan tafel weder ep schertsenden toon te voerenp, doch de antwoorden van de koningin waren droog en afgemeten. Zinspelende op haar hoofddeksel, zeide de gastheer lacbend: ,„Hoe nu, draagt de koningin van Pruisen een tulband?® Dat geschiedt toch zeker niet om miijn keizerlijken broeder van Rusland genoegen te doen, daar hiij oorlog voert met de Turken.® „Het is om Roestan_genoegen te doen‚"‘ antwoordde Louise, met een vluchtigen blik op den bekenden Mameluk, die achter Napoleon’s stoel stond. Na afloop van het diner, geleidde de keizer zelf ziijne gast naar haar rijtuig terug. Op dat oogenblik kon Louise haar gevoel niet langer bedwingen. Toen Napo- leon bij het afscheid nemen opnieuw in tal van ijdele plichtplegingen maakte, wendde zij zich af met de woorden : „Sire, hebt mij wreed bedrogen.* Een waarlijk satanische glimlach was het venig antwoord. Tot zoover de gravin Von Tauentzien. Te Memel teruggekeerd, schreef de konin- gin aan hare zuster Frederika, die toenter- tijd te Teplitz een badkuur onderging : „ledereengweet welken stap ik heb gedaan om hòèt loft van Pruissen te verzachten en hoe weinig succes miijne poging heeft gehad. Ik was dit als trouwe gade den koning, als liefhebbende moeder miijnen kinderen, als kosingin mijn volk sebuldig. Het gevoel, mijn plicht te hebben gedaan, is thans mijn eenige belooning. Sedert haar terugkear uit Tilsit was Louise's gezondheid wankelend. Die schok was te zwaar geweest voor haar teeder gestel. Later, in zijne ballingschao, kwam Napoleon telkens weder terug op zijne ontmoetiag met de koniugin van Pruisen. Dan was hij overvloadig in haar lof en putte zich uit in bewijzen om aan te toonen, dat biij die gelegenheid niet anders had kunnen handelen dan hij ge- daan had. Was het wellicht de bleeke schim van het vermoorde slachtoffer van zijn eer- en heerschzucht, die opdoemde uit de sombere baren der Atlantische Zee om de ver- schrikkingen van St. Helena’s rots voor dea neergebondsden scepterroover volkomen te maken? J. C. VAN DEN BERG. Heerenveer, ’98. Een sprookje uit de Zöe ceuw. Eeuwen geleden bestond er, ver hier vandaan, een volk, dat in veel opzichten merkwaardig was. De menschen werkten er elkander altijd tegen (in ’t geheim), of de een sprak kwaad van den ander, en als ze er kaas toe zagen, trachtten ze zich ten koste van elkaar te bevoordeelen, Men klaagde toen orer „den strijd om ’t bestaan®, en hoorde van „den een zijn dood, den ander zijn brood.* Dit moest in die oude dagen de daden der menschen ver- goelijken. Want niemand behoeft te denken, dat ze clkander kwaad aankeken, of met elkander vochten. Verre van daar ! Ze waren vriendelijk en voorkomend, zegden elkaar mooie woorden en drukten elkander de hand. Dit kwam door ’t ge= loof dier menschen. Dit schreef n.l. vóor, dat men ziijn naasten zóo moest behan- delen, als men zelf bebandeld wenschte te worden. Wie dat deed, werd „goed“ genoemd. leder stelde prijs op dien naam en daarom deed ieder zich voor, alsof hij goed wàs. Doch de waarheid dient gezegd : er leefden er ook, die werkelijk goed waren. Ba er kwam steeds meer een stroven om „goed“ te zijn. Dat oude Rijk ging een tiijd van groote welvaart tegemoet; kunsten en weten- sckappen blceiden ; de strijd om het be- staan was or nog wel, maar hij was ver- guld, verbloemd. Wellicht ware hij eens verdwenen, sls een overheerscher het volk niet ten ondergang had geleid. Die over- heerseher hulde zich in het kleed van een waren vriend, een trooster, een helper, De scheikundigen n.l. hadden een stof ontdekt, een vergif, dat de grond-oorzaak werd van den ondergang Yan dat volk in de oudbeid. Die stof maekte vroolijk, op- geruimd, verjoeg de zorgen (van dex strijd om ’t bestaan), verwarmde of maakte koud, al naar men wenschte, voedde en gaf toch ook honger. Het was een wonderlijk iets. Als er in dien tijd kwakzalvers geweest waren (helaas ! dat ze toon niet bestonden), ze hadden duizend voordeelen van de stof kunnen opsommen. Maar alevel, de men- schen in dat verre land begonnen er toch bij alle gelegenheden van te gebruiken. „Doeh“, denkt wellicht een aandachtig lezer, lustten dan die menschen vergif „Neen, in zuiveren ftoestand niet, maar vermengd met zoete stoffen, eieren, vruch- ten, enz. welk, Zoo werd het door verkoopers aan de markt gebracht. En ’twas gek, hoe rijker die werden (en dat werden ze !) hoe a:mer de menschen; ja, en wat nog het vreemdst was, die ’t goedje eens hadden geproefd, verlangden telkeus meer. En er was een sterke wil toe noodig om maat te houden, vooral doordat het vergif de eigenschap bezat, den wil te verlammen., Nu waren er wel menschen, die anderen ook door hun voorbeeld aanrieden, het vergif niet te gebruiken, maar zonder dat het hielp. n was er vroeger nog een vergisjs van goedheid over den omgang der menschen onderling, dat verdween in die oude tijden geheel. Tegenwoordig zou zoo iets niet meer voor kunnen komen. Maar toen werd de vriendelijke door dat vergif norsch, de milddadige onbarmbartig, de spaarzame verkwistend, de ijjverige lui, de sterke zwak, de gezonde ziek, de vreedzame twistziek. Die Staat in de oudheid ging snel onder, en maar weinigen zagen het. Want die van het streelend vergif gebruik- ten, werden ziende blind en hoorende doof. s Nu vindt men op de plaats, waar dat volk met al zijn strijd toch naar ’t goede streefde, bouwvallen, ruïnes. Hier en daar staat nog een stuk paleis van den overheerscher, waarvoor de weinige bewo- ners van het land nog altijd schatting op- brengen. Ellendig sleepen ze een armoedig bestaan voort. Gelukkig dat wij dien overheerscher Alcohol miet meer kennen. Wel is hier »een strijd om ’t bestaan“, maar wij zijn te verstandig om cijns op te brengen voor den tyran, die dat ongelukkige velk in de oudheid ten verderve braeht. Gemengd Nieuws. Te Rozendaal leeft sedert drie jaar een jonkman, die in al dien tijd geen nat of droog door de keel heeft gekregen. llet is de 18jarige Henri van Reuzel. In 1895, als metselaars- jongen in een in aanbouw zijnd huis werkzaam, dronk hij biij vergissing uit eene kruik met karbol. De keel ver- brandde en de slokdarm groeide dicht. Daar de jongen van honger had moe- ten sterven, werd door den dokter ter hoogte der maagstreek eene opening van een vingerdikte in het lichaam ge- sneden, waardoor voedsel in de maag werd gespoten. Als de andere huisge- nooten nu het middagmaal gebruiken, bedient deze wonderbare huisgenoot zich zelf met eene spuit, waardoor hij vloeibaar voedsel- in de maag brengt. Alles bekomt hem goed en Henri is even gezond als de anderen. Het komt in de schoolboekjes nog al eens voor, dat er tranen van vreugde geschreid worden. Waarschijnlijk zien de meeste kinderen in hun naaste om- geving maar zelden van die vreugde- tranen plengen en vandaar zal ’t mis- schien komen, dat men bij de verklaring der leesles altijd 10et deze soort tranen moeite heeft. Dezer dagen werd in een middelklasse een lesje gelezen over »Sint Nicolaas“. Het slot is, dat de kinderen uit het lesje ten toppunt van geluk zijn, terwijl vader er met een vergenoegd gezicht naar zit te kijken en moeder een traan wegpinkt. De onderwijzer vraagt, waarom moe- der dit deed. Eerst geen antwoord; dan steekt een ventje achter in de klasse zijn vinger op en zegt: »Omdat het haar zooveel geld gekost had, meester Het »Dagblad« vermeldt de vol- gende historische anecdote van-den ouden Bamberg : _ E De goochelaar was in een familie geinviteerd om op een kinderfeest de jongelui te vermaken. Den dag te voren worden met den heer des huizes be- sproken de ingrediënten, die voor de voorstelling noodig zijn. # Eieren, sinaasappelen en dergelijken worden op de lijst gebracht en ten slotte een .… oude broek. Mijnheer kijkt eenigszins vreemd op. vMag ik er alles mede doen wat ik wil, mijnheer? Het is een verrassing, weet u!« _ „Zeker, Bamberg, ga je gang maart, antwoordt de bhuisvader en laat den ouden goochelaar het versleten klee- dingstuk brengen dat door hem ver- langd is. : »Dus alles mag ik er mede doen ? Het is een verrassing !C Nogmaals wordt het verlot gegeven en Bamberg gaat naar huis Den volgenden avonl heeft de voor- stelling voor een aantal blijde kinder- gezichten plaats. Eierzak, ommelet, kunstjes met kaarten, het geheele re- pertoire, doch geen enkel kunststuk wordt verricht, waarbij de broek van den heer de huizes een rol speelt ! Deze neemt hem apart en vraagt de reden. meer om hier te komen en u zei toch, dat ik er alles mede doen mocht. Dat is nu de verrassing. « Een 40 jarige weduwe met 4 kin- deren in de gemeente Smallingerland (Er.) eigenares van een boerderiijj en eenige honderden in contanten, huwde _ drie met één kind. Hij was lid der christelijk gereformeer- de kerk, en dadelijk werden al de kindes ren in die kerk gedoopt. Nu heeftde nieuwe echtgenoot de echte- lijke woning verlaten; het vee heeft hij alreeds verkocht; weldra zal boeldag wor- den gehouden, terwijl hij reeds een adver- tentie geplaatst heeft, om zijne vrouw niet te borgen of te leenen! De vrouw staat als oppassend bekend. Duidelijk blijkt, dat de man enkel de weduwe ge- huwd heeft om haar bezittingen te gelden te maken, waaraan zij niets doen kan, Een leuke advertentie. In het Industrieel Advertentieblad van Tilburg en Omstreken kwam dezer dagen de volgende leuke nieuwjaarsannonce voor: „P. Uitjens“ den en begunstigers binnen en buiten de stad, en ook een huis te huur.“ heeft een Londensch veroorzaakt van zijn kind, een wichtje van 7 maanden. Hij zat achter het kind, dat bezig was met spelen, toen hij plotseling hard niesde. De kleinen werd daardoor zoo verschrikt, dat hij in zijn kinderstoel achteroverviel en na verloop van een paar stierf. Men schrijft uit Middelburg: Door niezen kapper den dood te 10 uur alhier aankomt, even vóór het station een l6jarige knaap overreden ; de jongen werd letterlijk vermorzeld. zich, met het doel om overreden te worden, voor den trein heeft geworpen. Trommelen naar de kerk. Zondag was te Hoogeveen voor het eerst de pieuwe „trommelslager“ Jb. Leiijjssenaar, mr. schoenmaker, gekozen uit 10 sollicitanten, in functie, In de verte reeds kon men hooren, dat er iets nicuws aan den trom was het was niet de ge- schijnlijk was de nieuwe functionaris bang dat hij door het vel heen zou slaan. Deze gewoonte, om nl. met de trom voorop naar de kerk te gaan, is reeds oud. Ziijj dateert van vóór 1652. Toen toch had men te Hoogeveen geen kerk, maar bevond zich op pl.m. een uur af- stand, te Echten, een kapel en liet de heer van de „Heerlijkheid Echten,% die van militairen bloede was, des Zondags trommelen, hetgeen op grooten afstand kon worden gehoord, om de menschen op te wekken in die kapel bun godsdienst- plichten te vervullen. Na het bouwen van de kerk te Hoogeveen bleef dat trommelen tot op den huidigen dag in zwang. Een ruil. Zekere S. te Nieuw-Vennep, Haarlem- mermeer, wilde aan T. een rijwiel in ruil afstaan voor een hit. T. stemde hierin niet toe, dooh zeide, ik heb thuis nog een kleiner diertje, dat nog veel harder loopt dan deze; dit wil ik voor de fiets wel aan u overdoen. Dit werd goedge- vonden en aldus overeengekomen nam T. de fists meê naar huis, en deed het kleine dier aan de woning van S. bezorgen, die ziijne tehuiskomst kijken, toen ‘hij, zich al reeds in ’t bezit van een hit verheugende, ontwaarde, dat »Och, meneer, ik zal bet u maar zeggen, ik had geen fatsoenlijke broek hem in plaats van een hit eene kat was thuis bezorgd. (H. Ct) Ook in Den Haag heeft zich een geval van nona of slaapziekte voorge- daan. Op Nieuwjaarsmorgen kreeg een bewoonster van de Rembrandtstraat na de gewone nachtrust genoten te hebben, een onweerstaanbare behoefte om nog wat te gaan liggen. Er werd niets tÎ)ijzonders in gezien, haar man zou dan al vast vooruit gaan naar de ouders om te feliciteeren met het nieuwe jaar. Maar de vrouw bleef slapen en de geneesheer constateerde een geval van nona. Tot Woensdag duarde de slaap en ging toen zacht en ongemerkt n den doodslaap over. (D.) maandeu geleden een 27-jarige weduwnaar „wenscht geluk en zegen aan alle vrien- minuten Zaterdagavond is door den trein, welke” Het 18 meer dan waarschijnlijk dat hij G wone, regelmatige, forsche slag waar-. SIs: vreemd stond te °