Tekstweergave van NL-WbdRAZU_DL_18990114_001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
druk?
Ìg
teî
(.
i
ë
ë
Ë
tot
dat
°
vaft
het
-
heil
°
grte
_
en
gen
d
cele
_
10
f
prst
aar
de
pel,
)m-
ten
vel,
an
!
on-
uit
ing
1de
ant
het
ver
jok
een
nd.
3
rte
de
ol-
pen
EE
TE
E
EN
A
&
ETE
E
n
S
Z&terdàg
14
Januari
1899.
Tweemaal
per
week
verschijnend
Nieuws-
en
Advertentieblad.
Ahnnementsnrijs
;
Adverteniieprijs
:
f0,05.
Per
drie
maanden,
franco
per
post
f0,55.
Enkele
nummers
Van
13
regels
25
cents,
en
iedere
regei
daarboven
5
cents.
Driemaal
plaatsing
wordt
slechts
tweemaal
berekend.
_
abonnement
aanmerkelijk
lager.
Bij
UITGEVERS
:
TER
MAAB
&
SCHULST,
Leerdam.
bit
blad
verschijnt
elken
Woensdag
en
Zaterdag.
in
nog
8
andere
plaatselijke
bladen.
genomen
Advertentiën
voor
dit
blad
opge-
geven
worden
tevens
gratis
op-
Alle
boekhandelaren,
agenten
en
brievengaarders
nemen
abonnementen
en
advertentiën
aan.
_
Koningin
Louise
en
Napolcon
te
Tilsit.
De
slagen
bij
Jena
en
Auerstedt,
bij
Eylau
en
bij
Friedland
hadden
plaats
ge-
had
en
de
vredesonderhandelingen
waren
te
Tilsit
begonnen.
:
Terwijl
koningin
Louise
den
loop
daar-
van
te
Memel
afwachtte,
werd
zij
eensklaps
_
opgeschrikt
door
een
brief
van
haren
ge-
maal,
waarin
hij
haar
verzocht
tot
hem
te
komen.
Naar
zijn
oordeel
en
dat
van
som-
migen
zijner
raadslieden
zou
haar
tegen-
woordigheid
wellicht
een
gunstigen
invloed
op
de
vredesvoorwaarden
hesbben,
te
meer
daar
Napoleon
herhaaldelijk:
den
wensch
bad
uitgedrukt,
kennis
te
mekea
met
de
_
Koningin
van
Pruisen.
Toen
zij
dit
sebrijven
ontving
—
de
gra-
_vin
Von
Busz
en
baar
lijfarts
dr.
Hufe-
land
waren
biij
haar
—
zat
ze
eenige
00-
genblikken
als
wezenloos
neder;
daarfa
barstte
zij
in
tranen
uit,
en
terwijl
zij
den
geneesheer
den
brief
overreikte,
sprak
zij:
„Dat
had
ik
niet
verwacht.
Hetis
het
zwaarste
offer,
dat
van
mij
gevrsagd
kon
worden,
maar
ik
zal
het
brengen.“
Reeds
den
anderen
dag
reisde
zij
af
naar
bet
Pruisisch
hoofdkwartier
te
Piktupgö-
nen.
Daar
overnachtte
zij
ien
huize
van
den
Lutherschen
predikant
en
den
volgeu-
den
morgen
zette
zij
den
tocht
aaar
Tilsit
voort,
waar
zij
tegen
den
middag
aankwam.
De
berichten
omtrent
het
kortstondig
verblijf
van
de
koningin
aldaar
en
van
haar
herhaalde
ontmoeting
mot
den
Fran-
schen
keizer
stemmen
niet
op
alle
punten
overeen,
We
laten
hier
in
hootdzaak
het
verhaal
volgen,
dat
de
gravin
Wilhelm
von
Schwerin
opteekende
uit
den
mond
van
hare
nicht,
de
gravin
Von
Tauentzien,
die
H.
M.
bij
deze
gelegenheid
vergezelde.
Tegen
tien
uur
in
den
morgen
kwem
het
met
vier
paarden
bespannen
rijtuig
_
voor
de
pastorie
van
Piktuppönen
voor.
_
De
koningin
verkeerde
in
een
hoogst
ze-
nuwachtigen
toestand,
maar
nooit
was
ze
schooner
dan
in
die
moeilijke
dagen.
_
De
koning
ontving
haar
in
de
deur
der
woning,
die
hijij
tiijjdelijk
te
Tilsit
betrok-
_
ken
had.
De
veldmaarschalk
Kalekreutb,
van
wien,
naar
men
zegt,
het
denkbeeld
was
uitgegaan
om
H.
M.
over
te
laten
komen,
maakte
terstond
zijne
opwachting
-
en
was
letterlijk
opgewonden
van
blijdschap.
Hiij
verhaalde
haar
hoe
keizer
Napoleon
zich
verheugde
in
het
vooruitzicht
haar
te
zullen
ontmoeter,
hoe
biij
haar
zoo
spoedig
mogelijk
bezoeken
zou,
en
sprak
de
schoonste
verwachtingen
uit
van
de
gevolgen
harer
komst.
Ten
slotte
maakte
de
koningin
aan
zijn
woordenstroom
een
einde.
„Ik
-
biìd
u,
zeide
zij,
„laat
mij
thans
met
rust,
opdat
ik
tot
mij
zelven
komen
en
mijne
gedachten
ordenen
kan.
Rust
echter
had
zij
niet,
want
terstond
daarop
verschsen
ook
de
minister
Von
Hardenberg
om
met
haar
de
naderende
ontmoeting
te
bespreken,
en
nauwelijks
was
hij
aangekomen,
toen
’s
keizers
bezoek
werd
aangekondigd.
Hij
naderde,
gezeten
op
een
kleinen
Arabischen
schimmel
en
omgeven
door
een
stoet
van
maarschalken
en
generaals,
Voor
de
woning
steeg
hij
àf.
De
koning,
ver-
gezeld
van
zijn
adjudanten,
generaal
Pfuel,
generaal
Von
Köckeritz,
veldmaarsohalk
Von
Kalckreuth
en
den
opperstalmeester
Jagow,
wachtte
hem
in
de
vestibule
op.
„H.
M.
is
boven?“,
vroeg
Napoleon,
na
cen
vluchtige
begroeting,
als
om
|te
kennen
te
geven,
dat
zijn
bezoek
slechts
haar
gold.
De
koning
antwoordde
toestemmend
en
ggleì_dde
hem
naar
de
vertrekken
der
ko-
ningin,
Louise
ontving
haren
overwinnaar
op
haar
gewone
tactrolle
wijze.
Napoleon
moest
het
erkennen,
dat
zij
moesteres
ge-
bleven
was
van
den
loop
van
het
gesprek.
Na
de
gewone
wederzijdsche
plichtplegingen,
ging
zij
regelrecht
op
haar
doel
aan.
„Ik
ben
hier
gekomen,
Sire“,
aldus
eprak
zij,
„in
de
hoop
een
dragelijken
vrede
te
zullen
verwerven,*
:
„Maar
hoe
hebt
ge
er
ooit
aan
kunnen
denken
met
mij
een
oorlog
te
beginnen
P“
was
het
verwaten
antwoord.
»
De
roem
van
Frederik
den
Groote
bracht
er
ons
toe
onszelven
omtrent
onze
krachten
te
misleiden,“
hernam
de
koningin,
„z00
we
ons
al
misleid
hebben,®
He?
onderhoud
duurde
omstreeks
een
kwartier.
„Zoodra
de
keizer
vertrokken
was“,
aldus
verhaalt
de
gravin
Von
Tauent-
zien,
„snelde
ik
het
vertrek
der
koningin
binnen.
Ze
was
in
een
uitermate
opge-
wekte
stemming.
'
Zij
had
van
den
keizer
het
behoud
van
Maagdenburg,
Silezië
en
Westphalen
gevraagd,
„Giij
vraagt
veel,
mevrouw,“
had
Napoleon
geantwoord,
„maar
ik
beloof
u,
we
zullen
er
over
denken.“
Nauwelijks
was
hij
weg,
toen
de
maar-
schalk
Berthier
verscheon,
om
de
koningin
af
te
halen
voor
het
diner,
waartoe
de
keizer
haar
uitgenoodigd
hed.
Louise
zat
tusschen
de
keizers
van
Frankrijk
en
van
Rusland,
terwijl
de
koning
tegenover
haar
zat.
Het
onderhoud
aan
tafel
was
levendig
en
werd
van
tiijjd
tot
tiijd
zelfs
op
een
schertsenden
toon
gevoerd.
„Weet
gij
wel»,
vroeg
Napoleon,
dat
miijne
huzaren
op
het
punt
Kebben
gestaan
U,
M.
gevangen
te
nemen
?
nIk
kan
het
nauwelijks
gelooven,
Sire’”,
antwoordde
de
koningin,
„daar
ik
in
het
geheel
geen
Franschen
gezien
heb.“
„Maar
waarom
u
aldus
bloot
te
stellen?
Waarom
wachtet
gij
mij
niet
af
te
Weimar*,
vroeg
de
keizer
verder.
„Waarlijk,
Sire,
ik
had
niet
den
minsten
lust
u
daar
te
ontmoeten»,
was
het
lachend
antwoord.
»sAvonds,»
aldus
verhaalt
de
gravin
Von
Tauentzien,
„keerden
wij
naar
Piktuppönen
terug.
De
koniagin
was
veel
vroolijker
dan
ze
sedert
lang
was
geweest.
Voortdurend
toch
had
de
keizer
de
arme
vrouw
met
hoop
gevleid,
echter
zonder
eonige
bepaalde
toezegging
te
doen.“
Inderdaad
schrest
Napoleon
den
volgen-
den
dag
aan
de
keizerin
:
„Ik
heb
gisteren
de
koningin
van
Pruisen
ontmoet.
Ik
was
uiterst
beleefd,
maar
paste
er
wel
op
iets
te
beloven.
Hetisinderdaad
eene
schoone,
bekoorlijke
vrouw.
Doch
wordt
nu
maar
niet
jaloersch;
ik
ben
als
wasdoek;
de
in-
drukken
glijden
er
gemakkelijk
weder
afÉ.
Den
volgenden
dag
was
H.
M.
opnieuw
aan
’s
keizors
tafel
genoodigd,
aldus
meldt
gravin
Von
Tauentzien.
Het
rijtuig
stond
reeds
eenigen.
tijd
aan
de
deur
en
nog
altiijd
wachtten
wij
op
de
koningin,
die
buiteagewoon
veel
tijd
noodig
had
voor
haar
toilet.
Ik
wangde
het
eens
te
gaan
zien
en
vond
haar
in
tranen
badende.
Z
wees
mij
met
den
vinger
een
briefjs
aan,
dat
balt
geopend
op
de
tafel
lag.
Ik
vam
het
op,
doch
legde
het
weer
neder,
toen
ik
de
jhand
des
konings
herkende.
»Neen,
lees“,
fluisterde
de
koningin.
Het
bevatte
slechts
een
paar
regels,
doch
deze
verklaarden
voldoende
de
tranen
van
H.
M.
„Louise“,
aldus
schreef
de
koning,
„bet
offer
is
vergeefs
gebracht.
De
vredes-
voorwaarden
zijn
verschrikkelijk.»
Te
Tilsit
ontving
Friedrich
Wilhelm
zijn
gade
met
een
uitdrukking
van
de
grootste
bekommering.
„Sedert
gisteren
is
alles
veraaderd.
We
hebben
ons
met
valsche
hoop
gevleid,“
sprak
hij
somber.
Ditmaal
kwam
Napoleon
zelf
niet,
Berthier
kwam
de
koningin
weder
afhalen,
Toen
zij
’s
keizers
verblijf
binnentrad,
was
de
eerste,
dien
zij
ontmoette,
Tailleyrand,
wiens
verschiijjning
een
hoogst
onaange-
namen
indruk
op
haar
maakte.
„Zoodra
ik
dien
man
gezien
had,“
sprak
zij
later,
„gat
ik
alle
hoop
op.<
Napoleon
trachtte
het
onderhoud
aan
tafel
weder
ep
schertsenden
toon
te
voerenp,
doch
de
antwoorden
van
de
koningin
waren
droog
en
afgemeten.
Zinspelende
op
haar
hoofddeksel,
zeide
de
gastheer
lacbend:
,„Hoe
nu,
draagt
de
koningin
van
Pruisen
een
tulband?®
Dat
geschiedt
toch
zeker
niet
om
miijn
keizerlijken
broeder
van
Rusland
genoegen
te
doen,
daar
hiij
oorlog
voert
met
de
Turken.®
„Het
is
om
Roestan_genoegen
te
doen‚"‘
antwoordde
Louise,
met
een
vluchtigen
blik
op
den
bekenden
Mameluk,
die
achter
Napoleon’s
stoel
stond.
Na
afloop
van
het
diner,
geleidde
de
keizer
zelf
ziijne
gast
naar
haar
rijtuig
terug.
Op
dat
oogenblik
kon
Louise
haar
gevoel
niet
langer
bedwingen.
Toen
Napo-
leon
bij
het
afscheid
nemen
opnieuw
in
tal
van
ijdele
plichtplegingen
maakte,
wendde
zij
zich
af
met
de
woorden
:
„Sire,
gij
hebt
mij
wreed
bedrogen.*
Een
waarlijk
satanische
glimlach
was
het
venig
antwoord.
Tot
zoover
de
gravin
Von
Tauentzien.
Te
Memel
teruggekeerd,
schreef
de
konin-
gin
aan
hare
zuster
Frederika,
die
toenter-
tijd
te
Teplitz
een
badkuur
onderging
:
„ledereengweet
welken
stap
ik
heb
gedaan
om
hòèt
loft
van
Pruissen
te
verzachten
en
hoe
weinig
succes
miijne
poging
heeft
gehad.
Ik
was
dit
als
trouwe
gade
den
koning,
als
liefhebbende
moeder
miijnen
kinderen,
als
kosingin
mijn
volk
sebuldig.
Het
gevoel,
mijn
plicht
te
hebben
gedaan,
is
thans
mijn
eenige
belooning.
Sedert
haar
terugkear
uit
Tilsit
was
Louise's
gezondheid
wankelend.
Die
schok
was
te
zwaar
geweest
voor
haar
teeder
gestel.
Later,
in
zijne
ballingschao,
kwam
Napoleon
telkens
weder
terug
op
zijne
ontmoetiag
met
de
koniugin
van
Pruisen.
Dan
was
hij
overvloadig
in
haar
lof
en
putte
zich
uit
in
bewijzen
om
aan
te
toonen,
dat
bij
biij
die
gelegenheid
niet
anders
had
kunnen
handelen
dan
hij
ge-
daan
had.
Was
het
wellicht
de
bleeke
schim
van
het
vermoorde
slachtoffer
van
zijn
eer-
en
heerschzucht,
die
opdoemde
uit
de
sombere
baren
der
Atlantische
Zee
om
de
ver-
schrikkingen
van
St.
Helena’s
rots
voor
dea
neergebondsden
scepterroover
volkomen
te
maken?
J.
C.
VAN
DEN
BERG.
Heerenveer,
’98.
Een
sprookje
uit
de
Zöe
ceuw.
Eeuwen
geleden
bestond
er,
ver
hier
vandaan,
een
volk,
dat
in
veel
opzichten
merkwaardig
was.
De
menschen
werkten
er
elkander
altijd
tegen
(in
’t
geheim),
of
de
een
sprak
kwaad
van
den
ander,
en
als
ze
er
kaas
toe
zagen,
trachtten
ze
zich
ten
koste
van
elkaar
te
bevoordeelen,
Men
klaagde
toen
orer
„den
strijd
om
’t
bestaan®,
en
hoorde
van
„den
een
zijn
dood,
den
ander
zijn
brood.*
Dit
moest
in
die
oude
dagen
de
daden
der
menschen
ver-
goelijken.
Want
niemand
behoeft
te
denken,
dat
ze
clkander
kwaad
aankeken,
of
met
elkander
vochten.
Verre
van
daar
!
Ze
waren
vriendelijk
en
voorkomend,
zegden
elkaar
mooie
woorden
en
drukten
elkander
de
hand.
Dit
kwam
door
’t
ge=
loof
dier
menschen.
Dit
schreef
n.l.
vóor,
dat
men
ziijn
naasten
zóo
moest
behan-
delen,
als
men
zelf
bebandeld
wenschte
te
worden.
Wie
dat
deed,
werd
„goed“
genoemd.
leder
stelde
prijs
op
dien
naam
en
daarom
deed
ieder
zich
voor,
alsof
hij
goed
wàs.
Doch
de
waarheid
dient
gezegd
:
er
leefden
er
ook,
die
werkelijk
goed
waren.
Ba
er
kwam
steeds
meer
een
stroven
om
„goed“
te
zijn.
Dat
oude
Rijk
ging
een
tiijd
van
groote
welvaart
tegemoet;
kunsten
en
weten-
sckappen
blceiden
;
de
strijd
om
het
be-
staan
was
or
nog
wel,
maar
hij
was
ver-
guld,
verbloemd.
Wellicht
ware
hij
eens
verdwenen,
sls
een
overheerscher
het
volk
niet
ten
ondergang
had
geleid.
Die
over-
heerseher
hulde
zich
in
het
kleed
van
een
waren
vriend,
een
trooster,
een
helper,
De
scheikundigen
n.l.
hadden
een
stof
ontdekt,
een
vergif,
dat
de
grond-oorzaak
werd
van
den
ondergang
Yan
dat
volk
in
de
oudbeid.
Die
stof
maekte
vroolijk,
op-
geruimd,
verjoeg
de
zorgen
(van
dex
strijd
om
’t
bestaan),
verwarmde
of
maakte
koud,
al
naar
men
wenschte,
voedde
en
gaf
toch
ook
honger.
Het
was
een
wonderlijk
iets.
Als
er
in
dien
tijd
kwakzalvers
geweest
waren
(helaas
!
dat
ze
toon
niet
bestonden),
ze
hadden
duizend
voordeelen
van
de
stof
kunnen
opsommen.
Maar
alevel,
de
men-
schen
in
dat
verre
land
begonnen
er
toch
bij
alle
gelegenheden
van
te
gebruiken.
„Doeh“,
denkt
wellicht
een
aandachtig
lezer,
lustten
dan
die
menschen
vergif
?«
„Neen,
in
zuiveren
ftoestand
niet,
maar
vermengd
met
zoete
stoffen,
eieren,
vruch-
ten,
enz.
welk,
Zoo
werd
het
door
verkoopers
aan
de
markt
gebracht.
En
’twas
gek,
hoe
rijker
die
werden
(en
dat
werden
ze
!)
hoe
a:mer
de
menschen;
ja,
en
wat
nog
het
vreemdst
was,
die
’t
goedje
eens
hadden
geproefd,
verlangden
telkeus
meer.
En
er
was
een
sterke
wil
toe
noodig
om
maat
te
houden,
vooral
doordat
het
vergif
de
eigenschap
bezat,
den
wil
te
verlammen.,
Nu
waren
er
wel
menschen,
die
anderen
ook
door
hun
voorbeeld
aanrieden,
het
vergif
niet
te
gebruiken,
maar
zonder
dat
het
hielp.
n
was
er
vroeger
nog
een
vergisjs
van
goedheid
over
den
omgang
der
menschen
onderling,
dat
verdween
in
die
oude
tijden
geheel.
Tegenwoordig
zou
zoo
iets
niet
meer
voor
kunnen
komen.
Maar
toen
werd
de
vriendelijke
door
dat
vergif
norsch,
de
milddadige
onbarmbartig,
de
spaarzame
verkwistend,
de
ijjverige
lui,
de
sterke
zwak,
de
gezonde
ziek,
de
vreedzame
twistziek.
Die
Staat
in
de
oudheid
ging
snel
onder,
en
maar
weinigen
zagen
het.
Want
die
van
het
streelend
vergif
gebruik-
ten,
werden
ziende
blind
en
hoorende
doof.
s
Nu
vindt
men
op
de
plaats,
waar
dat
volk
met
al
zijn
strijd
toch
naar
’t
goede
streefde,
bouwvallen,
ruïnes.
Hier
en
daar
staat
nog
een
stuk
paleis
van
den
overheerscher,
waarvoor
de
weinige
bewo-
ners
van
het
land
nog
altijd
schatting
op-
brengen.
Ellendig
sleepen
ze
een
armoedig
bestaan
voort.
Gelukkig
dat
wij
dien
overheerscher
Alcohol
miet
meer
kennen.
Wel
is
hier
»een
strijd
om
’t
bestaan“,
maar
wij
zijn
te
verstandig
om
cijns
op
te
brengen
voor
den
tyran,
die
dat
ongelukkige
velk
in
de
oudheid
ten
verderve
braeht.
Gemengd
Nieuws.
Te
Rozendaal
leeft
sedert
drie
jaar
een
jonkman,
die
in
al
dien
tijd
geen
nat
of
droog
door
de
keel
heeft
gekregen.
llet
is
de
18jarige
Henri
van
Reuzel.
In
1895,
als
metselaars-
jongen
in
een
in
aanbouw
zijnd
huis
werkzaam,
dronk
hij
biij
vergissing
uit
eene
kruik
met
karbol.
De
keel
ver-
brandde
en
de
slokdarm
groeide
dicht.
Daar
de
jongen
van
honger
had
moe-
ten
sterven,
werd
door
den
dokter
ter
hoogte
der
maagstreek
eene
opening
van
een
vingerdikte
in
het
lichaam
ge-
sneden,
waardoor
voedsel
in
de
maag
werd
gespoten.
Als
de
andere
huisge-
nooten
nu
het
middagmaal
gebruiken,
bedient
deze
wonderbare
huisgenoot
zich
zelf
met
eene
spuit,
waardoor
hij
vloeibaar
voedsel-
in
de
maag
brengt.
Alles
bekomt
hem
goed
en
Henri
is
even
gezond
als
de
anderen.
—
Het
komt
in
de
schoolboekjes
nog
al
eens
voor,
dat
er
tranen
van
vreugde
geschreid
worden.
Waarschijnlijk
zien
de
meeste
kinderen
in
hun
naaste
om-
geving
maar
zelden
van
die
vreugde-
tranen
plengen
en
vandaar
zal
’t
mis-
schien
komen,
dat
men
bij
de
verklaring
der
leesles
altijd
10et
deze
soort
tranen
moeite
heeft.
Dezer
dagen
werd
in
een
middelklasse
een
lesje
gelezen
over
»Sint
Nicolaas“.
Het
slot
is,
dat
de
kinderen
uit
het
lesje
ten
toppunt
van
geluk
zijn,
terwijl
vader
er
met
een
vergenoegd
gezicht
naar
zit
te
kijken
en
moeder
een
traan
wegpinkt.
De
onderwijzer
vraagt,
waarom
moe-
der
dit
deed.
Eerst
geen
antwoord;
dan
steekt
een
ventje
achter
in
de
klasse
zijn
vinger
op
en
zegt:
»Omdat
het
haar
zooveel
geld
gekost
had,
meester
|«
Het
»Dagblad«
vermeldt
de
vol-
gende
historische
anecdote
van-den
ouden
Bamberg
:
_
E
De
goochelaar
was
in
een
familie
geinviteerd
om
op
een
kinderfeest
de
jongelui
te
vermaken.
Den
dag
te
voren
worden
met
den
heer
des
huizes
be-
sproken
de
ingrediënten,
die
voor
de
voorstelling
noodig
zijn.
#
Eieren,
sinaasappelen
en
dergelijken
worden
op
de
lijst
gebracht
en
ten
slotte
een
.…
oude
broek.
Mijnheer
kijkt
eenigszins
vreemd
op.
vMag
ik
er
alles
mede
doen
wat
ik
wil,
mijnheer?
Het
is
een
verrassing,
weet
u!«
_
„Zeker,
Bamberg,
ga
je
gang
maart,
antwoordt
de
bhuisvader
en
laat
den
ouden
goochelaar
het
versleten
klee-
dingstuk
brengen
dat
door
hem
ver-
langd
is.
:
»Dus
alles
mag
ik
er
mede
doen
?
Het
is
een
verrassing
!C
Nogmaals
wordt
het
verlot
gegeven
en
Bamberg
gaat
naar
huis
Den
volgenden
avonl
heeft
de
voor-
stelling
voor
een
aantal
blijde
kinder-
gezichten
plaats.
Eierzak,
ommelet,
kunstjes
met
kaarten,
het
geheele
re-
pertoire,
doch
geen
enkel
kunststuk
wordt
verricht,
waarbij
de
broek
van
den
heer
de
huizes
een
rol
speelt
!
Deze
neemt
hem
apart
en
vraagt
de
reden.
meer
om
hier
te
komen
en
u
zei
toch,
dat
ik
er
alles
mede
doen
mocht.
Dat
is
nu
de
verrassing.
«
—
Een
40
jarige
weduwe
met
4
kin-
deren
in
de
gemeente
Smallingerland
(Er.)
eigenares
van
een
boerderiijj
en
eenige
honderden
in
contanten,
huwde
_
drie
met
één
kind.
Hij
was
lid
der
christelijk
gereformeer-
de
kerk,
en
dadelijk
werden
al
de
kindes
ren
in
die
kerk
gedoopt.
Nu
heeftde
nieuwe
echtgenoot
de
echte-
lijke
woning
verlaten;
het
vee
heeft
hij
alreeds
verkocht;
weldra
zal
boeldag
wor-
den
gehouden,
terwijl
hij
reeds
een
adver-
tentie
geplaatst
heeft,
om
zijne
vrouw
niet
te
borgen
of
te
leenen!
De
vrouw
staat
als
oppassend
bekend.
Duidelijk
blijkt,
dat
de
man
enkel
de
weduwe
ge-
huwd
heeft
om
haar
bezittingen
te
gelden
te
maken,
waaraan
zij
niets
doen
kan,
—
Een
leuke
advertentie.
In
het
Industrieel
Advertentieblad
van
Tilburg
en
Omstreken
kwam
dezer
dagen
de
volgende
leuke
nieuwjaarsannonce
voor:
„P.
Uitjens“
den
en
begunstigers
binnen
en
buiten
de
stad,
en
ook
een
huis
te
huur.“
heeft
een
Londensch
veroorzaakt
van
zijn
kind,
een
wichtje
van
7
maanden.
Hij
zat
achter
het
kind,
dat
bezig
was
met
spelen,
toen
hij
plotseling
hard
niesde.
De
kleinen
werd
daardoor
zoo
verschrikt,
dat
hij
in
zijn
kinderstoel
achteroverviel
en
na
verloop
van
een
paar
stierf.
—
Men
schrijft
uit
Middelburg:
—
Door
niezen
kapper
den
dood
te
10
uur
alhier
aankomt,
even
vóór
het
station
een
l6jarige
knaap
overreden
;
de
jongen
werd
letterlijk
vermorzeld.
zich,
met
het
doel
om
overreden
te
worden,
voor
den
trein
heeft
geworpen.
Trommelen
naar
de
kerk.
Zondag
was
te
Hoogeveen
voor
het
eerst
de
pieuwe
„trommelslager“
Jb.
Leiijjssenaar,
mr.
schoenmaker,
gekozen
uit
10
sollicitanten,
in
functie,
In
de
verte
reeds
kon
men
hooren,
dat
er
iets
nicuws
aan
den
trom
was
—
het
was
niet
de
ge-
schijnlijk
was
de
nieuwe
functionaris
bang
dat
hij
door
het
vel
heen
zou
slaan.
Deze
gewoonte,
om
nl.
met
de
trom
voorop
naar
de
kerk
te
gaan,
is
reeds
oud.
Ziijj
dateert
van
vóór
1652.
Toen
toch
had
men
te
Hoogeveen
geen
kerk,
maar
bevond
zich
op
pl.m.
een
uur
af-
stand,
te
Echten,
een
kapel
en
liet
de
heer
van
de
„Heerlijkheid
Echten,%
die
van
militairen
bloede
was,
des
Zondags
trommelen,
hetgeen
op
grooten
afstand
kon
worden
gehoord,
om
de
menschen
op
te
wekken
in
die
kapel
bun
godsdienst-
plichten
te
vervullen.
Na
het
bouwen
van
de
kerk
te
Hoogeveen
bleef
dat
trommelen
tot
op
den
huidigen
dag
in
zwang.
—
Een
ruil.
Zekere
S.
te
Nieuw-Vennep,
Haarlem-
mermeer,
wilde
aan
T.
een
rijwiel
in
ruil
afstaan
voor
een
hit.
T.
stemde
hierin
niet
toe,
dooh
zeide,
ik
heb
thuis
nog
een
kleiner
diertje,
dat
nog
veel
harder
loopt
dan
deze;
dit
wil
ik
voor
de
fiets
wel
aan
u
overdoen.
Dit
werd
goedge-
vonden
en
aldus
overeengekomen
nam
T.
de
fists
meê
naar
huis,
en
deed
het
kleine
dier
aan
de
woning
van
S.
bezorgen,
die
bij
ziijne
tehuiskomst
kijken,
toen
‘hij,
zich
al
reeds
in
’t
bezit
van
een
hit
verheugende,
ontwaarde,
dat
»Och,
meneer,
ik
zal
bet
u
maar
zeggen,
ik
had
geen
fatsoenlijke
broek
hem
in
plaats
van
een
hit
eene
kat
was
thuis
bezorgd.
(H.
Ct)
—
Ook
in
Den
Haag
heeft
zich
een
geval
van
nona
of
slaapziekte
voorge-
daan.
Op
Nieuwjaarsmorgen
kreeg
een
bewoonster
van
de
Rembrandtstraat
na
de
gewone
nachtrust
genoten
te
hebben,
een
onweerstaanbare
behoefte
om
nog
wat
te
gaan
liggen.
Er
werd
niets
tÎ)ijzonders
in
gezien,
haar
man
zou
dan
al
vast
vooruit
gaan
naar
de
ouders
om
te
feliciteeren
met
het
nieuwe
jaar.
Maar
de
vrouw
bleef
slapen
en
de
geneesheer
constateerde
een
geval
van
nona.
Tot
Woensdag
duarde
de
slaap
en
ging
toen
zacht
en
ongemerkt
n
den
doodslaap
over.
(D.)
maandeu
geleden
een
27-jarige
weduwnaar
„wenscht
geluk
en
zegen
aan
alle
vrien-
’
minuten
Zaterdagavond
is
door
den
trein,
welke”
Het
18
meer
dan
waarschijnlijk
dat
hij
G
wone,
regelmatige,
forsche
slag
—
waar-.
SIs:
vreemd
stond
te
°