Tekstweergave van NL-WbdRAZU_DL_18930218_005
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
beh.
bij
De
Leerdammer
van
Zaterdag
18
Febr
BEEST,
10
Februari
1893.
In
het
veerhuis
hield
de
Heer
van
Weij-
dom
Claterbos
Dondèrdag
avond
de
aange-
kondigde
landbouwlezing.
Ongeveer
45
personen,
waaronder
enkele
boerinnen,
wa-
ren
aanwezig.
Zuivelbereiding
ot
eigenlijk
boterbereiding
gaf
hem
genoegzaam
stof
om
zijn
gehoor,
met
een
inbegrip
van
eene
korte
pauze,
gedurende
ruim
3
en
een
half
uur
te
boeien.
Na
uiteengezet
te
hebben,
wat
melk
is
en
waaruit
zij
bestaat,
voerde
spreker
aan,
dat
ze
eigenlijk
voor
het
kalf
bestemd
is.
Van
daar
ook,
dat
de
eerste
melk
niet
geschikt
is
voor
de
boterberei-
ding.
Om
te
onderzoeken,
wanneer
zij
wel
geschikt
is,
moet
zij
gekookt
worden.
Zoolang
zij
schift,
moet
men
zulke
melk
afzonderlijk
houden
en
de
boter
g@lleen
voor
eigen
gebruik
bezigen.
Dat
in
de
melk
boler
en
kaas
zitten
en
op
welke
wij-
ze
toonde
spreker
nu
aan,
teneinde
vervol-
gens
na
te
gaan,
hoe
ze
er
uit
te
krijgen.
Daartoe
is
het
noodig,
de
eigenschappen
der
melk
te
kennen.
Deze
zijn
voorna-
melijk
neiging
om
te
verzuren
(0.
a.
door
warmte
en
onzindelijkheid).
en
om
lucht
op
te
nemea.
Daar
verzuurde
of
riekende
melk
bij
de
boterbereiding
geen
dienst
kan
doen,
vröeg
spreker
wat
de
boer
moest
doen,
om
goede
boter
te
kunnen
maken.
In
de
eerst2
plaats
moet
hij
weten,
dat
er
goed
gemolken
wordt.
Dat
de
laatste
drop
de
meeste
boter
bevat
kan
door
een
roommeter
aangetoond
worden.
te
melken
krijst
men
meer
en
betere
melk,
daar
anders
het
niet
gemolken
deelte,
in
het
uier
verzuurd.
Een
goed
melk-
ster
is
dus
van
veel
waarde.
Hoe
er
ge-
molken
moet
worden
legde
spreker
nu
uit.
Bij
het
melken
mag
niet
gepraat
worden,
de
grootste
zindelijkheid
moet
men
in
acht
nemen.
De
melkster
moet
niet
naast
maar
onder
de
koe
zitten.
zij
:moet
met
volle
handen
trekken
zoodat
alles
trilt.
Voor
het
zeven
der
melk
toonde
de
Heer
Claterbos
eene
zeef
van
de
firma
Weijtenhorst
te
Deventer
die
zoo
ingericht
is,
dat
alle
onzuiverheid
achter
blijft,
doör
dien
de
zeef
niet
in
den
bodem,
maar
in
de
openstaande
wanden
is
aangebracht
k
eKX
ge-
S
Kan,
zoó
vroeg
sprêker
nu
van
versche
|
melk
boter
gemaakt
worden
?
Ja,
maar
»>’t
kluitje
is
klein.>
Beter
is
dus.
de
melk
te
bewaren
doch
waar,
hoe
en
waarin?
In
den
kelder,
die
koel
moet
zijn,
dus.
liefst
niet
op
’t
Zuiden
liggen.
Ook
moe-
ten
er
geen
andere
producten
of
eetwaren
instaan.
Het
moet
er
niet
te
licht
zijn
en
door
een
thermometer
moet
steeds
nagegaan
worden
hoe
warm
het
er
is.
De
melk
moet
niet
warm
in
den
kelder
Door
goed
|gebracht
worden,
—
doch
word
ongeveer
‚op
de
temperatuur
van
den
kelder
gebracht.
‚
Het
best
wordt
de
melk
bewaard
in
on-
‚diepe
vaten
vooral
als
men
alleen
’t
vet
|voor
de
boterbereiding
gebruikt.
De
room
‚scheidt
zich
dan
spoediger
af.
Intusschen
‚moet
onder
het
uitroomen
de
melk
zoet
blijven,
daartve
moet
zij
dun
gehouden
‚worden.
De
thermometer
en
de
roomlepel
‚komen
hierbij
te
pas.
Om
de
melk
srijp»
(dit
is
dik)
te
maken
beveelt
spreker
vertind
ijzeren
roombussen
aan,
die
’s
zomers
gemakkelijk
afgekoeld
en
’S
winters
verwarmd
kunnen
worden,
door
ze
in
koud
of
lauw
water
te
plaatsen.
Ook
voor
de
zindelijkheid
verdienen
zij
de
voorkeur
boven
hoaten
vaatwerk.
En
‚nu
het
karnen.
De
karn
zelf
is
bijzaak,
de
‘Ltemperatuur
van
de
grondstof
hoofdzaak.
Deze
mag
niet
dik
zijn,
maar
moet
ee-
‚ne
gelijkmatige
massa
wezen.
Hoe
jonger
de
grondstof
is,
hoe
beter.
‚
Hoe
warm
of
hoe
koud
zij
mag
zijn
'hangt
af
van
de
karn,
van
het
voeder,
van
ihet
weer,
van
de
plaats
waar
de
karn
hangt.
Hoe
kouder
wij
kunnen
karnen
hoe
be-
ter.
En
vooral
geen
water
in
de
karn.
lang
er
gekarnd
moet
worden
?
Antwoord:
Altijd
evenlang,
ook
zal
de
bo-
Hoe-
L
ler
altijd
van
dezelfde
soort
zijn,
d.
w.
z:
in
den
zomer
niet
slap
en
in
den
winter
steenhard.
Waaraan
weten
wij
dat
het
karnen
op-
houden
kan?
Zoodra
de
boter
loslaat
van
den
stok.
Niets
vroeger
—
maar
ook
‚niet
later.
Toet
men
dit
laatste
dan
krijgt
men
minder
gewicht
en
werkt
de
boter
dood.
Men
gebruike
verder
geen
houten
lepel
om
de
boter
uit
de
karn
te
nemen
‚maar
een
paardenharen
boterzeef.
Nadat
de
karnemelk
uitgedrukt
is,
moet
de
boter
op
de
kneedplank
gerold
worden.
Hoeveel
en
welk
zout
noodig
is,
waarom
’t
gewone
zout
minder
goed
moet
genoemd
worden
(ofschoon
’t
soms
met
minder
goede
bedoe-
lingen
bij
voorkeur
genomen
wordt)
roerde
spreker
nog
aan.
Met
den
wensch,
dat
de
aanwezigen
zich
opgewekt
mochten
gevoelen
om
den
proef
eens
te
nemen
met
deze
wijze
van
werken,
Idie
meer
boter,
beter
waar,
en
meer
voor-
Ideel
geeft
eindigde
spreker
zijne
hoogst
nuttige
voordracht.
Vele
aanwezigen
maakten
nog
van
de
gelegenheid
gebruik,
om
met
enkele
gereed-
schappen
nader
kennis
te
maken.
Een
brand
verwoestte
een
krankzinnigen-
gesticht
bij
Dover
(New
Hampshire).
Vier-
en-veertig
verpleegden
kwamen
in
de
vlam-
men
om.