Tekstweergave van NL-WbdRAZU_DL_18920101_001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
n Vrijdag 1 Januari 1892, mstreken, Deze courant wordt Zaterdagmorgen uitgegeven. Prijs voor Leerdam, £0.35, franco per post f 0.45. ’ten en Brievengaarders. ì l Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren, Agen- | 1 | ! EE Zij, die zich voor 1 Januari 1892 op dit blad. voor abonneeren, krijgen met nieuwjaar een scheurkalender Overdruk met toestemming des sch1'_ìj*v*èrs uit Onesimus. Jaarboekje van Ned. Mettray. Ons reisgezelschap. (Gedachien op den Nieuwjaarsmorgen.) Weer staan wij aan den ingang van een nieuw jaar. Het oude is voorbijgegaan als eene vluch- tige schsduw. Maar uit den tijd, die achter ons ligt, krijgen wij een aantal onbetaalbare schatten mede op de verdere reis. En daaronder verdie- nen wel in de eerste plaats in aanmerking te komen onze bloedverwanten, die de levensreis tot dusrer geheel of gedeeltelijk met ons mede- maakten ; dasrop volgen onze vrienden en be- kenden en ten slotte volgt de geheele mensch- heid. Want wij zijn allen broeders en zusters en hebben er, wel bezien, het grootste belang bij dat het allen goed gaat. Het moet derhalve ons doel zijn, om niet alleen ons zelven, maar ook allen anderen tot een zegen te wezen en te dienen, daarbij in aanmerkingnemende, dat we velen onzer reisgenooten maar voor zoo’n korten tijd bijj ons hebben. De levensweg heecft ‘een santal kruispunten en een niet minder groot aan- tal stations, waar eenige hunner on$, sSoms nog zeer onvyerwacht, moeten verlaten. Toch gaan er zeer weinigen van ons heen, of zij hebben de waarheid onderronden, door De Genestet in de volgende versregelen zoo schoon uitgedrukt : De droefheid komt van God den Heer, En bugt ze u neér Zij heft ook hemelwaart ! Veel erger erger is ’t verdriet, Dat u de domme wereld baart, Dat u de mensch niet spaart t Verhefk u niet, Het buigt alleen ter aard! ‚Zorgen wij er zooveel mogelijk voor, dat wij niet de oorzaak van dergelijke treurige ervarin- gen bij hen zijn. Zij hebben ons toch zooveel goed gedaan en nog veel meer goed willen doen, veel meer, dan waarvan wij bewust zijn. Zij hebben ons den levensweg, die zonder hen zo0 dor, zoo donker en eenzaam zou geweest zijn, 500 zeer veraangenaamd. Wat ons lot ware ge- weest, indien we niet door anderer goedheid en liefde gedragen, gesterkt, geleerd en gerormd waren, valt gemakkelijk te gissen. Wat die goe- e ouderen voor ons waren, dat bchooren wij voor Jongeren en ouderen samen te wezen. En dat moeten vij willen, ook als zij eens niet doen wat behoorde ; wij moeten niet dadelijk met eene strenge veroordeeling gereed staan, waar wij an- dere_n zien struikelen of vallen. Dat is niet de manier, welke de groote Meester volgde en het uilleton. _ Aan het strand der zee. Norelle, (Vrij naar het Duitsch.) 2) i Beidenwaren hem niet vreemd, hij had ze reeds ergens gezien, maar wist niet dadelijk wanneer en onder welke omstandigheden. De jongste Broette hem en plotseling herinnerde hij zich waar IJ k_t?nnis met hen gemaakt had: het was onderweg Op zijn tocht naar Mentone geweest; op een der Ílësschenstations‚ een klein gezelschap. bestaande uit; vader, moeder, twee zusters en nog een dame _ ‚waarschijnlijk de gouvernante had aan een tafel plaats genomen. st eene der beide meisjes scheen zwaar ziek; ° andere waren ijverig bezig haar kleine liefde lensten te bewijzen. Toen het*$ein tot Instij- â°“ gegeven was, spoedde de vader zich heen N naar de bagage te zien, en de anderen maak- | _ Schoonrewoerd, Leerbroek, } Gosterwijk, Heukelam en- Asperen, per 3 maanden UITGEVER : B' Jo Ît‘e1Ì Hûfll; Leerdam. is zeker ook niet de goede manier. voornemens lijden maar al te vaak op de klip van geringe omstandigheden schipbreuk. Er is, naar alle gedachten, geen boef in eenig tucht- huis ter wereld te vinden, die niet tengevolge eener reeks van op zich zelve gering geachte omstandigheden altijd verder de gevaarlijke hel- ling werd afgeschoven en geduwd, tot hij ten slotte in de donkere diepte belandde. Doelloos en willoos, half kreupel en half lam, strompelen de paarden des noodlots vaak voor den wagen der lortuin van velen onzer en zoo gebeurt het slechts een enkele maal, dat ze ko- men, waar men hoopte, of zelfs verwachtte, dat zij komen zouden. ’t gebeurd, dat ze langs allerlei omwegen met een koning op een schavot als einddoel hunner bestemming zijn aangedraafd, terwijl zij een anderen keer, als uit vrees van weer in dezelfde fout te zullen vervallen, met een zwijnenhoeder op het Vaticaan, met een pro- cureurszoon op de Tuileriën en met een armen, kleinen Londenschen vagebond, langs schitterende wegen in den Tempel des Roems belandden. O, het is, welbêschouwd, zoo’n groot wonder niet, dat er met zulke paarden ten slotte slechts zeer weinigen onzer van eene buitengewoon voorspoe- dige reis zullen kunnen spreken. Laten wij dit bedenken, zoo vaak wij een wrok in het hart of een liefdeloos oordeel op de lippen hebben ! La- ten we bedenken, dat allen, toen zij in de we- reld uitgingen, zeer zeker het stellig voornemen hadden, om den gouden tak te grijpen, waarsan het levensgeluk hing. „Je moet er je tegen in zetten!” „Je moet je boven de omstandigheden plaatsen !” Om kort te gaan, je moet iets doen, wat je in een gege- ven geval niet mogelijk is. Dat is niet zelden de raad van menigeen, die voor zedemeester wil spelen. De ware menschenvriend, overtuigd dat de weg naar de hel met goede voornemens ge- plaveid is, maakt zich zoo gemakkelijk van de zaak niet af en spaart*zich de moeite van die jdele vermaningen, Hij zoekt integendeel de om- standigheden in het voordeel van zijn patiënt te wijzigen en waar dit niet gaat, spreekt hij hem moed in en betoont hem als mensch de, noodige achting, om hem zoo het geloof in zich zelf te doen herwinnen, Er is geen slechter manier, om kinderen of ook groote menschen te vormen, dan die der kritick alleen. Zoowel de een als de ander heeft behoefte aan bemoediging en steun. Ook het mislukte pogen heeft aanspraak op waar- deering. En evenmin als een rechtgeaard vader xijn kind steenen voor brood geven zal, evenmin zal de menschenvriend door enkel kritiek zoeken te volmaken. Waar een harielijk, liefdevol woord en een goed voorbeeld op den duur wonderen De beste Prijs der Advertentiën: van 1 tot 3 regels £0.25 iedere regel meer 5 Cents, Voor 3 maal plaatsing op- gegeven worden slechts 2 maal Ïîn rekening gebracht. Advertentiën voor deze courant opgegeven worden tevens gratis opgenomen in de „De Beestenaar” Weekblad voor Beest en Omstreken. een geheel jaar cadeau. | zullen <7170;37n‚7 daar mlrhrzrìrdl>l_e*idr 0Ì' ngc;.;s„trexigheid_ niet zelden de kwaal verargeren. Eene edele plant gedijt niet zonder zonneschijn; zonder warm- te komt de bloesem niet töt ontwikkeling en het zaad niet tot rijpheid. Dat is zoo in de stoffelijke, en evenzeer in de geestelijke wereld. Trachten wij derhalve in de eerste plaats zel- ven goed te zijn; eene zon in den kleinen of grooteren kring, waarin wij ons bewegen. Geen enkele zonnestraal gaat, welbeschouwd, verloren, maar elke straal is een bron van kracht en le- ven; geene enkele uiting der liefde, vooral wan- neer die door het g3zo9nl verstand geleid wordt, blijft op den duur zonder gezegande uitwerking. Er zijn, helaas! van die menschen, die alie warmte des harten schijnen te missen. Ik zeg: schijnen, want in de werkelijkheid is het met hen zoo hopeloos niet geschapen: zij missen al- leen die fijnheid vanYgevoel, welke hen moest tegen gaan door woorden, blikken of gebaren te kwetsen of te grieven. Integendeel vínden zij er vaak een behagen in, om juist de kwets- bare plekken bij huane medemenschen te zoeken, ten einde’hen bij iedere gelegenheid des te ze- kerder te kunnen treffen. Zoo kan het niet an- ders, of zij moeten afstooten, in de plaats van aan te trekken; zoo verwekken zij eene geeste- lijke koude en donkerheid om zich heen, die de harten der medemenschen voor hen sluit, gelijk de bloemen zich sluiten voor de koude en don- kerheid van den avond. Dus zijn deze bekla- genswaardige wezens steeds eenzaam, te middón der drukke woelige menschenwereld. Maar, terwijl er geen somberder eenzaamheid denkbaar is, dat wij ons in ’t gezelschap bevin- den van iemand, dien wij haten, of van wien wij een afkeer hebben, zoo is er daarentegen geen aangenamer, gezelliger tijd denkbaar, dan dien we slijten in gezelschap van verwante zie len. Vooral wanneer we tal van jaren ’s levens lief en leed trouw met elkander gedeeld hebben, als we elkanders rechterhand waren in allen strijd en we bevinden ons op een feestelijken dag nog vereenigd, om met vreusde, vrsde en zelfvoldoening te kunnen terugzien op den afge- legden weg, aangezien ons streven en hopen met goed gevolg is bekroond geworden, dan be- zit zulk een tijdstip voor ons eene onuitspreke- lijke wijding. De schoone vormen zullen door den meêdoogen- loozen tijd langzaam doch zeker worden gesloopt en zelfs de vatbaarheid voor genot zal vergaan, Maar als de schaduwen van den avond zich uit- breiden voor den wankelenden voet, dan wordt het hoofd nog omstraald door het lieflijk avond rood, de herrinnering; dan komen dergelijke rus- tige genotvolle uren terug en herdenken daarvan ten zich gereed, om hun wagon op te zoeken, maar op eens begaf zich de kracht der zieke; zij zonk in haar stoel terug en vermoeht niet den korten weg terug af te leggen. Snel besloten sprong Waltersberg toe en daar er geen tijd te verliezen was, nam hij de zieke in zijn arm, om haar naar de wagon te dragen. De verschrikte moeder dankte na de bewezen diensten in korte afgebroken woorden, wat de jongste dochter niet warm genoeg scheen, want leunende tegen de geopende deur zeide zij den vriendelijken hel- per hartelijk dank. Nu, terwijl zij hem toe knik- te, herkende hij haar oogenblikkelijk weder. Hij stond dadelijk van zijn bank op en ging groe- tend haar te gemoet. „Hoe gaat het de zieke ?” vroeg hij aan de gouernantc ? - „Slecht,;” luidde het bedrukt heeft een zeër slechten nacht „En gijp” antwoord „Zzij door gebracht.” Hij legde de hand deelnemend op den arm van het jonge meisje, in wier oogen tra- nen blonken. Zij wilde hasr smart verbergen en deed zelfs | Í | moeie te glimlachen, maar het gelukte niet, haar keel scheen dicht geschroefd, daar zij geen woord kon uitbrengen. „Wij willen hopen,” zei hij zacht, „„Het kan nog alles ten goede keeren.” „Ja wij moeten hopen,” kwam het eindelijk zacht tusschen hare lippen uit. „Welken weg gaat gij? vroeg hij na een kor- te poos,,, Kan ik u een cind begeleiden ?” „Wij zoeken de woning van Dr. Holl,” nam de oudste het woord. „Hij moet zeer geleerd zijn; mevrouw van Blansko hecht aan dg voor- schriften, die haar de Weener arts meegegeven heeft geen recht vertrouwen meer, zij wilde hier een deskundige raadplegen. „Dan kan ik u den weg wijzen ; ik ken dok- rer Holl persoonlijk.” Hij sloot zich bij de beide dames aan en be- proefde, vol deelneming voor îc_100d van ’t jup- ge meisje, haar gedachten op iets anders ta breagen. (Wordt vervolgd) x ii e