Tekstweergave van NL-WbdRAZU_DL_18911212_002
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Yan
alles
on
nog
wat,
—
Moed
bezielde
Oud-itollands
zonen
:
Zegen
mocht
am
arbeid
kronen.
Moed,
al
loopt
ook:
alles
tegen,
Blift
een
bron
van
macht
en
zegen.
f
Eind
wordt
goed
na
@
goed
beginnen.
Wie
daur
volhoudt,
zal
veriwinnen.
Het
leven
van
den
grooten
Jan
Pietersz.
Coen,
gen
grondlegger
van
onze
macht
in
Indië,
die
in
1618
op
de
puinhopen
van
Jacatra
de
hoofd-
stad
van
Nedrlandsch-
indië,
Batavia
stichtte,
strekt
tot
een
sprekend
bewijs
van
de
waarheid
der
bovenstaande
versregelen.
Dat
men
voor
dezen
grooten
Gouverneur-generaal
nu
in
zijne
gaderstad
Hoorn
een
standboeld
wil
plaatsen,
zal
zeker
door
geheel
Nederland
met
ingenomenheid
worden
begroet,
Het
zal
geplaatst
worden
op
den
Rooden
Steen,
met
het
gelaat
naar
de
Tlavensteeg
gewend
en
naar
alle
waarschijnlijk-
heid
onthuld
worden
in
’t
voorjaar
van
1893.
”
Reeds
is
het
oatwerp
in
gips
voor
het
twee
derde
voltooid.
'
De
Nederlanders
zijn
wel
een
eene
bij
nitstek
‘burgerlijke
natie
venoemd.
Aan
dit
woord
„bur-
gerlijk”
wordt
intusschen
niet
zelden
de
-betse-
kenis
gehecht
van
„gewoon”,
„alledaagsch.
In
«dien
zin
nu
zouden
we
tegen
die
mitdrukking
vrij
wat
hebben
aan
te
voeren
en
onze
wakkere
voorouders
liever
en
meer
overcenkomstig
de
waarheid
den
naam
geven
van
een
koninklijk
volk.
„Het
zou
om
met
een
bekend
geschied-
schrijver
uit
onzen
tijd
te
spreken,
„weinig
ge-
voel
voor
en
weinig
erkentelijkheid
jegens
het
voorgeslacht
verraden,
indien
we
sleshts
een
00g
hadden
voor
de
mannen
des
gewonen
daaglijk-
‘schen
levens
iín
eene
esuw,
waarin
er
juist
uit
;dìe
mannen
waren
voortzgekomen,
die
tijdgenoot,
en
nakomeling
aan
zich
bebben
verplicht
;
die
elk
in
zijne
eigene
sfeer,
krachtig
hebben
bij-
gedragen
tot
de
welvaart
hunner
medeburgers,
'tot
de
grootheid
van
hun
land,
tot
de
vestiging
en
verhooging
van
de
mationalen
Toem
—
en
daarmede
ook
hon
eigen
naam
de
onsterfelijkheid
hebben
gegeven.
Pot
die
doorluchtige
geesten,
die
met
gewone
hulpmiddelen
langs
den
weg
van
arbeid
en
strijd
tot
een
schitterends
hoogte
zijn
opgeklommen,
j
en
wier
werk
het
nageslacht
nog
heden,
alzoo
eeuwen
jater
ten
goede
komt,
ehoort
wel
in
hooge
mate
onze
Jan
Pictersz.
Coen.
Het
ge-
‘denkteeken,
dat
weldra
voor
hem
in
zjne
vader-
‘stad
verrijzen
zal,
moge
onze
tijdgenooten
en
'tevens
onze
nakomelingen
aanvuren
tot
het
vol-
gen
van
zijn
uitmuntend
voorbeeld.
Het
moge
hem
lecren,
zich,
als
deze
kloeke
zoon
eener
kloeke,
fieze,
vrjheidliereade
natie,
door
arbeid,
‘strijd,
mosd
en
:
nauwgezette
plich:sbetrachting
yrijheid
en
zelfstandigheid
te
veroveren.
'
Evenwel:
de
strijd
om
het
b2staan
kKeeft,
even
als
iedere
anderc
strijd,
zijne
slachtoffers,
z90-
wel
in
lichamelijken
zin,
Een
voorbeeld
van
de
eerste
soort
levert
0ns,
helaas!
het
treurige
ongeluk
biij
Nieuwediep,
waar
eene
Urker
visch-
‘schuit,
bevaren
door
den
schipper
K.
Ras,
ter-
wijl
zj
met
ongeveer
399
andere
vaartuigen
uit
de
Noordzes
naar
Nieuwediep
terug
koerden,
op
korten
afstand
van
de
Zuiderhaaks
door
cene
grondzee
omreslagen
is,
tengevolge
waarvan
de
‘3
opvarende
manschappen
jammerlijk
verdronken
zijn.
De
onstuimige
zee
verijdelde
alle
pogingen
tot
redding.
De
schuit
zelf
is,
het
onderstboven
drij-
vende,
bij
den
Zuidwal
gevonden
en
kan
mis-
schien
nog
behouden
worden.
_Deze
mannen
zijn
intusschen
welbezien
een
niet
minder
eervollen
dood
gestorven
dan
de
soldaat,
sneuvelende
bj
de
verdediging
van
deu
g=boortegrond.
Ja,
die
sirijd
om
het
bestaan
is
tegenwoordig
allesbehalve
gemakkelijk.
Met
domme
kracht
alleen
behaald
men
in
onzen
tijd
nog
minder
dan
vroeger
daarin
de
zegepraal,
er
hoort
wel
degzelijk
moed
en
vernuft
bij
te
komen.
Dat
hea’t
de
hoer
Kotting
to
Amsterdam
ook
b2-
grepen
en
het
is
hem
gelukt
een
aardig
kinder-
spel
te
bedenken,
dat
tevens
als
peclamemiddel
kan
dienst
doen
:
het
is
een
stuk
karton,
.
een
doel,
waarnaar
men
cen
bal
werpt
of
met
een
onschadelijk
pistool
schiet.
Den
gelukkigen
schutter
valt
een
stukje
chocolade
voor
de
voe-
ien,
dat
uit
de
fabriek
der
frma
Driessen
af
komstig
is
en
voor
deze
dus
tot
aanboveling
strekken
kan.
__
Sommigé
menschen
meenen
bijzonder
verstan-
dig
tó
wezen,
wanneer
zij
bun
teovlucht
-
tot
oneerlijke
middelen
nemen.
_
En
toch
spannen
ze
ía
dit
geval
het
paard
achter
den
wagen,’
want
zij
verliezen
het
ver-
trouwen
hunner
medeburgers
én
berokkenen
zizh
zeli
en
de
hunnen
daardoor
de
grootste
Schade.
’
‘
Pot
de
zoodanigen,
die
in
den
strijd
om
be-
staan
zedeljk
verongelukt
zijn,
althans
groot
ge-
vaar
loopen
om
dit
ten
slotte
te
doen,
behoort
ook
een
bakker
te
Maastricht,
die
dezer
dagen
Yeroordeeld
werd
tot
veertien
dagen
gevangenis-
straf
omdat
h'j
brood,
bestemd
voor
de
gevan-
genen
in
’t
huis
van
bewaring
aldaar
met
aard-
appelen
had
vermengd.
Ja,
de
straf
volgt
het
kwaad
op
den
voet
en
onder
in
den
zak
vindt
inen
de
rekening.
De
rooverbende
van
Athana-
sius,
die
cen
aanval
deed
op
den
sneltrein
van
het
Oosten
bij
Tseherkeskoi,
zal
dit
waarschijn-
lijk
binnen
kort
ook
wel
ondervinden.
‘Een
lid
dier
bende
tcch
heeft
zich
dezer
dazen
biij
de
Turksche
politie
aangemeld.
Men
heeft
hem,
weemd
genoeg
een
veldwachtersbaantje
gegeven
n
en
hoopt
op
die
manier
van
hem
belangrijke
inlichtingen
te
bekomen,
omtrent
bedoelde
bende
en
hare
helers.
Ook
bij
Stanislaw
in
Oosten-
rijksch-Galicië
is
dezer
dagen
een
spoortrein
aangehouden
door
eene
bende
gemaskerde
r00-
vers,
die
uit
den
postwaggon
al
de
aangetes-
kende
brieven
stalen.
Twee
beambten
werden
gewond.
t
Is
in
’t
algemeen
belang
te
hopen,
dat
ook
dezen
den
dans
niet
zullen
ont-
springen,
evenmin
als
hunne
bontgenooten
ie
Pa-
rijs,
die
dezer
dagen
door
de
politie
gesnapt
werden
op
de
Ornan-boulevard.
Twee
agenten
merkten
daar
’s
nachts
eenige
verdachte
perso-
nen
op,
die
met
groote
pakken
en
zakken
sjouw-
den.
Zij
gingen
hen
ongemerkt
na,
totdat
de
wonderlijke
personages
plotseling
op
de
glacis
der
vestingwerken
verdwenen
waren,
„alg
door
den
grond
gezonken”.
_
Dit
laatste
bleek
ook
werkelijk
het
geval
te
wezen.
De
agenten
za-
gen
door
een
reet
in
den
ondergrond
een
schijn-
gel
van
licht
en
hoorden
daar
beneden
gelach.
Zij
haalden
nu
hulp,
om
hun
onderzoek
voort
te
zetten.
Het
licht
kwam
door
eene
reet
in
een
zwaar
luik.
Toen
zij
dit
oplichtten,
vonden
zij
cene
uitgehouwen
trap.
_
Die
daalden
zij
af
en
nu
waren
zij
in
een
met
tapijten
behangen
hol,
waar
vijf
mannen
on
drie
vrouwen
aan
een
lek-
ker
maal
zaten,
bij
Let
licht
van
een
koperen
luchter.
Die
bende
werd
mnatuurlijk
gevangen
i
B
8
genomen.
Zij
hadden
met
z’n
achten
een
half
jaar
van
roof
en
diefstal
geleefd
in
het
door
hun
zelf
uitgegraven
hol.
°
Men
vond
er
een
aantal
kostbaarheden
;
vol-
ledige
zilveren
serviezen,
fraaie
tapijten
enz.
Deze
gezworen
kameraden
zullen
hun
middel
van
bestaan
althans
voorloopig
wel
moeten
op-
geven.
Zoo
woelt
en
gist
het
rusteloos
voort
in
de
menschenwereld.
—
want
ook
daar
heeft
men
schrikwekkende
diepten
van
stoffelijke
en
zedelijke
ellende.
Euveldaden
vullen
telkens
weer
ecn
goed
doel
van
de
geschiedenis
der
week.
Maar
daar-
om
behoeven
we
nu
juist
aan
de
menschheid
nog
niet
te
wanhopen,
gelijk
sommigeu
voorgeven
te
doen.
Wat
toch
is
het
geval
?
_
De
goede
daden,
in
eenvoud
en
stilte
verricht,
trekken
meestal
niet
de
opmerkzaamheid,
terwijl
slim
berekende
schurkestreken
als
niets
ongewoons,
de
aandacht
trekken.
Juist
de
omstandigheid,
dat
boevenstukken,
gelukkig
!
tot
uitzonderingen
behooren,
maakt
men
er
melding
van.
Met
hot
oog
daarop
zei
zeker
wijsgeer
:
„Gezegend
het
volk,
dat
geene
geschiedenis
heeft
!”
Intusschen
zou
het
er
dan
met
de
kroniekschrijvers
donker
uit-
zien.
Die
menschen
moeten
toch
ook
leven.
Toch,
wanneer
cen
geheel
volk,
gelijk
het
Chineesche,
dat
uit
millioenen
en
nog
eens
uit
milloenen
personen
bestaat,
door
godsdienst
en
rassenhaat
opzezweept,
weer
tot
barbaarsche
da-
den
geprikkeld
wordt;
—
daden,
die
in
den
zoo-
genaamd
„‚goeden
ouden
tjd”
niet
vreemd
wa-
ren,
maar
welke
in
onze
couw
niet
meer
thuis
hooren,
dan
is
het
onuitsprekelijk
treurig
en
uiterst
bedenkelijk
tevens.
Daar
in
het
„Hemel-
sche
rijk
heeft
een
Cristenmoord
op
groote
schaal
plaats
gehad.
En
wie
weef,
waartoe
de
fanatie-
ke
menigte,
onder
de
gestatige
leiding
van
fa-
natieke
aanvoerders,
nog
komen
kan.
Wel
wordt
er
bericht,
dat
de
opatandelingen
door
de
troepen
der
regeering
verslagen
Zijn,
maar
daardoor
is
er
nog
geen
mildere
gesst
van
verdraagzaamheid
en
menschenliefde
in
de
har-
ten
geplant,
men
is
daarentegen
alleen
voor
het
geweld
gezwicht.
Op
de
aarde
is
het
derhalve
nog
lang
niet
rustig.
Onder.de
aarde
is
dit
evenmin
het
ge-
val.
In
het
vorige
nummer
spraken
wij
reeds
over
het
vulkanisch
eiland
Panellaria.
De
Italiaansche
hoogleeraar
Rico
is
naar
den
krater
aldaar
gevaren.
Hij
zag
op
de
zes
een
groot
aantal
lavablok-
ken
dr.jven,
die
van
binnen
gloeiden
en
van
tijd
tot
tjd
ontploften.
Professor
Rico
peilde
den
krater
tot
op
330
M.
diepte,
zonder
grond
te
vinden.
Op
het
eilaad
voelf
men
no8
steeds
lichte
schokken.
De
uitbarsting
van
den
vulkaan
is
niet
meer
zoo
hevig
als
in
’t
eerst.
Aan
boord
van
’t
schip,
dat
den
hoogleeraar
vergezelde,
heeft
men
verscheidene
steenblokken
opgevischt,
welke
van
binnen
gloeiden
met
eene
hitte,
vol-
doende
om
lood
in
zink
te
smelten
Door
’t
ont-
plofen
van
een
der
blokken
werd
aan
boord
een
kapitein
der
genie
gewond.
Uit
verscheidene
teekenen
maakt
men
op
dat
de
vulkaan
weldra
weder
verdwijnen
zal.
Ook
op
aarde
heeft
het
vuur
weder
blijken
van
zijne
vernielende
werking
gegeven.
63
is
de
Braëlitenwijk
te
Aiden(Klein-Azië)
door
een
hevigen
brand
vernield.
Tweehonderd
hui-
zen
zijn
ia
de
asch
gelezd,
acht
menschen
zijn
omgekomen
en
verscheidene
anderen
werden
érnstig
gewond.
Door
den
loop
der
wereldgebeurtenissen
heen
hoe
grillig
ook
en
hoe
verscheiden,
ruischt
in-
tusschen
een
ernstige
toon.
,
Gedenk
te
ster-
ven!”
Zoo
roepen
ons,
bij
de
gestadige
vlucht
van
den
tijd
immer
door
de
millioenen
mede-
menschen
toe,
die
zich
Da
een
langer
of
korter,
een
meer
of
minder
bewogen
leven,
iedere
mi-
nuut
op
deze
onze
adrde
uitstrekken
om
te
ster-
ven
en
alzoo
voor
goed
den
strijd
om
het
be-
staan
te
eindigen
en
zijne
plaats
aan
een
mede-
dinger
over
te
laten.
Want
het
rijmpje
zegt
met
veel
waarheid:
„De
een
zijn
dood
Is
de
ander
zijn
brood”.
Onder
gestorvenen
behoort
ditmaal
de
zen
keizer
van
Brazilië,
Pedro
II,
die
op
66
ja-
rigen
leeftijd
als
balling
overleed.
Hij
kan
der-
halre
niet
meer
in
de
gelegenheid
gesteld
wor-
den,
waartoe
hij
zich
zoo
grootmoedig
had
be-
reid
verklaard,
om
aan
zijn
vroeger
Rijk
de
een-
heid
en
de
eendracht
te
hergeven.
Nog
geen
16
jaar
was
hij
oud,
toen
hij
al
tot
den
troon
werd
geroepen.
(iedurende
zijn
veeljarig
be-
stuur
wist
hij
zich
algemeen
geacht
en
bemind
te
maken.
Maar
ondanks
zijn
vaderlijk
bestuur
en
zijne
goede
bedoelingen
werd
hij,
gelijk
be-
kend
is,
in
1889
door
eene
omwenteling
gedwon-+
gen
om,
evenals
eertijds
zijn
vader,
Brazilië
te
verlaten
en
naar
Europa
te
gaan.
Op
zijne
ve-
le
reizen
door
dit
werelddeel,
waarbij
hij
de
aan-
dacht
trok
door
zijne
groote
eenvoudigheid,
zijn
vroeg
opstaan
en
zijne
vreemdelijke
manieren,
bezocht
hij
ook
ons
Vaderland
en
wat
0.
.
op
de
Badhoeve
de
gast
van
wijlen
Mr
Amersfoordt.
Zoo
gaat,
orereenkomstig
de
spreuk
der
Ou-
den,
alle
heerlijkheid
der
wereld
voorbij.
Daar-
op
mogen
wij
allen
zonder
onderscheid
wel
be-
dacht
wezen
en
dat
niet
te
minder,
nu
de
Influ-
enza,
in
verschillende
rijken
on
ook
in
sommigs
gemeenten
van
ons
Vaderland
weer
ondezschei-
dene
slachtoffers
maakt.
Deze
ziekte
moet
thans.
cen
nog
vrij
wat
kwaadaardiger
karakter
dan
vroeger
hebben.
_Als
een
middel
tegen
haar
wordt
door
Dr.
Lorenz
té
Metz
lohtyol
aanbe-
volen.
De
lijders
ondervonden
gunstige
gevolgen
van
’t
inademen
eener
ichtyol-oplossing.
Ook
de
eetlust
werd,
bij
inwendig
gebruik,
door
dit
middel
bevorderd.
Bij
de
daarmee
behandelde
patiënten
duurde
de
ziekte
korter;
zij
stortten
niet
weer
in
en
waren
veel
spoediger
geheel
op:
krachten
gekomen.
5
Intusschen
—
waar
zoo
velen
ons
in
den
loop
des
tijds
verlaten
gaan,
willen
we
elkander
deze
woorden
van
den
dichter
Beets
toeroepen
;
„Drengt
leliën
en
uitvaartgaven,
Met
volle
handen
aan
!
Strooit
purpren
rozen
op
de
graven
En
zgrissche
lawwerblûan!
’t
Is
zoet,
die
hulde
aan
hen
te
schenken,
Zij
’t
ook
vermengd
met
pijn,
Die
velen
hunner:
doen
gedenken,
Dewijl
zij
’t
waardig
zijn.
Maar
ook
de
es,
die
’t
graf
doet
hooren,
Waar
allen
henengaan,
Ga
voor
geen
manlijk
hart
verloren,
En
worde
wel
verstaan
!
„Gedenkt
te
sterven
”
ruischt
langs
zerken
En
zoden
ons
in
’t
oor:
„Gedenkt
te
leven
en
te
werken
/”
Klinkt
daar
met
nadruk
door.
Plaatselijk
Nieuws.
LEERDAM,
12
Dec.
791.
—
De
zangverceniging
„Euterpe”
gaf
Vrijdag
4
Dec.
in
de
zaal
Kunstmin
haar
eerste
uitvoering
in
dit
seizoen,
met
welwil-
lende
medewerking
van
den
Heer
Ch.
de
la
Rosière,
violist,
uit
Gorinehem.
De
goede
verwachtingen,
die
men
zich
algemeen
had
voorgesteld,
zijn
niet
be-
schaamd
geworden.
De
stukken
werden
__
hoewel
een
enkele
iets
beter
tot
zijn
recht
had
kunnen
komen
—
correct
en
be-
schaafd
gezongen,
en
getuigden
van
zorg-
vuldige
studie;
andermaal
is
het
cen
waar-
borg,
dat
de
leiding
dier
vereeniging
niet
in
verkeerde
handen
is.
’tls
dan
ook
te
ho-
pen,
dat
hct
den
heer
van
Bonzel,
die
zijn
beste
krachten
steeds
heeft
willen
wijden
aan
den
bloei
van
Euterpe,
gegund
zij,
nog
tal
ven
jaren
de
edele
Zangkunst
in
Leer-
dam
te
helpen
bevorderen.
Mej.
E.
von
teth,
die
weder
een
solo
ten
beste
gaf,
ontving
door
„Het
Breistertje
een
welver-
diend
succes.
Gaf
zij
een
paar
kousjes
aan
de
bloote
voeten,
van
het
publiek
ontving
zij
door
geklap
met
bloote
handen
bewij-
zen
van
hoogachting
voor
haar
uitstekend
gezang.
Op
de
piano
werden
we
nog
vergast
op
een
quatre-mains
door
Mevr.
Meevers
e€n
Mej.
Rueb.
Was
het
van
genoegzame
be-
kendheid,
dat
Mevr.
Meevers
op
het
klavier
thuis
was,
van
Mej
Rueb
kon
een
ieder
dit
nog
niet
getuigen.
E
Het
mag
thans
gezegd
worden,
dat
Mej
Rueb
diepen
indruk
door
haar
spel
heeft
gemaakt.
Voor
hare
muzikale
vorming
heb-
ben
we
dan
ook
den
meesten
eerbied.
Het
applaus,
dat
beide
dames
ten
deel
viel,
wa5
onbetwistbaar.
Eindigen
we
dit
verslag
met
den
'h€1d
van
dien
avond,
den
Heer
de
la
Rosière.
Deze
toch
heeft
door
zijn
vioolspel
het
ge-
not
van
den
avond
niet
weinig
verhoogd-
In
den
volsten
zin
des
woord
heeft
hij
ge-
toond,
dat
evenals
een
Vondel
met
de
tz_@l
kon
tooveren,
hij
beheerscher
was
van
zijn
instrument.
In
de
Symphonie
voor
twee
violen
toonde
zijn
leerling,
de
heer
W
Duetz,
dat
hij
de
sludie
op
een
degelijke
n
2
#3.
f