Tekstweergave van NL-WbdRAZU_NTC_19461005_003

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
0 ds 1ba} van [am= hou= Tps= tre= hoff, tter 1944 on- sen- ezig van ver- be- dha- L en den ver- het acht pec- tdu- king als doór ge- ning pen- van nde- door Wes pre- ruik ge- T er ordt en be- hik- vor- esD. f en rkO- 1eer rom tof- had en uIks zul de ge- ffen on- ook eeft 1iige ike- )0r- * dej honderd procent weer vol: n Het wordt vervelend, maar: we zijn een doodarm land en alleen D door een algemeene en onverflauwde _ krachtsinspanning zal _ voor de toestand ons volk in de eerstvolgende jaren dragelijk kunnen bljven. Dat weten we nu zoo langzamerhand. En voor zoover we het nog niet weten zullen de belastingbiljetten het ons wel duidelijk maken. We ziijjn am, we zitten met een ledige staatskas en een vol schuldboekje en we houden: de zaak alleen door hard werken vlot. Het zijn sombere waarheden, die niet genoeg herhaald kunnen worden. Helaas schuilt er in die herhaling een gevaar, namelijk het gevaar der afstomping. Gewone dingen, die bo- vendien nog onaangenaam zijn, gaa gauw vervelen. De cijfers van het Centraal Plan- bureau, die een inzicht geven in de waarschijnlijke ontwikkeling van onze volkswelvaart, zijn echter wel derma. te veelzeggend, dat wij het vervelen- de onderwerp onzer mnationale narig- heid nog eens moeten aansnijden. Vooraf ga de waarschuwing, dat men zich bij het lezen van deze cijfers vooral diene te wachten voor al te groot optimisme. Deze waarschuwing is van de Regeering, die voor haar beoordeeling nu eenmaal over meer gegevens beschikt dan wij. Daar is dan eerst de arbeidspro- ductiviteit. Van November 1945 tot en met April 1946 presteerden wij maar 69 procent van wat we in het jaar 1938 deden. Daarna werd het wat beter, omdat de energievoorzie. ning begon te verbeteren. Het vol- gend jaar zullen we 80 procent ha- len, in 1948 stijgen we tot 89 procent, in 1949 tot 95 procent en in 1950 zijn we weer even ver als in 1938, dan is Voor -wat de arbeidsproductiviteit betreft ‘hebben we dus aan Hitler twaalf ma- gere jaren te ‚„danken’’; dat zijn er vijf meer, dan waaronder de Egypte. naren moesten zuchten in den tiijd van Jozef. De cijfers voor de consumptie zijn- minder goed. Per hoofd kriijgen we het volgend jaar aan voedings- en ge- notmiddelen slechts 3 procent meer dan in 1946 en voor duurzame con- sumptie.artikelen wordt het volgend Jaar zelfs minder uitgetrokken dan im 1946, In 1946 hebben we per hoofd een consumptiepeil van 73 procent, vergeleken met dat van 1938. Het zal 1953 worden, aleer we weer on- ‘geveer aan het normale gebruik toe -zijn; we zullen dan 96 procent heb- ben bereikt. Alles onder voorbehond van tegen- vallers. Zoo heeft het Centraal Plan. bureau in zijn berekeningen opgeno- men een structueele wijziging van onze volkshuishouding in de richtins van verder gaande industrialisatie en wordt er gerekend met buitenlandsch crediet, respectievelijk verkoop van bezit in het buitenland, tot een be: drag van 1.4 milliard in 1947 en 0.6 millard in 1948. Het is waarlijk niet ongegrond, dat de regeering deze Plannen met schuchterheid en ge- mengde_gevoelens beziet, en dat zij er op wijst, hoezeer dit alles afhangt van onzekere factoren als daar zijn: de internationale politieke ontwikke ling, de grondstoffenposities op de wereldmarkt en de mogelijkheid tot gälemmg van buitenlandsche credie- Ten opzichte van de genoemde verwachtingen schommelen wij tus- Schen een voorzichtig optimisme en een gematigd Dessimisme. Eén ding Staat onomstc ‘elijk vast: we zullen ard moeten werken en weinig moe- ten kankeren, willen we het brengen È)°t (en voorloopig houden op) : de 2200 calorieën per dag en de 16 mud olen per winter, die het Centraal 1_°Ìanbureau ons voor het volgend Jaar heeft toegedacht. En met calo. Tieën en kolen alléén (hoe belangrijk 0ok) komen we er niet. De regeering voelt dat terdege goed an, als zij in haar Memorie bij deze Plannen gchrijft: „De wederopbouw van het land en het toekomstige wel- vaartspeil der bevolking worden be- dreigd, Slechts door uiterste krachts- Mspanning van volk en regeering zul. en de dreigende gevaren kunnen wor- en afgewend Hard aanpakken is de boodschap! W Landbouw en Veeteelt DE VEEVOEDERPOSITIE IN ONS LAND 'VHet Seecretariaat der Vakgroep eevoederindustrie deelt het volgende mede: 5 D Onder de huidige omstandigheden is ct onmogelijk met zekerheid te zeg- Ëen‚ hoeveel er in een bepaald tijdva’- AM grondstoffen voor menschelijke + in gemeend een globaal overzicht moeten geven van de vooriitzichten, zooals deze zich op dit mo aent voor- doen. Aanvankelijk werd verwacht, dat de hooge prijzen- in Argentinië zouden dalen onder invloed van de noodzaak, de groote voorraden aldaar op te ruimen, äîgeland bleek echter bereid groote kwantiteiten tegen hoo- gen prijs op te koopen, zoodat de kans op priijsdaling was verkeken. Een in- ternationale commissie heeft in Ar- gentinië een kwantum van 600.000 ton koeken gekocht, waaruit Nederland 120.000 ton mag opnemen. De prijs hiervan is echter zeer hoog, n.l f 30.- af Argentinië en gezien de slechte de- viezenpositie, heeft de Ned, Overheid gemeend slechts 60.000 ton te kunnen aankoopen. Door dezen tegenslag zijn de vooruitzichten, welke zich voor kort nog vrij gunstig lieten zanzien zeer slecht geworden. Tesa- men met de huidige voorraden, alsmede de te verwachten hoe- veelheid koeken uit lijnzaad en copra, zal voor het komende seizoen, naar onze meening op weinig meer dan 100.000 ton in totaal gerekend kun- nen worden, hetgeen, indien men in aanmerking neemt, dat er het vorig jaar ca. 240.000 ton beschikbaar was, weinig bemoedigend is. Wat het graan betreft, is, mede door den aanvoer uit Irak, de gerst- positie voorloopig nog het best. De andere graansoorten en met name de mais, zullen echter beperkt blijven. Uit het binnenland kan, naar wij ver- wachten, gezien den grooten regelval in den oogsttijd, nog een redelijke hoe veelheid graan worden tegemoet ge- zien, en wel in den vorm van afge- keurde tarwe, gerst en rogge. Er zal echter zooveel als eenigszins mogelijk is voor menschelijke consumptie wor- den goedgekeurd. Het gevolg van de slechte koeken- positie is, dat, indien men de hoeveel- heid voeders voor rundvee, kalveren, schapen en geiten niet beneden die van het vorig jaar wil laten dalen, het percentage van koeken niet hoo- er —40 %. Er moet op & den, dat pulp, waarvan ongeveer 1/3 als suikerpulp ter beschikking komt, verplichtend in rundveevoeder zal worden voorgeschreven. Terecht kan verwacht worden, dat de toewijzing voor paarden, stieren en kalveren on- geveer gelijk zal blijven aan die der vorige maanden. De hoeveelheid pluimveevoeder zal waarschijnlijk eenige uitbreiding der categorien pluimveehouders, die een toewijzing ontvangen, mogelijk maken. De opname van grasmeel zal in pluim veevoeders verplichtend gesteld wor- den. Er komt voor de veevoeder-fa- brieage uit de binnenlandsche produc- tie naar ruwe schatting 2500 ton grTas en lucernemeel beschikbaar, Varkens voor huisslachting zullen niet voor toewijzing in aanmerking komen. Ten aanzien van contractvarkens zal over- eenkomstig het principe „Voor wat, hoort wat’’ na de levering een toewij- zing verstrekt worden van 250 per varken, echter alleen indien de levering vóór Februari 1947 heeft plaats gehad. Ten aanzien van dier- lijke eiwitten kan vermeld worden, dat in verband met de slechte haring- vangsten een in IJsland geplaatste order slechts gedeeltelijk zal worden uitgevoerd. In verband hiermede zal het percentage aan dierlijke eiwitten in de betreffende voeders moeten da- len, terwijl tegen de verwachting in, het voorloopig nog niet mogelijk is op een behoorlijke schaal voederker- nen met dierlijke eiwitten te maken. Samenvattend kan gezegd worden, dat de totale veevoedervoorziening de 500.000 ton miet * d terwijl vorig jaar ongeveer eenzelfde hoeveelheid beschikbaar was. Over ’t geheel wordt dus de toestand van het vorig jaar benaderd, met-dien ver- stande, dat in het rundveevoeder het percentage koeken zal verminderen. Tot zoover de Vakgroep Veevoeder- industrie. Een volgend maal hopen wij iets over het distributiesysteem te vertellen. Een paar uurtjes van Het is reeds diep.in den namid- dag als ik mijjn woning verlaat voor een korte wandeling, een wandeling met een speciaal doel. Men had miijj nl. geboodschapt, dat er in elzenboschjes langs den Diefdijk reeds sijsjes waren en om nu die allerleukste, groen-gele vogeltjes met den kenmerkenden zwarten schedel met eigen oogen te aanschouwen, onderneem ik dit tochtje. i i Bedoelde elzenboschjes liggen slechts even buiten de stad; zij be- vinden zich in den Geerpolder, waar ze met griend- en rietgewassen, slooten en drassige moerasgronden z.g. broeklanden vormen. Voor den landbouw hebben dergelijke terrei- nen weinig te béduiden, maar voor natuurvrienden is het daar een waar dorado: het is er stil, wild, ruig begroeid en riijk aan vogels van diverse pluimage en andere dieren. Nauwelijks betreed ik deze ‚„rim- boe”, of vlak voor mijn voeten springt al een mooie, volkleurde jachtfazant-haan uit de braam- struiken, welke er half loopend, half vliegend ijlings vandoor wil en daarbij veei last ondervindt van zijn langen, bruin-gestreepten staart. e Wees maar niet bang, koninklijke vogel! ik heb heusch geen kwade bedoelingen en met mijn wandel- stok kan ik toch niet schieten. Ik ben hier op zoek naar sijsjes, die voor een paar dagen in deze con- treien uit het hooge Noorden moe- ten ziijn aangekomen. Heb jiij ze soms gezin of weet je waar zij zich ophouden ? Mijn stem is dien eens roepende in de woestijn: zij wordt verstaan noch beantwoordt .... & Nee maar! miijjnheer steenuil, jj ook hier! Gelukkig, want ik dacht dat je heele geslacht in de strenge winters der laatste jaren van kou en gebrek was omgekomen. Je ziet er gezond en frisch uit en je mooie gele oogen getuigen van groote welvaart. Deze vogel woont in gindschen hollen knotwilg en ik tref hem juist als hiij over de onderdeur van zijn duistere woning, evena!s 'k, de omgeving terdege opneemt. Schijnbaar loop ik hem in den weg; met zijn grooten, breeden kop, waarin de gele oogen aldoor knip- peren, volgt hij mij tenminste over- al. Aan dezen steenuil zal ik maar niet vragen of hij mij kan inlichten over de sijsjes, dat zou mogelijk zijn argwaan opwekken. Weliswaar eet hij ’t liefst muizen, maar een sijzenboutje zal-ie zeker niet ver- smaden; buitendien kan h in het erlijke voedingsmiddelen impo! \ ESm d e gel1mpo teerd' zal worden. Wij hebben niette- nachtelijk duister uitstekend zien Len de argelooze vogeltjes zeer ge- Uit de Natuur ongestoord genot makkelijk vangen als ze slapend aan de elzenproppen hangen. Nee, schavuit, aan jou vraag ik het niet, dop jiij je boontjes zelf maartk; .. Midden in dit wildernisje ligt een poeltje, door regenwater gevormd en aan den oever daarvan zet ik mij een poosje neer om, wat rus- tend, te genieten. De -omgeving is wondermooi. Donker struikgewas met hier en daar een opgaanden boom vormen een heerlijke omliisting en daar- onder allerlei kruidachtige planten, waarvan er enkele zelfs nog bloeien. Roode koekoeksbloemen en witte madeliefjes, blauwe vergeet-mij- nietjes met hel-geel Jakobskruis- kruid benevens zuringpluimen, smeerworteltrossen en purperen distelkoppen wedijveren in kleuren- pracht met vele andere bloemetjes, die tusschen ’t riet en in ’t water kleuren en geuren. Tusschen dezen weelderinge kleu- renpracht strek ik mij uit op het mollige gras, ’t welk met fluweel- zacht lichtgroen veenmos is door- weven. ‘_‚,Als ik zoo naar mijn bloemetjes kiijk, dan voel ik mij als een koning zoo rijk”, zong Bob Scholten zoo menigmaal voor de radio en de waarheid daarvan mag ik nu ge- nietend ondervinden. Ik lig hier dan ook heerlijk en ik Zan, ongereer 30 tjee | NIEUWE TIELSCHE COURANT Het meest gelezen blad in Tiel en de Betuwe Oplaag gecontroleerd door Accountantskantoor Van Ommeren - Drumpt RAPPORT VOOR BELANGHESBENDEN TER INZAGE kletsnat, te doorweekt om behoorlijk met den staart te kun- nen kwikken. Nu ze daar zoo voor mij zitten, al maar poetsend en klapwiekend, zie ik dat ze geheel uitgeruid zijn en reeds het volko- men winterkleed dragen. Na dit intermezzo wekt een hoog en heesch krijschend geluid mij uit mijn droomen. Ik wrijf me de oogen en zie dan op nog geen vier passen van me af een schitterend uitge- doste Vlaamsche gaai de gekste grimassen maken. Ziijn winroode veeren glimmen daarbij in de zon- neschijn, de opgeheven kuif wap- pert in den wind en de blauwe spiegels op zijn wieken fonkelen gelijk karbonkels. „Wat een portsierlijke harlekijn”, roep ik luidkeels; hij hoort het en... weg is-ie, even plotseling als hij gekomen is. Onder al die bedrij- ven zoemt een heel leger insecten aanhoudend om mij heen. Lang- pootmuggen, vliegen, kevertjes of tot welke orde dat kriebelgoedje verder behooren mag, bedekken mij geheel enal, terwijl een groote, wit- gestreepte tuinhommel al brom- mend een schuilplaats wil zoeken in mijn broekspijp, waarop ik nu juist niet gesteld ben. Toch sta ik nog niet op, hoewel de Westelijke hemel zich reeds rood kleurt en hier tusschen het struik- gewas de avond al vallende is. Het is hier nog uitermate aángenaam en je kunt nooit weten wat er nog komt. Daar laat opeens vriend rood- borst zich hooren en ook zien. Van- af een oude, vermolmde tak zingt hijj zijn avondzang, die als een ver- heven muziek wijding geeft aan dit rustig stukje oerwoud. De oranje- roodé kleur van ziijn keel kan ik nog juist onderscheiden en terwijl ik dezen lieven zanger opneem, valt mijn oog op een aantal vinken, dat zooeven moet zijn neergestre- ken. De mooie, levenslustige vogels drinken alle uit den plas en ver- spreiden zich dan in de boomen om te gaan slapen. Nu moet ik op- staan en als ik met moeite over- eind klauter ik ben geen 20 jaar meer zie ik eenige van deze vinken zitten, elk afzonderlijk op een tak van een els, tegen den stam aangedrukt, het lichaam als een balletje opgeblazen en het kop- je onder de wieken verborgen. Goeden nacht, mijn lievelingen en slaapt gerust. Wees echter voor- zichtig en verroer je niet, want in gindschen knotwilg woont een steenuil, muizen- en vogelvanger van beroep. Hij is wel niet zoo kwaad als hij er uit ziet, maar neem je in acht. Jij ook bekoorlijk roodborstje met je hemelsche stem, wees gewaarschuwd. Ziezoo, nu kan ik met een gerust geweten vertrekken en, de daad bij t woord voegend, strompel ik de rimboe uit, waar ik zooveel zag en beleefde en betreed weldra den hoo- gen diijk, de weg mnaar de stad, waarin de lichten reeds branden. De maansikkel verlicht mijn pad, zeheimzinnige vleermuizen veraan- genamen miijjn reis en als ik thuis ben teeken ik dankbaar al min wederwaardigheden in miin dag- boek op, om een blijvende herinne- ring te bewaren aan deze paar uurtjes van ongestoord genot. K. KERST GROETEN In het kader van de NIWIN-actie worden op het oogenblik in. het veem van Pakhuismeesteren aan de Wilhelminakade te Rotterdam duizen de kerstpakketten gereed gemaakt. bestemd voor militairen en burgers in Ned. Indië. De eerste 30.000 pakketten, die voor sta niet op ook; als de siijjsjes er zijn, zullen ze wel hier komen. Ze komen echter niet, mijn rood- harige boodschapper heeft mij zeker voor ’t lapje gehouden. Niks erg hoor! Er is hier genoeg te beleven. Het eerste diertje, dat zich in mijn nabijheid waagt, is een lief spitsmuisje met een snoetje om te zoenen; het kleine ding huppelt even rond en verstopt zich dan in een takkenbos, om niet weer te keeren. Op ’t zelfde oogenblik strij- ken een paar witte kwikstaartjes biijijj me neer, die zich weldra gaan baden in het water dat aan mijn voeten kabbelt. De droppels spatten ' op en weldra zijn de mooie vogel-[colade, een roman en een foto van militairen op de vooruitgeschoven posten bedoeld zijn, zijn per m. s. Oranje verzonden. Onder de zestig vrijwilligers, zoc- wel vrouwen als mannen, die sinds enkele dagerf in het veem de pak- ketten gereed maken, heerscht een en al geestdrift en een ontembare werklust voor dit schoone doel. Aan den loopenden band worden hier niet minder dan 15.000 pakket- ten per dag afgeleverd. De inhoud van de pakketten be- staat uit: drie pakjes cigaretten, map schriijfpapier, potlood, pak si- roopwafels, blik biscuit, reep cho- In totaal zullen pakketten afgezonden w Roode Kruis, de nat. H en verdere instellingen he geheel belangeloos beschi steld om de mannen, die v huis en haard verstoken z Kerstgroet uit het vaderla: brengen. è Al is de NIWIN slechts korte geleden in het leven geroepen wijst er op, dat deze actie ges mag heeten. Van alle kanten, zo overheidsinstanties als bedrijv particulieren hebben aan het v gen hiervan hun volle medewe: verleend. „FRIHEYT WEL VOOR GELD TE KOOP” „Friheyt en is om gheen gelt coop’”, de békende spreuk boven den toegang tot het jachthuis te Leer. dam, werd door het Hbld. geciteerd _ naar aanleiding van een bezoek va : een zijner medewerkers aan dooden- cel 601 in het voormalige „Ora.nie; Hotel”, y $ Helaas blijkt deze zegswijze in de- zen tijd niet altoos met de feiten 0- - vereen te stemmen. Er zijn ak thans nog in het jongste verleden in de Scheveningsche cellenbarakke waar nu politieke delinquenten z opgesloten, dingen gebeurd, die zee beslist niet door den beugel ku.mä Met geld en.... sigaretten heb gevangenen hun vriijjheid gek meestal voor korten tijd. Zij hebl er ook clandestien brieven in- en | gesmokkeld en andere verboden ken. Het geval van Bartels, den ‚zin genden rot”’, die herhaaldelijk on snapte, is genoegzaam bekend. dat geval staat niet op zichzelg.‘ Al deze gebeurtenissen al niet aangedikt hebben verhalen over misstanden in de cellenbarak ken doen ontstaan, die voor het Hbl aanleiding zijn geweest, onverwac cen bezoek aan dit kamp van gede- _ tineerden te brengen. Tot de juiste _ proporties teruggebracht, blijken die geruchtmakende. verhalen op zn _ minst genomen, overdreven. Niette- min moest de directie volmondig toe geven, dat er wantoestanden hebben geheerscht. Het bewakingsper‘g'gfiùä bleek voor een belangrijkdeel schikt voor zijn taak en was omk baar. s ® Er is en wordt nog flink gezuive onder ’t personeel. De controle op betreden v. d. cellenbarakken is _ langrijk verscherpt, evenals. het familiebezoek, en op de komende pakjes. Hoewel van de streeks 1300 mannelijke gedeti aen er 700 niet werken on% de werkopjecten en zwakke heid zijn daarvan de voorn oorzaak is de geest in dit kan thans niet slecht. l We spreken hier van „kamp’’ om« de celbarakken in feite geen gev. genis vormen. De veroordeelden 1 den n.l. uit de cellenbarakken ove: gebracht naar gewoone gevan sen. In de cellenbarakken vert alleen zij, die hun vonnis nog m ondergaan. Hun detineering ve echter van die in andere bewafi kampen door de omstandigheid, . zij in cellen zijn opgesloten. Wan men nu van de cellenbarakken telt, dat er wordt gekaart, dat ziek wordt gemaakt, enz., kortom er een ,„jofele boel” is, dan is. eerste waar, maar het laatste best niet. Deze gedetineerden verke feitelijk in ongunstiger oms heden dan de gedetineerden in re kampen, waar ook wordt ge en nog ander verpozing mogelijk den zijn. 4 Er wordt ook gerookt in d lenbarakken, vertelt het gerucht derdaad, doch uitsluitend door dood-veroordeelden (40), die o gratie-verzoek dan wel hun exe wachten. á De situatie iín de vrouwen-af ling, waar omstreeks 240 gede! den vertoeven is iets guns cmdat de meeste vrouwen w Toch heeft men ook daar met lijkheden ten aanzien van het wakingspersoneel te kampen. voor de directie om over te gaa: de instelling van een kampre die voor het geheele kamp, 0.2 ciaal ter controle van het _ ) De tegenwoordige directeur eerst twee maanden in functie, grond van zijn ervaring in In waar hij bij het gevangenisw: werkzaam was en waar hij oo der de Jappen in kampen heeft leefd is reeds veel verbeter: de cellenbarakken. Ons langdurig bezoek heeft de overtuiging geschonken, dat er ' dit kamp geen ongebondenheid h scht, al zou de discipline beter ku nen zijn. Hiervan hebben we ons vanwege de fantastische geruchten op de hoogte willen stellen,