Tekstweergave van NL-WbdRAZU_NTC_19461005_003
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
0
ds
1ba}
van
[am=
hou=
Tps=
tre=
hoff,
tter
1944
on-
sen-
ezig
van
ver-
be-
dha-
L
en
den
ver-
het
acht
pec-
tdu-
king
als
doór
ge-
ning
pen-
van
nde-
door
Wes
pre-
ruik
ge-
T
er
ordt
en
be-
hik-
vor-
esD.
f
en
rkO-
1eer
rom
tof-
had
en
uIks
zul
de
ge-
ffen
on-
ook
eeft
1iige
ike-
)0r-
*
dej
honderd
procent
weer
vol:
n
‚
Het
wordt
vervelend,
maar:
we
zijn
een
doodarm
land
en
alleen
D
door
een
algemeene
en
onverflauwde
_
krachtsinspanning
zal
_
voor
de
toestand
ons
volk
in
de
eerstvolgende
jaren
dragelijk
kunnen
bljven.
Dat
weten
we
nu
zoo
langzamerhand.
En
voor
zoover
we
het
nog
niet
weten
zullen
de
belastingbiljetten
het
ons
wel
duidelijk
maken.
We
ziijjn
am,
we
zitten
met
een
ledige
staatskas
en
een
vol
schuldboekje
en
we
houden:
de
zaak
alleen
door
hard
werken
vlot.
Het
zijn
sombere
waarheden,
die
niet
genoeg
herhaald
kunnen
worden.
Helaas
schuilt
er
in
die
herhaling
een
gevaar,
namelijk
het
gevaar
der
afstomping.
Gewone
dingen,
die
bo-
vendien
nog
onaangenaam
zijn,
gaaÂ
gauw
vervelen.
De
cijfers
van
het
Centraal
Plan-
bureau,
die
een
inzicht
geven
in
de
waarschijnlijke
ontwikkeling
van
onze
volkswelvaart,
zijn
echter
wel
derma.
te
veelzeggend,
dat
wij
het
vervelen-
de
onderwerp
onzer
mnationale
narig-
heid
nog
eens
moeten
aansnijden.
Vooraf
ga
de
waarschuwing,
dat
men
zich
bij
het
lezen
van
deze
cijfers
vooral
diene
te
wachten
voor
al
te
groot
optimisme.
Deze
waarschuwing
is
van
de
Regeering,
die
voor
haar
beoordeeling
nu
eenmaal
over
meer
gegevens
beschikt
dan
wij.
Daar
is
dan
eerst
de
arbeidspro-
ductiviteit.
Van
November
1945
tot
en
met
April
1946
presteerden
wij
maar
69
procent
van
wat
we
in
het
jaar
1938
deden.
Daarna
werd
het
wat
beter,
omdat
de
energievoorzie.
ning
begon
te
verbeteren.
Het
vol-
gend
jaar
zullen
we
80
procent
ha-
len,
in
1948
stijgen
we
tot
89
procent,
in
1949
tot
95
procent
en
in
1950
zijn
we
weer
even
ver
als
in
1938,
dan
is
Voor
-wat
de
arbeidsproductiviteit
betreft
‘hebben
we
dus
aan
Hitler
twaalf
ma-
gere
jaren
te
‚„danken’’;
dat
zijn
er
vijf
meer,
dan
waaronder
de
Egypte.
naren
moesten
zuchten
in
den
tiijd
van
Jozef.
De
cijfers
voor
de
consumptie
zijn-
minder
goed.
Per
hoofd
kriijgen
we
het
volgend
jaar
aan
voedings-
en
ge-
notmiddelen
slechts
3
procent
meer
dan
in
1946
en
voor
duurzame
con-
sumptie.artikelen
wordt
het
volgend
Jaar
zelfs
minder
uitgetrokken
dan
im
1946,
In
1946
hebben
we
per
hoofd
een
consumptiepeil
van
73
procent,
vergeleken
met
dat
van
1938.
Het
zal
1953
worden,
aleer
we
weer
on-
‘geveer
aan
het
normale
gebruik
toe
-zijn;
we
zullen
dan
96
procent
heb-
ben
bereikt.
Alles
onder
voorbehond
van
tegen-
vallers.
Zoo
heeft
het
Centraal
Plan.
bureau
in
zijn
berekeningen
opgeno-
men
een
structueele
wijziging
van
onze
volkshuishouding
in
de
richtins
van
verder
gaande
industrialisatie
en
wordt
er
gerekend
met
buitenlandsch
crediet,
respectievelijk
verkoop
van
bezit
in
het
buitenland,
tot
een
be:
drag
van
1.4
milliard
in
1947
en
0.6
millard
in
1948.
Het
is
waarlijk
niet
ongegrond,
dat
de
regeering
deze
Plannen
met
schuchterheid
en
ge-
mengde_gevoelens
beziet,
en
dat
zij
er
op
wijst,
hoezeer
dit
alles
afhangt
van
onzekere
factoren
als
daar
zijn:
de
internationale
politieke
ontwikke
ling,
de
grondstoffenposities
op
de
wereldmarkt
en
de
mogelijkheid
tot
gälemmg
van
buitenlandsche
credie-
Ten
opzichte
van
de
genoemde
verwachtingen
schommelen
wij
tus-
Schen
een
voorzichtig
optimisme
en
een
gematigd
Dessimisme.
Eén
ding
Staat
onomstc
‘elijk
vast:
we
zullen
ard
moeten
werken
en
weinig
moe-
ten
kankeren,
willen
we
het
brengen
È)°t
(en
voorloopig
houden
op)
:
de
2200
calorieën
per
dag
en
de
16
mud
olen
per
winter,
die
het
Centraal
1_°Ìanbureau
ons
voor
het
volgend
Jaar
heeft
toegedacht.
En
met
calo.
Tieën
en
kolen
alléén
(hoe
belangrijk
0ok)
komen
we
er
niet.
De
regeering
voelt
dat
terdege
goed
an,
als
zij
in
haar
Memorie
bij
deze
Plannen
gchrijft:
„De
wederopbouw
van
het
land
en
het
toekomstige
wel-
vaartspeil
der
bevolking
worden
be-
dreigd,
Slechts
door
uiterste
krachts-
Mspanning
van
volk
en
regeering
zul.
en
de
dreigende
gevaren
kunnen
wor-
en
afgewend
Hard
aanpakken
is
de
boodschap!
W
Landbouw
en
Veeteelt
DE
VEEVOEDERPOSITIE
IN
ONS
LAND
'VHet
Seecretariaat
der
Vakgroep
eevoederindustrie
deelt
het
volgende
mede:
5
D
Onder
de
huidige
omstandigheden
is
ct
onmogelijk
met
zekerheid
te
zeg-
Ëen‚
hoeveel
er
in
een
bepaald
tijdva’-
AM
grondstoffen
voor
menschelijke
+
in
gemeend
een
globaal
overzicht
moeten
geven
van
de
vooriitzichten,
zooals
deze
zich
op
dit
mo
aent
voor-
doen.
Aanvankelijk
werd
verwacht,
dat
de
hooge
prijzen-
in
Argentinië
zouden
dalen
onder
invloed
van
de
noodzaak,
de
groote
voorraden
aldaar
op
te
ruimen,
äîgeland
bleek
echter
bereid
groote
kwantiteiten
tegen
hoo-
gen
prijs
op
te
koopen,
zoodat
de
kans
op
priijsdaling
was
verkeken.
Een
in-
ternationale
commissie
heeft
in
Ar-
gentinië
een
kwantum
van
600.000
ton
koeken
gekocht,
waaruit
Nederland
120.000
ton
mag
opnemen.
De
prijs
hiervan
is
echter
zeer
hoog,
n.l
f
30.-
af
Argentinië
en
gezien
de
slechte
de-
viezenpositie,
heeft
de
Ned,
Overheid
gemeend
slechts
60.000
ton
te
kunnen
aankoopen.
Door
dezen
tegenslag
zijn
de
vooruitzichten,
welke
zich
voor
kort
nog
vrij
gunstig
lieten
zanzien
zeer
slecht
geworden.
Tesa-
men
met
de
huidige
voorraden,
alsmede
de
te
verwachten
hoe-
veelheid
koeken
uit
lijnzaad
en
copra,
zal
voor
het
komende
seizoen,
naar
onze
meening
op
weinig
meer
dan
100.000
ton
in
totaal
gerekend
kun-
nen
worden,
hetgeen,
indien
men
in
aanmerking
neemt,
dat
er
het
vorig
jaar
ca.
240.000
ton
beschikbaar
was,
weinig
bemoedigend
is.
Wat
het
graan
betreft,
is,
mede
door
den
aanvoer
uit
Irak,
de
gerst-
positie
voorloopig
nog
het
best.
De
andere
graansoorten
en
met
name
de
mais,
zullen
echter
beperkt
blijven.
Uit
het
binnenland
kan,
naar
wij
ver-
wachten,
gezien
den
grooten
regelval
in
den
oogsttijd,
nog
een
redelijke
hoe
veelheid
graan
worden
tegemoet
ge-
zien,
en
wel
in
den
vorm
van
afge-
keurde
tarwe,
gerst
en
rogge.
Er
zal
echter
zooveel
als
eenigszins
mogelijk
is
voor
menschelijke
consumptie
wor-
den
goedgekeurd.
Het
gevolg
van
de
slechte
koeken-
positie
is,
dat,
indien
men
de
hoeveel-
heid
voeders
voor
rundvee,
kalveren,
schapen
en
geiten
niet
beneden
die
van
het
vorig
jaar
wil
laten
dalen,
het
percentage
van
koeken
niet
hoo-
er
—40
%.
Er
moet
op
&
den,
dat
pulp,
waarvan
ongeveer
1/3
als
suikerpulp
ter
beschikking
komt,
verplichtend
in
rundveevoeder
zal
worden
voorgeschreven.
Terecht
kan
verwacht
worden,
dat
de
toewijzing
voor
paarden,
stieren
en
kalveren
on-
geveer
gelijk
zal
blijven
aan
die
der
vorige
maanden.
De
hoeveelheid
pluimveevoeder
zal
waarschijnlijk
eenige
uitbreiding
der
categorien
pluimveehouders,
die
een
toewijzing
ontvangen,
mogelijk
maken.
De
opname
van
grasmeel
zal
in
pluim
veevoeders
verplichtend
gesteld
wor-
den.
Er
komt
voor
de
veevoeder-fa-
brieage
uit
de
binnenlandsche
produc-
tie
naar
ruwe
schatting
2500
ton
grTas
en
lucernemeel
beschikbaar,
Varkens
voor
huisslachting
zullen
niet
voor
toewijzing
in
aanmerking
komen.
Ten
aanzien
van
contractvarkens
zal
over-
eenkomstig
het
principe
„Voor
wat,
hoort
wat’’
na
de
levering
een
toewij-
zing
verstrekt
worden
van
250
per
varken,
echter
alleen
indien
de
levering
vóór
Februari
1947
heeft
plaats
gehad.
Ten
aanzien
van
dier-
lijke
eiwitten
kan
vermeld
worden,
dat
in
verband
met
de
slechte
haring-
vangsten
een
in
IJsland
geplaatste
order
slechts
gedeeltelijk
zal
worden
uitgevoerd.
In
verband
hiermede
zal
het
percentage
aan
dierlijke
eiwitten
in
de
betreffende
voeders
moeten
da-
len,
terwijl
tegen
de
verwachting
in,
het
voorloopig
nog
niet
mogelijk
is
op
een
behoorlijke
schaal
voederker-
nen
met
dierlijke
eiwitten
te
maken.
Samenvattend
kan
gezegd
worden,
dat
de
totale
veevoedervoorziening
de
500.000
ton
miet
z°
*
d
terwijl
vorig
jaar
ongeveer
eenzelfde
hoeveelheid
beschikbaar
was.
Over
’t
geheel
wordt
dus
de
toestand
van
het
vorig
jaar
benaderd,
met-dien
ver-
stande,
dat
in
het
rundveevoeder
het
percentage
koeken
zal
verminderen.
Tot
zoover
de
Vakgroep
Veevoeder-
industrie.
Een
volgend
maal
hopen
wij
iets
over
het
distributiesysteem
te
vertellen.
Een
paar
uurtjes
van
Het
is
reeds
diep.in
den
namid-
dag
als
ik
mijjn
woning
verlaat
voor
een
korte
wandeling,
een
wandeling
met
een
speciaal
doel.
Men
had
miijj
nl.
geboodschapt,
dat
er
in
dè
elzenboschjes
langs
den
Diefdijk
reeds
sijsjes
waren
en
om
nu
die
allerleukste,
groen-gele
vogeltjes
met
den
kenmerkenden
zwarten
schedel
met
eigen
oogen
te
aanschouwen,
onderneem
ik
dit
tochtje.
i
i
Bedoelde
elzenboschjes
liggen
slechts
even
buiten
de
stad;
zij
be-
vinden
zich
in
den
Geerpolder,
waar
ze
met
griend-
en
rietgewassen,
slooten
en
drassige
moerasgronden
z.g.
broeklanden
vormen.
Voor
den
landbouw
hebben
dergelijke
terrei-
nen
weinig
te
béduiden,
maar
voor
natuurvrienden
is
het
daar
een
waar
dorado:
het
is
er
stil,
wild,
ruig
begroeid
en
riijk
aan
vogels
van
diverse
pluimage
en
andere
dieren.
Nauwelijks
betreed
ik
deze
‚„rim-
boe”,
of
vlak
voor
mijn
voeten
springt
al
een
mooie,
volkleurde
jachtfazant-haan
uit
de
braam-
struiken,
welke
er
half
loopend,
half
vliegend
ijlings
vandoor
wil
en
daarbij
veei
last
ondervindt
van
zijn
langen,
bruin-gestreepten
staart.
e
Wees
maar
niet
bang,
koninklijke
vogel!
ik
heb
heusch
geen
kwade
bedoelingen
en
met
mijn
wandel-
stok
kan
ik
toch
niet
schieten.
Ik
ben
hier
op
zoek
naar
sijsjes,
die
voor
een
paar
dagen
in
deze
con-
treien
uit
het
hooge
Noorden
moe-
ten
ziijn
aangekomen.
Heb
jiij
ze
soms
gezin
of
weet
je
waar
zij
zich
ophouden
?
Mijn
stem
is
dien
eens
roepende
in
de
woestijn:
zij
wordt
verstaan
noch
beantwoordt
....
&
Nee
maar!
miijjnheer
steenuil,
jj
ook
hier!
Gelukkig,
want
ik
dacht
dat
je
heele
geslacht
in
de
strenge
winters
der
laatste
jaren
van
kou
en
gebrek
was
omgekomen.
Je
ziet
er
gezond
en
frisch
uit
en
je
mooie
gele
oogen
getuigen
van
groote
welvaart.
Deze
vogel
woont
in
gindschen
hollen
knotwilg
en
ik
tref
hem
juist
als
hiij
over
de
onderdeur
van
zijn
duistere
woning,
evena!s
'k,
de
omgeving
terdege
opneemt.
Schijnbaar
loop
ik
hem
in
den
weg;
met
zijn
grooten,
breeden
kop,
waarin
de
gele
oogen
aldoor
knip-
peren,
volgt
hij
mij
tenminste
over-
al.
Aan
dezen
steenuil
zal
ik
maar
niet
vragen
of
hij
mij
kan
inlichten
over
de
sijsjes,
dat
zou
mogelijk
zijn
argwaan
opwekken.
Weliswaar
eet
hij
’t
liefst
muizen,
maar
een
sijzenboutje
zal-ie
zeker
niet
ver-
smaden;
buitendien
kan
h
in
het
erlijke
voedingsmiddelen
impo!
\
ESm
d
e
gel1mpo
teerd'
zal
worden.
Wij
hebben
niette-
nachtelijk
duister
uitstekend
zien
Len
de
argelooze
vogeltjes
zeer
ge-
Uit
de
Natuur
ongestoord
genot
makkelijk
vangen
als
ze
slapend
aan
de
elzenproppen
hangen.
Nee,
schavuit,
aan
jou
vraag
ik
het
niet,
dop
jiij
je
boontjes
zelf
maartk;
..
Midden
in
dit
wildernisje
ligt
een
poeltje,
door
regenwater
gevormd
en
aan
den
oever
daarvan
zet
ik
mij
een
poosje
neer
om,
wat
rus-
tend,
te
genieten.
De
-omgeving
is
wondermooi.
Donker
struikgewas
met
hier
en
daar
een
opgaanden
boom
vormen
een
heerlijke
omliisting
en
daar-
onder
allerlei
kruidachtige
planten,
waarvan
er
enkele
zelfs
nog
bloeien.
Roode
koekoeksbloemen
en
witte
madeliefjes,
blauwe
vergeet-mij-
nietjes
met
hel-geel
Jakobskruis-
kruid
benevens
zuringpluimen,
smeerworteltrossen
en
purperen
distelkoppen
wedijveren
in
kleuren-
pracht
met
vele
andere
bloemetjes,
die
tusschen
’t
riet
en
in
’t
water
kleuren
en
geuren.
Tusschen
dezen
weelderinge
kleu-
renpracht
strek
ik
mij
uit
op
het
mollige
gras,
’t
welk
met
fluweel-
zacht
lichtgroen
veenmos
is
door-
weven.
‘_‚,Als
ik
zoo
naar
mijn
bloemetjes
kiijk,
dan
voel
ik
mij
als
een
koning
zoo
rijk”,
zong
Bob
Scholten
zoo
menigmaal
voor
de
radio
en
de
waarheid
daarvan
mag
ik
nu
ge-
nietend
ondervinden.
Ik
lig
hier
dan
ook
heerlijk
en
ik
Zan,
ongereer
30
tjee
|
NIEUWE
TIELSCHE
COURANT
Het
meest
gelezen
blad
in
Tiel
en
de
Betuwe
Oplaag
gecontroleerd
door
Accountantskantoor
Van
Ommeren
-
Drumpt
RAPPORT
VOOR
BELANGHESBENDEN
TER
INZAGE
kletsnat,
te
doorweekt
om
behoorlijk
met
den
staart
te
kun-
nen
kwikken.
Nu
ze
daar
zoo
voor
mij
zitten,
al
maar
poetsend
en
klapwiekend,
zie
ik
dat
ze
geheel
uitgeruid
zijn
en
reeds
het
volko-
men
winterkleed
dragen.
Na
dit
intermezzo
wekt
een
hoog
en
heesch
krijschend
geluid
mij
uit
mijn
droomen.
Ik
wrijf
me
de
oogen
en
zie
dan
op
nog
geen
vier
passen
van
me
af
een
schitterend
uitge-
doste
Vlaamsche
gaai
de
gekste
grimassen
maken.
Ziijn
winroode
veeren
glimmen
daarbij
in
de
zon-
neschijn,
de
opgeheven
kuif
wap-
pert
in
den
wind
en
de
blauwe
spiegels
op
zijn
wieken
fonkelen
gelijk
karbonkels.
„Wat
een
portsierlijke
harlekijn”,
roep
ik
luidkeels;
hij
hoort
het
en...
weg
is-ie,
even
plotseling
als
hij
gekomen
is.
Onder
al
die
bedrij-
ven
zoemt
een
heel
leger
insecten
aanhoudend
om
mij
heen.
Lang-
pootmuggen,
vliegen,
kevertjes
of
tot
welke
orde
dat
kriebelgoedje
verder
behooren
mag,
bedekken
mij
geheel
enal,
terwijl
een
groote,
wit-
gestreepte
tuinhommel
al
brom-
mend
een
schuilplaats
wil
zoeken
in
mijn
broekspijp,
waarop
ik
nu
juist
niet
gesteld
ben.
Toch
sta
ik
nog
niet
op,
hoewel
de
Westelijke
hemel
zich
reeds
rood
kleurt
en
hier
tusschen
het
struik-
gewas
de
avond
al
vallende
is.
Het
is
hier
nog
uitermate
aángenaam
en
je
kunt
nooit
weten
wat
er
nog
komt.
Daar
laat
opeens
vriend
rood-
borst
zich
hooren
en
ook
zien.
Van-
af
een
oude,
vermolmde
tak
zingt
hijj
zijn
avondzang,
die
als
een
ver-
heven
muziek
wijding
geeft
aan
dit
rustig
stukje
oerwoud.
De
oranje-
roodé
kleur
van
ziijn
keel
kan
ik
nog
juist
onderscheiden
en
terwijl
ik
dezen
lieven
zanger
opneem,
valt
mijn
oog
op
een
aantal
vinken,
dat
zooeven
moet
zijn
neergestre-
ken.
De
mooie,
levenslustige
vogels
drinken
alle
uit
den
plas
en
ver-
spreiden
zich
dan
in
de
boomen
om
te
gaan
slapen.
Nu
moet
ik
op-
staan
en
als
ik
met
moeite
over-
eind
klauter
—
ik
ben
geen
20
jaar
meer
zie
ik
eenige
van
deze
vinken
zitten,
elk
afzonderlijk
op
een
tak
van
een
els,
tegen
den
stam
aangedrukt,
het
lichaam
als
een
balletje
opgeblazen
en
het
kop-
je
onder
de
wieken
verborgen.
Goeden
nacht,
mijn
lievelingen
en
slaapt
gerust.
Wees
echter
voor-
zichtig
en
verroer
je
niet,
want
in
gindschen
knotwilg
woont
een
steenuil,
muizen-
en
vogelvanger
van
beroep.
Hij
is
wel
niet
zoo
kwaad
als
hij
er
uit
ziet,
maar
neem
je
in
acht.
Jij
ook
bekoorlijk
roodborstje
met
je
hemelsche
stem,
wees
gewaarschuwd.
Ziezoo,
nu
kan
ik
met
een
gerust
geweten
vertrekken
en,
de
daad
bij
t
woord
voegend,
strompel
ik
de
rimboe
uit,
waar
ik
zooveel
zag
en
beleefde
en
betreed
weldra
den
hoo-
gen
diijk,
de
weg
mnaar
de
stad,
waarin
de
lichten
reeds
branden.
De
maansikkel
verlicht
mijn
pad,
zeheimzinnige
vleermuizen
veraan-
genamen
miijjn
reis
en
als
ik
thuis
ben
teeken
ik
dankbaar
al
min
wederwaardigheden
in
miin
dag-
boek
op,
om
een
blijvende
herinne-
ring
te
bewaren
aan
deze
paar
uurtjes
van
ongestoord
genot.
K.
KERST
GROETEN
In
het
kader
van
de
NIWIN-actie
worden
op
het
oogenblik
in.
het
veem
van
Pakhuismeesteren
aan
de
Wilhelminakade
te
Rotterdam
duizen
de
kerstpakketten
gereed
gemaakt.
bestemd
voor
militairen
en
burgers
in
Ned.
Indië.
De
eerste
30.000
pakketten,
die
voor
sta
niet
op
ook;
als
de
siijjsjes
er
zijn,
zullen
ze
wel
hier
komen.
Ze
komen
echter
niet,
mijn
rood-
harige
boodschapper
heeft
mij
zeker
voor
’t
lapje
gehouden.
Niks
erg
hoor!
Er
is
hier
genoeg
te
beleven.
Het
eerste
diertje,
dat
zich
in
mijn
nabijheid
waagt,
is
een
lief
spitsmuisje
met
een
snoetje
om
te
zoenen;
het
kleine
ding
huppelt
even
rond
en
verstopt
zich
dan
in
een
takkenbos,
om
niet
weer
te
keeren.
Op
’t
zelfde
oogenblik
strij-
ken
een
paar
witte
kwikstaartjes
biijijj
me
neer,
die
zich
weldra
gaan
baden
in
het
water
dat
aan
mijn
voeten
kabbelt.
De
droppels
spatten
'
op
en
weldra
zijn
de
mooie
vogel-[colade,
een
roman
en
een
foto
van
militairen
op
de
vooruitgeschoven
posten
bedoeld
zijn,
zijn
per
m.
s.
Oranje
verzonden.
Onder
de
zestig
vrijwilligers,
zoc-
wel
vrouwen
als
mannen,
die
sinds
enkele
dagerf
in
het
veem
de
pak-
ketten
gereed
maken,
heerscht
een
en
al
geestdrift
en
een
ontembare
werklust
voor
dit
schoone
doel.
Aan
den
loopenden
band
worden
hier
niet
minder
dan
15.000
pakket-
ten
per
dag
afgeleverd.
De
inhoud
van
de
pakketten
be-
staat
uit:
drie
pakjes
cigaretten,
map
schriijfpapier,
potlood,
pak
si-
roopwafels,
blik
biscuit,
reep
cho-
In
totaal
zullen
pakketten
afgezonden
w
Roode
Kruis,
de
nat.
H
en
verdere
instellingen
he
geheel
belangeloos
beschi
steld
om
de
mannen,
die
v
huis
en
haard
verstoken
z
Kerstgroet
uit
het
vaderla:
brengen.
è
Al
is
de
NIWIN
slechts
korte
geleden
in
het
leven
geroepen
wijst
er
op,
dat
deze
actie
ges
mag
heeten.
Van
alle
kanten,
zo
overheidsinstanties
als
bedrijv
particulieren
hebben
aan
het
v
gen
hiervan
hun
volle
medewe:
verleend.
„FRIHEYT
WEL
VOOR
GELD
TE
KOOP”
„Friheyt
en
is
om
gheen
gelt
coop’”,
de
békende
spreuk
boven
den
toegang
tot
het
jachthuis
te
Leer.
dam,
werd
door
het
Hbld.
geciteerd
_
naar
aanleiding
van
een
bezoek
va
:
een
zijner
medewerkers
aan
dooden-
cel
601
in
het
voormalige
„Ora.nie;
Hotel”,
y
$
Helaas
blijkt
deze
zegswijze
in
de-
zen
tijd
niet
altoos
met
de
feiten
0-
-
vereen
te
stemmen.
Er
zijn
—
ak
thans
nog
in
het
jongste
verleden
in
de
Scheveningsche
cellenbarakke
waar
nu
politieke
delinquenten
z
opgesloten,
dingen
gebeurd,
die
zee
beslist
niet
door
den
beugel
ku.mä
Met
geld
en....
sigaretten
heb
gevangenen
hun
vriijjheid
gek
meestal
voor
korten
tijd.
Zij
hebl
er
ook
clandestien
brieven
in-
en
|
gesmokkeld
en
andere
verboden
ken.
Het
geval
van
Bartels,
den
‚zin
genden
rot”’,
die
herhaaldelijk
on
snapte,
is
genoegzaam
bekend.
dat
geval
staat
niet
op
zichzelg.‘
Al
deze
gebeurtenissen
—
al
niet
aangedikt
—
hebben
verhalen
over
misstanden
in
de
cellenbarak
ken
doen
ontstaan,
die
voor
het
Hbl
aanleiding
zijn
geweest,
onverwac
cen
bezoek
aan
dit
kamp
van
gede-
_
tineerden
te
brengen.
Tot
de
juiste
_
proporties
teruggebracht,
blijken
die
geruchtmakende.
verhalen
op
zn
_
minst
genomen,
overdreven.
Niette-
min
moest
de
directie
volmondig
toe
geven,
dat
er
wantoestanden
hebben
geheerscht.
Het
bewakingsper‘g'gfiùä
bleek
voor
een
belangrijkdeel
‘
schikt
voor
zijn
taak
en
was
omk
baar.
s
®
Er
is
en
wordt
nog
flink
gezuive
onder
’t
personeel.
De
controle
op
betreden
v.
d.
cellenbarakken
is
_
langrijk
verscherpt,
evenals.
het
familiebezoek,
en
op
de
komende
pakjes.
Hoewel
van
de
streeks
1300
mannelijke
gedeti
aen
er
700
niet
werken
—
on%
de
werkopjecten
en
zwakke
heid
zijn
daarvan
de
voorn
oorzaak
—
is
de
geest
in
dit
kan
thans
niet
slecht.
l
We
spreken
hier
van
„kamp’’
om«
de
celbarakken
in
feite
geen
gev.
genis
vormen.
De
veroordeelden
1
den
n.l.
uit
de
cellenbarakken
ove:
gebracht
naar
gewoone
gevan
sen.
In
de
cellenbarakken
vert
alleen
zij,
die
hun
vonnis
nog
m
ondergaan.
Hun
detineering
ve
echter
van
die
in
andere
bewafi
kampen
door
de
omstandigheid,
.
zij
in
cellen
zijn
opgesloten.
Wan
men
nu
van
de
cellenbarakken
telt,
dat
er
wordt
gekaart,
dat
ziek
wordt
gemaakt,
enz.,
kortom
er
een
,„jofele
boel”
is,
dan
is.
eerste
waar,
maar
het
laatste
best
niet.
Deze
gedetineerden
verke
feitelijk
in
ongunstiger
oms
heden
dan
de
gedetineerden
in
re
kampen,
waar
ook
wordt
ge
en
nog
ander
verpozing
mogelijk
den
zijn.
4
Er
wordt
ook
gerookt
in
d
lenbarakken,
vertelt
het
gerucht
derdaad,
doch
uitsluitend
door
dood-veroordeelden
(40),
die
o
gratie-verzoek
dan
wel
hun
exe
wachten.
á
De
situatie
iín
de
vrouwen-af
ling,
waar
omstreeks
240
gede!
den
vertoeven
—
is
iets
guns
cmdat
de
meeste
vrouwen
w
Toch
heeft
men
ook
daar
met
lijkheden
ten
aanzien
van
het
wakingspersoneel
te
kampen.
voor
de
directie
om
over
te
gaa:
de
instelling
van
een
kampre
die
voor
het
geheele
kamp,
0.2
ciaal
ter
controle
van
het
_
)
De
tegenwoordige
directeur
eerst
twee
maanden
in
functie,
grond
van
zijn
ervaring
in
In
waar
hij
bij
het
gevangenisw:
werkzaam
was
—
en
waar
hij
oo
der
de
Jappen
in
kampen
heeft
leefd
—
is
reeds
veel
verbeter:
de
cellenbarakken.
Ons
langdurig
bezoek
heeft
de
overtuiging
geschonken,
dat
er
'
dit
kamp
geen
ongebondenheid
h
scht,
al
zou
de
discipline
beter
ku
nen
zijn.
Hiervan
hebben
we
ons
vanwege
de
fantastische
geruchten
op
de
hoogte
willen
stellen,