Tekstweergave van GA-1984_JB076_00104
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Ik
keer
echter
terug
naar
het
gerestaureerde
pand
no
57
.
Blijkens
de
col
-
laterale
successie
van
1726
en
1737
was
het
eerst
verhuurd
aan
de
bekende
oudheidkundige
Pieter
Vlaming
en
daarna
aan
kapitein
Gijsbert
de
Lange
.
Het
was
door
Nicolaas
Spring
en
echtgenote
ook
gelegateerd
en
wel
aan
zijn
nicht
Catharina
Margaretha
Jonckbloet
,
getrouwd
met
Pieter
Simons
.
Zij
en
hun
erfgenamen
zouden
het
huis
langer
in
bezit
houden
dan
Nico
-
laas
de
Fremery
het
zijne
.
Pas
op
8
april
1793
bracht
de
zoon
Pieter
Simons
,
getrouwd
met
Neeltje
van
der
Stam
,
het
in
veiling
en
op
13
juni
1793
vond
de
overdracht
plaats
aan
Jacob
de
Moses
Mendes
da
Costa
,
die
ƒ
16900.
-
ervoor
betaalde
.
Op
zijn
beurt
deed
die
dat
op
27
maart
1801
over
aan
Mo
-
ses
de
Raphael
Mendes
da
Costa
,
die
ƒ
13250
.-
ervoor
betaalde
.
De
Voorlopige
Monumentenlijst
van
1928
zag
blijkbaar
niet
veel
in
deze
huizen
met
rechte
daklijsten
en
noemt
alleen
no
55
,
57
,
63
,
65
en
75
,
meest
-
al
met
speciale
vermelding
van
de
stoep
.
Dat
is
ook
het
geval
voor
no
57
en
die
stoep
wordt
daar
gedateerd
op
±
1800
.
Of
Jacob
of
Moses
Mendes
da
Costa
die
liet
aanbrengen
,
weten
we
niet
.
Zeker
is
,
dat
de
genoemde
balus
-
ters
thans
een
waardige
achtergrond
hebben
.
I.H.v.E
.
DE
PASSANTEN
BIJ
DE
WAALSE
DIACONIE
:
I.L
.
LA
FARGUE
In
de
goed
bewaarde
archieven
van
de
Waalse
Diaconie
vindt
men
naast
de
boekhouding
van
de
diakenen
der
wijken
ook
nog
die
van
de
"
diacre
des
passants
".
Daarin
komen
soms
interessante
figuren
voor
.
Vooral
voor
kunstenaren
is
het
belangrijk
iets
over
hun
omzwervingen
te
weten
,
te
meer
daar
enkele
diakenen
nogal
uitvoerige
aantekeningen
maakten
.
Zo
kreeg
de
32-jarige
Isaac
Louis
La
Fargue
(
1726-1805
)
uit
de
bekende
Haag
-
se
kunstenaarsfamilie
op
2
oktober
1760
ƒ
10,
-
om
terug
te
keren
naar
zijn
garnizoen
,
waar
hij
cadet
was
in
het
artillerie
corps
te
Doornik
.
Als
beroep
gaf
de
diaken
graveur
op
en
bovendien
voegde
hij
daaraan
toe
,
dat
de
fami
-
lie
sinds
1748
"
en
decadence
"
was
gekomen
.
In
1769
klopte
La
Fargue
weer
bij
de
Amsterdamse
Diaconie
aan
.
Hij
werd
nu
voormalig
cadet
genoemd
en
als
geboorteplaats
werd
ditmaal
Voorburg
bij
Den
Haag
gegeven
.
Hij
had
een
attestatie
van
Doornik
bij
zich
,
waarvan
de
datum
niet
wordt
genoemd
.
Wel
wordt
ditmaal
gezegd
,
dat
hij
schilder
was
en
werk
zocht
.
Op
aanbeveling
van
monsieur
Cour
-
tonne
kreeg
hij
weer
ƒ
10
,-.
Dat
kunstenaren
vaker
naar
Amsterdam
kwamen
,
blijkt
op
2
december
1775
.
Toen
kreeg
de
bejaarde
Frederic
Corneille
,
graveur
van
Maagden
-
burg
,
die
na
een
familiebezoek
in
Metz
naar
Amsterdam
was
gekomen
in
de
hoop
op
werk
,
11
gulden
en
12
stuiver
.
Deze
werden
niet
aan
hem
be
-
taald
,
maar
aan
zijn
hospes
,
aan
de
schipper
Dirk
Koers
,
die
hem
naar
Hamburg
meenam
en
aan
het
transport
van
zijn
bagage
naar
het
schip
.
I.H.v.E
.
90