Tekstweergave van GA-1984_JB076_00098
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
lectie
van
8
personen
gekozen
werd
J.M
.
Marwitz
,
inspecteur
vervoer
van
de
Stoomtram
Maatschappij
Oostelijk-Groningen
,
waarin
de
paarden
-
tram
Winschoten
-
Bellingwolde
was
opgegaan
.
Begin
1919
exploiteerde
Oostelijk-Groningen
85
km
stoomtram
en
18
km
paardentram
.
Zou
een
overstap
naar
5
km
paardentram
geen
misstap
betekenen
?
Niet
wat
het
sa
-
laris
betreft
-
dit
bleef
ƒ
2000
,-
per
jaar
plus
vrij
wonen
-.
De
heer
Marwitz
verklaarde
dat
hij
liever
een
kleine
baas
dan
een
grote
knecht
was
.
De
nieu
-
we
directeur
had
dus
verstand
van
vervoerszaken
en
van
paarden
en
begon
aanstonds
na
zijn
indiensttreding
op
1
februari
1919
met
het
aanbrengen
van
verbeteringen
.
Er
werd
een
starre
40
minutendienst
ingevoerd
met
een
rijtijd
van
30
mi
-
nuten
.
Tevens
werden
proeven
genomen
met
twee
gekoppelde
tramwa
-
gens
,
bespannen
met
twee
paarden
.
In
de
tramcommissie
kwam
op
7
sep
-
tember
1920
een
discussie
over
de
juiste
wijze
van
bespanning
met
twee
paarden
op
gang
,
welke
uitmondde
in
de
kruisbespanning
ter
meerdere
voorkoming
van
het
vallen
der
paarden
.
In
1919
werden
drie
gesloten
rijtuigen
,
een
stofploeg
en
een
zoutstrooi
-
wagen
overgenomen
van
de
tram
Winschoten-Bellingwolde
.
Toen
de
oor
-
log
afgelopen
was
,
werd
in
1919
een
poging
gedaan
om
dein
1918
gestorte
ƒ
6000
,-
terug
te
krijgen
met
het
argument
dat
het
niet
om
nieuwe
,
maar
om
gebruikte
rails
ging
,
doch
de
minister
van
Landbouw
,
Nijverheid
en
Handel
weigerde
de
restitutie
.
Er
waren
negen
personeelsleden
,
die
als
koetsier
en
als
conducteur
dienst
konden
doen
.
Zij
verdienden
ƒ
18
,-
per
week
.
Daarnaast
was
er
twee
of
drie
man
stalpersoneel
.
Het
aantal
paarden
bedroeg
gemiddeld
twaalf
.
Een
der
conducteurs
stapte
op
zijn
vrije
dag
op
de
tram
zonder
te
betalen
.
Dit
feit
werd
besproken
in
de
vergadering
van
de
tramcommissie
die
bepaalde
dat
het
verschuldigde
bedrag
zou
worden
ingehouden
bij
de
eerstvolgende
loonuitkering
aan
betrokkene
.
Dat
was
in
1919
;
zou
het
65
jaar
later
anders
gaan
?
Per
1
januari
1920
kreeg
het
trambedrijf
een
eigen
smid
in
de
persoon
van
J
.
Hofstee
,
tot
dan
toe
bankwerker
bij
de
Tramwegmij
.
Oostelijk-Gronin
-
gen
te
Winschoten
.
Hij
zou
voortaan
ook
de
verwarming
der
tramrijtuigen
met
briketten
verzorgen
.
Tevoren
behoorde
dat
tot
de
bemoeiingen
van
de
echtgenote
van
de
directeur
,
die
daarvoor
op
27
januari
1920
een
gratifica
-
tie
van
ƒ
25
,-
werd
toegekend
.
Zolang
de
smederij
nog
niet
klaar
was
,
ge
-
bruikte
de
smid
de
bergplaats
van
de
directeur
en
werd
diens
geit
in
de
paardenstal
ondergebracht
.
De
stof
voor
de
uniformen
van
de
koetsiers
en
conducteurs
werd
gele
-
verd
door
Aug
.
Maschmeijer
,
Spuistraat
2
te
Amsterdam
,
en
ze
werden
ge
-
maakt
door
Kuypers
te
Sloterdijk
,
die
ƒ
69
,-
kreeg
voor
colbert
en
panta
-
lon
samen
,
ƒ
71,50
voor
een
met
wol
gevoerde
winterjas
en
ƒ
5,50
vooreen
pet
.
In
1920
bleek
dat
de
rails
het
gewicht
van
een
motorlocomotief
van
10.000
kg
niet
zouden
kunnen
dragen
.
Een
motortramwagen
met
de
mo
-
tor
in
de
wagen
zou
veel
lichter
zijn
en
de
baan
wel
kunnen
berijden
,
maar
de
prijs
van
ƒ
25.000
,-,
die
de
voormalige
Rijkswerf
te
Kiel
vroeg
,
was
voor
Sloten
niet
op
te
brengen
.
Als
met
twee
van
deze
wagens
volstaan
kon
worden
zou
dat
een
grote
besparing
op
het
arbeidsloon
opleveren
.
84