Tekstweergave van GA-1983_MB070_00127

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
De stamboom begint hier nu in 1610 met het huwelijk van Anthoine Doijere , weduwnaar van Brugge , die te Assendelft woont , en Catelina Joostens van Hoecke , weduwe van Gillis de Coninck , te Haarlem . Hun tweede zoon , Antoni , uit 1614 zou de stamvader van de Zwolse familie worden en was net als zijn vader in Haarlem rietmaker , wat een verhuizing naar Zwolle begrijpelijk maakt : vlak bij hèt gebied van het riet . Verder kwam men niet ondanks grondige nasporingen , tot Brugge toe . In Amsterdam vindt men echter iets eerder enige akten over een vader en zoon Anthoni Doijer , die beiden schoenmaker waren . De vader her - trouwde als weduwnaar van Christijn Blink in de Wijde Steeg bij de Zeedijk in 1603 met Saerken Jans Rijssen of Aes . Zij was 38 jaar en geboortig van Antwerpen , hij hoefde als weduwnaar geen leeftijd op te geven , maar was geboortig uit Brugge ! Er was blijkens hun testament van 9 augustus 1605 voor notaris Heylinc een zoon Anthoni uit het eerste huwelijk , uit het tweede huwelijk waren geen kinderen . De zoon Anthoni zou , 35 jaar oud en geassisteerd door zijn vader Anthoni , op 16 augustus 1616 in ondertrouw gaan . Hij was schoenmaker in de Wijde Steeg , geboren in Antwerpen , en woonde al 24 jaar in Amsterdam , dus sedert 1592 . De bruid was de 25-jarige Saertje Franssen , dochter van Frans Fransz en Magdaleentje van den Ende . Er werden twee dochtertjes geboren , in 1617 Magdaleentje en in 1619 Stijn . Bij de dopen in de Nieuwe en Oude Kerk waren Susanna de Hondt en Sara van Breen getuigen . Van deze familie Doijer hoort men hier verder niet meer . Een tweede huwelijk van de zoon Anthoni Doijer met een zekere Janneke Nolet vond in 1624 in Haarlem plaats . Kinderen daaruit werden niet gevonden . Deze Anthoni Doijer was dan ook op geen enkele wijze in direct verband te brengen met de twee bovengenoemde rietmakers . Voor de vader en naamgenoot lag dat anders . Hij moet in 1610 al in de 50 zijn geweest , maar hij kon zijn zoon in ieder geval nog op 16 augustus 1616 naar het Amsterdamse stadhuis vergezellen . Het zou mij niets verwonderen , wanneer hij daarvoor uit Haarlem was overgekomen , waar hijzelf de doop van zijn jongste kind , Susanna , op 7 augustus van dat jaar moet hebben meegemaakt . Kortom het lijkt zeer aannemelijk , dat de Haarlemse rietmaker identiek was met de Amsterdamse schoenmaker . Verandering van beroep kwam bij hertrouwen met een weduwe vaak voor . De handtekeningen van de Amsterdamse schoenmaker en van de Haarlemse rietmaker wijken af , maar vooral in spelling . Dat was toen heel gewoon . Hetzelfde geldt voor de in onze ogen vreemde gewoonte om twee kinderen de voornaam Anthoni te geven . In het geval van halfbroers was dat toen zelfs zeer . gebruikelijk . Verdere onderzoekingen zullen moeten uitmaken of mijn veronderstel - ling juist is . Die zijn echter mogelijk , want uit de gepubliceerde stukken is duidelijk dat Anthoni Doyer en Catelina Joostens van Hoecke niet onvermogend waren en zelfs een eigen huis bezaten . De nakomelingen van hun zoon Anthoni , die op 9 februari 1614 in Haarlem gereformeerd waren gedoopt , werden zoals ik vertelde doops - 109