Tekstweergave van GA-1968_MB055_00193

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
HET GEBOORTEHUIS VAN BREDERO In 1885 , drie eeuwen na de geboorte van de dichter , werd het huis , waarin hij het levenslicht aanschouwde , ontdekt . Men vond de vader in het kohier van 1585 in de Nes en uit het gasthuisarchief bleek , dat hij op 15 december 1586 van regenten een huis op de hoek van de Nes en Sint Pieterssteeg had gekocht . In 1602 werd hij eigenaar van een huis op de Voorburgwal bij de Varkenssluis en dus , redeneerde men , had de dichter tot zijn zeven - tiende jaar in de Nes gewoond . Zo eenvoudig is het echter niet . In het archief van de gasthuizen is nog een Maen - en testantboeck bewaard van 1582 tot 1595 . Daar blijkt op folio 245 , dat de schoenmaker Adryaen Cornelisz op 20 december 1583 het bovengenoemde huis in de Nes voor drie jaar huurde met ingang van mei 1584 voor / 40 .— per jaar . Borg voor hem stond Matthijs van Banchem . Op 23 november 1585 huurde Adryaen bovendien nog een kamer of huisje in de steeg , dat aan zijn huis grensde voor één jaar met ingang van mei 1586 voor ƒ 20 .— . Op 15 december 1586 gingen de regenten over tot veiling van het huis in de Nes en de erachter gelegen kamers in de steeg . Adryaen mijnde het huis , waarin hij woonde , voor ƒ 1105 . en de kamer 1 , die hij ook in huur had , voor ƒ 305 . —. Zijn zwager Cornelis Garbrantsz mijnde de kamer 2 , die ernaast lag , maar deed al direct de koop over aan een zekere Claes Pietersz Muen . Adryaen en zijn vrouw , Marritgen , hadden om de beurt de halfjaarlijkse huren betaald , de laatste van mei 1587 voor het huis op 9 augustus van dat jaar , voor de kamer pas op 21 december 1588 . Al op 30 mei 1587 had Adryaen de eerste termijn van de koopsom van huis en kamer voldaan , maar eigenaar van beide werd hij tenslotte toch niet . De rest van de koop - som hoefde hij niet te voldoen ; hij kon daarvoor een rente van de penning 16 betalen . Het lijkt mij daarom waarschijnlijker dat hij andere plannen had dan dat financiële moeilijkheden hem van de koop deden afzien . De zuivelkoper Jan Beth Jacobsz Hooft , die reeds in 1587 de koop van kamer 4 in de steeg had overgenomen , deed dit ook voor het huis en de kamer , die Adryaen in 1586 had gemijnd . Hij behoorde niet tot de bekende familie , die een mensenhoofd in het wapen voerde , maar toch vindt men ook hem , met een varkenshoofd in zijn wapen , in de Vroedschap van Elias . Op 6 mei 1588 werden het huis in de Nes , kamer 1 en kamer 4 door regenten aan hem overgedragen en op 31 mei verleed hij ten behoeve van regenten een rentebrief van 77 gulden en 10 st . voor het restant van de koopsommen . Het huis bleef in het bezit van zijn familie en kwam via zijn dochter Griet , die eerst met Zijbrant Jacobsz Bontenos en later met Jan Ruvsschenberg te Emmerik was getrouwd , in het bezit van zijn klein - zoon Hendrick Sybrants Bontenos . Deze Hendrick loste in 1607 de rente - 167