Tekstweergave van GA-1968_MB055_00183

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
voerde stellig als patronym haar vaders naam . De getrouwde man , die haar had verwekt , heette dus Pieter . Het kind , dat natuurlijk niet in Amsterdam werd gedoopt , kreeg de voornaam Jannitge . Graag gaf men zo'n kind een naam uit de vaders familie en men zal zich herinneren , dat Pieters moeder Jannitge heette . Ik kan natuurlijk niets bewijzen , maar ik meen toch , dat er een kans is , mede wegens de positie die Jannitge bleek in te nemen in haar moeders familie en wegens de latere verkoeling tussen de gezinnen Conijn en Bredero , dat hier Pieter Conijn weer aan het werk was geweest . Pieter , die bij de doop van zijn zoon in 1597 koopman wordt genoemd , bleef zijn hele leven lang trouw aan de Drie Vijseltjes . Op 9 februari 1621 werd hij vandaar in de Oude Kerk begraven . Annetje Teunis bleef goed achter . Toen haar zoon Lucas een jaar later met Cornelia Raephorst trouwde , woonden zij nog op de Dam . Toen ze zelf weer ruim een jaar later hertrouwde met Jakob Jacobsz Seeu , was ze op de Nieuwezijds Voorburgwal gevestigd . Lucas Pietersz Conijn , die in tweede huwelijk met Margaretha Schellinger trouwde , stierfin 1652 op de Keizersgracht . Garbrant Pietersz Conijn , de naamgenoot van de dichter , werd bij zijn ondertrouw in 1624 geassisteerd door zijn moeder , Aeltje Jans . De onge - lukkige Aeltje was in het begin van 1597 in het huwelijk getreden met de schoenmaker Gerrit Jansz . Uit de ondertrouwakte voor de pui blijkt , dat haar vader de uitdrager Jan Pietersz Moriaen was , die na het overlijden van Aeltjes moeder , Trijn Jans Holthuys , in 1585 met een veertigjarige boerenvrouw uit Sloten was hertrouwd . Het gezin was vermoedelijk rooms-katholiek . Het ging Gerrit Jansz zeer voorspoedig . We zien hem in de registers van schepenenkennissen telkens weer met financiƫle trans - acties bezig . In 1602 werd hij eigenaar van een huis op de Ossensluis , in 1617 van het huis Ossenburch in de Kalverstraat en in 1635 van de helft van een looierij . Maar op 16 juni 1636 droeg hij het huis Ossenburch over aan Lambert Thonisz , zoals blijkt uit een kwijtschelding van 1650 , en trok zich daarna blijkbaar uit zaken terug . Het voorkind van zijn echtgenote moet dus opgegroeid zijn in de Kalverstraat . Hij was apotheker geworden en bij zijn huwelijk in de Breestraat gevestigd . Later woonde hij op de Nieuwmarkt in de Boom des Levens . Daar stierf hij in 1642 . Net als zijn halfbroer Lucas zorgde ook Garbrant voor de voortzetting van de familie Conijn . Ik heb dit alles zo uitvoerig verteld , omdat in Bredero's befaamde spel Moortje , dat in 1615 werd opgevoerd en in 1617 werd gedrukt , terloops - - in regel 730 - de Drie Vijseltjes aan de Vismarkt wordt genoemd . Ik denk niet , dat dat toeval is en al evenmin , dat de vrouwelijke hoofdrol aan Moy - Ael wordt toebedeeld . De jonge Ritsaert en Writsaert zijn als het ware incarnaties van de dichters neef , Pieter Conijn , die nog in de Drie Vijseltjes woonde , toen het stuk werd gespeeld en in druk verscheen . Ik wil tenslotte nog enige bijzonderheden over deze Drie Vijseltjes geven . Het huis bleef tot 30 november 1693 in het bezit van de familie Conijn . Toen werd het overgedragen aan Bastiaen van Veuren en omschreven als huis en erf op de Vijgendam , op de hoek van de Vispoort , van ouds de Drie Vijselkens genaamd , belend door de Vismarkt aan de westzijde . Er 157