Tekstweergave van GA-1968_MB055_00181
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
wisselde
hij
die
bijnaam
van
in
de
Oude
Cost
voor
de
achternaam
Conijn
.
In
die
Drie
Vijseltjes
hield
hij
herberg
,
zoals
blijkt
uit
een
akte
van
1
maart
1591
vooi
notaris
van
Huyswaert
en
ook
op
17
april
1597
,
wanneer
de
overleden
van
de
zeepzieders
daar
een
bijeenkomst
houden
met
de
pachter
van
de
zeep
.
Bij
die
verpachtingen
was
de
waard
in
de
Drie
Vijseltjes
zelf
ook
nauw
betrokken
.
Uit
een
akte
van
30
september
1595
voor
notaris
Gijsbertsz
zien
we
,
dat
hij
toen
impostmeester
van
de
bieren
was
,
uit
het
resolutieboek
van
thesaurieren
van
27
mei
1598
,
dat
hij
toen
werd
aan
-
gesproken
als
borg
voor
de
brandewijn
impost
.
Vandaar
waarschijnlijk
ook
de
latere
deelname
van
zijn
zwager
Adryaen
Cornelisz
in
de
ver
-
pachtingen
van
die
imposten
.
Cornelis
Garbrantsz
was
getrouwd
met
Jannitge
Pieters
,
die
ik
al
als
peet
bij
de
doop
van
haar
nichtje
Hillegont
noemde
.
In
december
1576
was
uit
het
huwelijk
een
zoon
Pieter
geboren
.
Toen
Jannitge
op
15
december
1591
in
de
Oude
Kerk
ten
grave
werd
gedragen
,
was
hij
het
enige
kind
.
Op
22
januari
1592
bewees
de
weduwnaar
,
Cornelis
Garbrantsz
in
de
Drie
Vijseltjes
,
de
15jarige
Pieter
ƒ
3000
.
—
als
moederlijk
erfdeel
en
stelde
als
onderpand
daarvoor
zijn
huis
de
Vergulde
Vijzel
.
Het
bewijs
werd
goed
-
gekeurd
door
een
zuster
van
de
overledene
,
Machtelt
Pieters
van
Monniken
-
dam
,
die
geassisteerd
werd
door
haar
echtgenoot
Pieter
Claesz
.
Gezien
dit
bewijs
moet
de
familie
van
Monnikendam
welgesteld
zijn
geweest
en
misschien
was
daaraan
mede
de
grote
vlucht
,
die
Cornelis
zaken
hadden
genomen
,
te
danken
geweest
.
Op
9
januari
1601
volgde
hij
zijn
vrouw
in
het
graf
.
De
jonge
Pieter
had
het
zijn
vader
niet
gemakkelijk
gemaakt
.
Op
20
november
1593
,
toen
hij
dus
nog
17
moest
worden
,
was
hij
door
de
23jarige
Ael
Jans
voor
commissarissen
van
huwelijkse
zaken
gedaagd
,
daar
hij
haar
trouwbelofte
had
gedaan
.
In
het
register
van
commissarissen
vindt
men
het
geval
precies
uitgeplozen
.
De
eerste
conversatie
was
al
begonnen
op
Sint
Jan
van
het
jaar
1592
,
maar
Ael
had
geen
gehoor
gegeven
aan
Pieters
wens
om
verder
te
gaan
,
voordat
hij
haar
een
schriftelijke
bekentenis
van
trouw
had
gegeven
.
Dat
was
een
week
voor
vastenavond
gebeurd
en
veertien
dagen
later
had
de
eerste
bijslaap
plaats
gevonden
.
Cornelis
Garbrantsz
verzette
zich
fel
tegen
het
huwelijk
en
voerde
de
jeugdige
leeftijd
van
zijn
zoon
,
die
nog
onder
hem
stond
,
aan
.
Maar
tegen
Ael
,
die
een
keurige
handtekening
zette
en
blijkbaar
goed
was
opgevoed
,
was
niets
in
te
brengen
en
op
3
december
1593
veroordeelden
commissarissen
Pieter
Conijn
om
haar
te
trouwen
.
De
vader
ging
op
7
december
in
appèl
bij
schepenen
en
vandaar
kwam
de
zaak
voor
het
Hof
van
Holland
.
Intussen
werd
in
1594
een
zoon
geboren
,
die
de
naam
Garbrant
kreeg
.
Tenslotte
kwamen
Cornelis
Gaibrantsz
Conijn
en
Aeltjes
vader
en
broer
,
Jan
Pietersz
en
Pieter
Jansz
,
op
13
april
1595
overeen
,
dat
Cornelis
aan
de
kleine
Garbrant
ƒ
100
.—
per
jaar
zou
uitkeren
,
zolang
hij
leefde
.
Wanneer
het
kind
stierf
,
zou
Jan
Pietersz
dat
bedrag
,
indien
hij
tenminste
zelf
in
leven
bleef
,
in
ieder
geval
zes
jaar
lang
krijgen
.
Het
accoord
kan
men
nog
vinden
in
la
J
van
de
weeskamer
.
Want
toen
Cornelis
Garbrantsz
Conijn
in
1601
stierf
,
kwamen
de
familieleden
van
Garbrant
weer
met
aanspraken
.
Een
155