Tekstweergave van GA-1960_MB047_07024
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
eerder
onder
de
hamer.
Op
19
augustus,
12
en
21
oktober
1730
las
men
in
de
Amsterdamse
courant;
‘Philip
Steen,
Ficko
van
Mekeren,
Gerrit
Schoenmaker
en
Dirk
Schroder
makelaars,
zullen
op
Woensdag
den
25
Octob.,
t’Amst.
in
de
Brouwerij
de
Swaen
verkopen,
een
Koninglijk
cabinet,
zijnde
een
poppckas,
als
ook
een
atlas
van
Blaauw,
en
stedeboeken
heerlijk
afgezet,
en
in
16
maroquinne
vergulde
banden
gebonden,
nevens
eenige
goude,
zilvere,
koperen
antique
en
moderne
medailjes;
waervan
de
catalogus
bij
de
voorn,
makelaers,
en
te
Rotterdam
bij
Beman,
en
’s
Hage
bij
van
Tol,
te
bekomen
zijn.’
Er
kwam
blijkbaar
geen
hoog
genoeg
bod,
want
op
26
juni
1736
werd
het
al
weer
te
koop
aangeboden
in
de
Amsterdamse
Courant:
‘Uijt
’er
hand
te
koop
een
Koningl.
Kabinet,
breed
6
voet
7
duijm,
en
hoog
7
voet
8
duijm,
zijnde
een
Poppckas,
verbeeldende
een
huijshoudingc,
waer
in
10
vertrekken
zijn,
ieder
in
het
byzonder
gcmeubileert,
met
al
sodanig
huijsraed
als
tot
een
deftige
gemeubileerde
huijshoudinge
behoord,
nevens
een
fraye
Tuijn
met
zijn
beplantinge
en
tuijncieraden,
daer
agter
een
Prieeltje,
alles
zeer
konstig
na
’t
leeven
gemaakt:
Te
bevragen
bij
den
makelaer
A.
Mensscndyk.’
Maar
weer
kwam
er
geen
koper
en
op
19
november
1744
vinden
wij
op
de
boedelscheiding,
die
de
weduwe
van
een
der
kinderen
du
Pré
met
haar
kinderen
voor
notaris
Jan
Ardinois
maakte,
nog
bij
de
onverdeelde
goederen
‘de
helft
in
de
poppekas
en
in
de
schilderijen
van
de
familie
met
den
boedel
of
erfgenaemen
van
Adam
Oortmans
gemeen.’
Muller
vertelt
in
zijn
catalogus
van
het
Utrechts
Museum
van
1904,
dat
het
in
1738
het
eigendom
werd
van
Pieter
van
der
Beek,
een
rijke
tabaks
-
koper.
Dit
heeft
hij
blijkbaar
opgemaakt
uit
een
miniatuurrekening
in
het
poppenhuis:
‘De
heer
P.
van
der
Beek
zomma
van
sestig
gulde
+
7
st.
voor
geleverde
kaste
Amst.
2
Maart
1738
Dirk
Man.
Het
zou
een
aardige
gedachte
zijn
geweest
de
verkoop
op
zo’n
wijze
vast
te
leggen.
Wij
weten
echter
beter.
Pieter
van
der
Beek
kan
pas
na
1744
eigenaar
zijn
geworden.
Hij
was
een
betrekkelijk
eenvoudig
en
ook
niet
bijzonder
rijk
man,
geboren
in
1695
als
zoon
van
een
trekwerker.
Aanvankelijk
had
hij
gevaren,
en
daarna
was
hij
tabakskoper
geworden.
In
het
kohier
van
1742
treffen
wij
hem
nog
als
beunhaas
op
de
Prinsengracht
aan,
met
een
inkomen
van
ƒ
1200,—.
Spoedig
daarna
verhuisde
hij
naar
de
Kloveniersburgwal
bij
de
Nieuwmarkt
en
tenslotte
naar
de
Oude
Schans.
Daar
stierf
in
1754
zijn
vrouw,
Maria
Sophia
Heykoop,
met
wie
hij
in
1721
was
getrouwd.
Of
haar
dood
hem
bewoog
zijn
verzamelingen
en
daarbij
het
popppenhuis
van
de
hand
te
doen,
of
dat
zijn
aanstaand
vertrek
uit
Amsterdam
hem
daartoe
bracht?
In
ieder
geval
werd
alles
geveild.
Op
6
april
1758
adver
-
teerden
drie
makelaars
in
de
Amsterdamse
Courant
dat
zij
op
19
april
ten
huize
van
Pieter
van
der
Beek
op
de
Oude
Schans
bij
de
Dijkstraat
een
deftige
inboedel
zouden
verkopen
‘van
allerlei
fraaye
moderne
meubelen,
gemaakte
juweelen
en
diverse
kostbaare
rariteyten,
so
van
goud,
zilver,
tonquins,
gebijteld
ivoor,
agaate
als
anders,
een
heerlijk
Kabinet
oude
blaauwe
gecouleurde
Japanse
en
fijne
geamailjeerde
porcelijnen,
waar
onder
verscheide
kapitaale
stellen,
speksteene
en
porceleijne-beelden
en
166