Tekstweergave van GA-1960_MB047_05006
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
het
stedeschoon.
Amstelodamum
is
nimmer
een
gezelschap
geweest
van
uitsluitend
historici:
de
kennis
van
het
heden
blijft
één
der
doelstellingen,
doch
deze
kennis
is
niet
mogelijk
zonder
die
van
het
verleden.
Dat
er
geen
plaatselijk
genootschap
is
dat
zoveel
publiceert
als
Amstelodamum,
is
in
de
eerste
plaats
te
danken
aan
de
onuitputtelijke
rijkdom
van
Amsterdams
geschiedenis.
Behalve
maandblad
en
jaarboek
-
beiden
onder
redactie
van
ons
onvermoeibare
bestuurslid
Mejuffrouw
van
Eeghen
-
noemde
spreker
de
reeds
lang
uitverkochte
afzonderlijke
publicaties
als
Reizigers
te
Amster
-
dam,
de
kohieren
van
Prof.
van
Dillen
en
Mr
Oldewelt,
de
gidsen
van
wijlen
ons
erelid
d’Ailly
en
de
reproducties
van
de
kaarten
van
Cornelis
Anthonisz
en
Pieter
Bast.
De
sympathieke
actie
van
het
comité
‘Zestig
Jaar
Amstelodamum’
onder
leiding
van
de
heren
van
Sandick
en
van
Lennep
heeft
naast
vele
nieuwe
leden
een
fonds
opgeleverd
om
de
kostbare
uitgave
van
zulke
publicaties
te
kunnen
hervatten.
Het
door
Mejuffrouw
van
Eeghen
ter
gelegenheid
van
dit
jubileum
samen
-
gestelde
fotoboek
noemde
spreker
niet
alleen
van
grote
documentaire
waarde,
doch
tevens
van
een
zeldzame
bekoring.
Hij
sprak
de
hoop
uit,
dat
de
minnaar
van
Amsterdam
er
goede
ogenblikken
mee
zal
beleven.
De
in
dit
boek
zo
veelvuldig
uitgebeelde
Zandhoek
noemde
de
voorzitter
tevens
als
voorbeeld
van
een
welgeslaagde
restauratie
van
een
geheel
geregenereerde
woonbuurt,
waar
het
zelfs
economisch
aantrekkelijk
bleek
om
oude
huizen
op
te
knappen.
Spreker
illustreerde
het
feit,
dat
niet
alleen
bij
de
burgerij,
maar
ook
bij
de
overheid
het
besef
voor
de
unieke
schoon
-
heid
van
onze
stad
groeit
met
drie
recente
voorbeelden;
het
voortreffelijk
geëquipeerde
gemeentelijke
bureau
voor
de
monumentenzorg,
de
Raad
voor
de
Stedebouw
en
het
op
voorstel
van
de
burgemeester
genomen
initiatief
tot
stichting
van
een
Amsterdam
waardig
historisch
museum.
De
voorzitter
besloot
zijn
toespraak
met
de
woorden:
‘Als
ik
U
dan
dit
boek
overhandig,
dan
doe
ik
dat,
hooggeachte
beschermheer,
met
de
wens,
dat
het
bezien
van
de
foto’s
van
de
echte
Amsterdammer,
die
Jacob
Olie
was,
u
op
hun
wijze
herinneren
moge
aan
de
unieke
schoonheid
van
onze
stad
en
dat
zij
U
in
-
spireren
mogen
bij
Uw
werk
voor
onze
stad,
met
name
U
sterken
mogen
in
de
niet
aflatende
strijd
voor
het
behoud
van
het
stedeschoon.’
Nadat
de
beschermheer
zijn
dank
had
betuigd
voor
het
zojuist
ontvangen
geschenk,
belichtte
hij
verschillende
punten
van
het
betoog
van
de
voor
-
zitter
van
de
zijde
van
het
stadsbestuur.
Mr
van
Hall
schetste
daarbij
de
netelige
positie,
waarin
het
college
van
B
&
W
zich
bij
deze
vraagstukken
veelal
geplaatst
ziet.
Hij
gaf
de
verzekering,
dat
de
bij
herhaling
door
ons
genootschap
verzonden
adressen
steeds
in
ernstige
overweging
worden
genomen.
Tot
besluit
van
deze
bijeenkomst
bleef
het
gezelschap
nog
geruime
tijd
in
een
ongedwongen
samenzijn
spreken
over
.
.
.
Amsterdam
en
Amstelo
-
damum!
S.v.W.
100