Tekstweergave van GA-1960_MB047_04015

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
DE JUISTE NAAM VAN DE „SVARTEN HORE” GEVELSTEEN OP ZEEDIJK 16/18 In de weinige literatuur die er over de Amsterdamse gevelstenen bestaat, is men het er unaniem over eens dat het oudste, hoewel niet gedateerde, exemplaar zich bevindt in de gevel van Zeedijk 16/18. Het is een tamelijk grote, haast vierkante steen met in bas-relief een, aan een riem opgehangen jachthoorn. Onder de steen is het opschrift aange - bracht. Uit de verschillende beschrijvingen van deze steen is echter niet op te maken, hoe nu dat onderschrift precies luidt; vrijwel elke schrijver geeft een ander onderschrift op. De oudste ons ten dienste staande beschrijving, die van de Anonymus in zijn ten Gemeente Archieve aanwezige Schetsboek uit ± 1870, geeft op pag. 159 een afbeelding van de steen, een gebrekkig schetsje, en vermeldt in de tekst dat het onderschrift als volgt gelezen moet worden; ‘Dit is in de Swarte horn’. Van Lennep en ter Gouw, die in ± 1880 een gevelstenen-boekje lieten uitgeven, geven ook een beschrijving van de steen. Bij hun wordt het onder - schrift als volgt gespeld: ‘Dit is inde swatten hoern’. Deze spelling hebben alle hierna komende schrijvers overgenomen, slechts een enkele uitzondering komt voor. Van Arkel en Weissman (Noord-Hollandsche Oudheden 1903. 6e stuk pag 110/111) geven de tekst als volgt: ‘Ditisin Swartê hoern’. Zij hebben waarschijnUjk de steen eens ter plaatse bekeken en de streepjes boven de letters ontdekt. Deze streepjes boven de letters worden nu weer toegevoegd aan de tekst en hoewel de Monumentenlijst ze niet weergeeft - hier staat gewoon ‘Dit is in de swarte hoern’ - heeft Alings ze er in zijn in 1946 verschenen boekje Uithangtekens en Gevelstenen weer wel staan. lets over de latere geschiedenis van dit huis vindt men in maandblad 1958, pag. 27. Voor de 16de eeuw is daaraan nog toe te voegen, dat Jonge Jacob van Marcken (zie voor hem Elias) het huis op 7 mei 1546 belastte met een rente van 20 gulden per jaar ten behoeve van het O.L. Vrouwen Gasthuis, welke hij in 1558 aflostte. Jonge Jaeob van Mareken stierf en zijn weduwe bewees op 24 januari 1564 voor de wees - kamer ƒ7OO, met als onderpand dit huis aan haar zoon de 16-jarige Jan. Het huis moet echter al spoedig zijn verkocht, want op 17 oktober 1564 verklaarde Jan Janszoon ‘in de Gulde Moeien’ op de Zeedijk een losrente van 30 gulden per jaar op dit huis schuldig te zijn aan de kinderen van de gestorven stadssecretaris Wouter Janz. (Top. Coll.). In 1591 verkocht Janneke Jans Pelgrims het huis, dat toen bestond uit twee woningen onder een dak, aan Jasper Calsehuyr. Het droeg van de eerste vermelding af de naam ‘den Zwarten Hooren’. Hoe het aan die naam kwam, blijkt niet. 85