Tekstweergave van GA-1960_JB052_00022
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
van
zijn
voortdurend
wisselende
luimen.
Met
zijn
vage
artistieke,
luteraire
en
links
-
radicale
politieke
neigingen
en
aspiratiën,
over
al
welke
stokpaardjes
hi)
gaarne
en
overvloedig
placht
uit
te
weiden,
leek
hij
meer
aangelegd
voor
de
journalistiek,
die
hij
een
blauwmaandag
had
beoefend,
zonder
te
kunnen
beklijven,
dan
voor
het
archiva
-
riaat
waarin
hij
vervolgens
terecht
was
gekomen,
zonder
er
waarlijk
wortel
te
schieten.
Het
was
dan
ook
ter
compenseering
van
eigen
inadaequaatheid,
dat
hij
den
begaafden
en
welonderlegden,
aan
de
Vrije
Universiteit
voor
historicus
en
classictis
opgeleiden
Dr.
Joh.
C.
Breen
voor
de
betrekking
van
adjunct-archivaris
aanbeval,
welke
deze
door
zijn
toedoen
inderdaad
verkreeg.
kwam
ik
dus
-
Profete
rechts,
Profete
links,
das
Weltkind
in
der
Mitte.
-
op
mi)ti
levenspad
te
wandelen
tusschen
een
vurige
aanhanger
der
soctaal-democratie,
die
mi)
met
overtuiging,
in
’t
voetspoor
van
Marx,
de
gebreken
der
menschel!)
ke
rnaatschypi)
afschilderde
en
een
fanatieken
Christen
en
Kuyperiaan,
wiens
denken,
spreken
en
doen
ziin
leven
lang
de
Eere
Gods
tot
eenige
doelwit
hadden.
Een
tweeledige
leergang,
die
op
mii
zeer
ontwikkelend
en
verhelderend
werkte
en
mij
inzicht
verschafte
m
veel
wat
nii)
als
historicus
-
in
een
land,
waar
èn
de
economische
èn
de
godsdienstige
factoren
zulk
een
groote
rol
hebben
gespeeld
-
uitnemend
te
stade
zou
komen.
Aan
den
vertrouweli)ken
omgang
met
deze
beide
zoo
totaal
divergeerende
heilsverkondigers
heb
ik
voor
mijn
vorming
veel
te
danken.
Als
derde
leermeester
kan
ik
Dr.
G.
W.
Kernkamp
noemen,
die
toen
nog
eenvoudig
docent
te
Utrecht,
aan
zijn
Bontemantel-uitgave
werkte
en
daardoor
vaak
ons
Archief
bezocht.
Hem
leerde
ik
niet
alleen
als
voorlichter
op
het
gebied
van
onze
economische
geschiedenis,
maar
ook
als
wijs
en
oprecht
mensch
zeer
Log
waarderen
en
met
erkentelijkheid
herdenk
ik
zijn
trouwe
vriendschap
voor
rni),
die
zich
nimmer
verloochende
en
nog
in
1927
(na
een
langdurige
periode
van
verwijdering
mijnerzijds,
uit
jeugdig
onbegrip)
treffend
zou
manifesteeren
door
zijn
aandeel
m
mijn
benoeming
tot
lid
der
Akademie.
Door
hem
leerde
ik
ook
de
Duitsche
sociaal-demo
-
cratische
historici
kennen,
zeer
getroffen
als
ik
werd
door
zijn
uitspraak:
„dat
wie
geschiedenis
gestudeerd
en
van
hen
niets
gelezen
had
geen
knip
voor
den
neus
waard
was.”
Het
zijn
de
contrasteerende
invloeden
van
dit
drietal
vooral,
die
op
mijn
on
-
luikend
intellect
hun
sporen
hebben
achtergelaten
en
mij
begrip
hebben
bij
gebracht
voor
andermans
meest
uiteenloopende
overtuigingen.
On
het
Archief
had
de
mutatie
na
De
Roever’s
dood
helaas
een
volkomen
wijziging
in
de
tevoren
zoo
eendrachtige
verhoudingen
ten
gevolge,
die
ook
mij
m
een
eemgszins
delicate
positie
bracht.
Zelfwas
ik
spoedig,
zoowel
met
Mr.
Veder
als
met
Dr.
Breen
op
zeer
goeden
voet
geraakt;
maar
met
de
samenwerking
tusschen
dit
zoo
ongelijke
span
wilde
het
niet
vlotten.
De
bezoekers
van
het
Archief
hadden
weldra
gemerkt,
dat
zi)
betere
kans
hadden
om
voortgeholpen
te
worden
wanneer
zij
zich
met
vragen
wendden
tot
den
ijverigen,
zakelijken
en
binnen
korten
tijd
in
het
archiefmateriaal
ingewerkten
Breen
dan
tot
den
hen
het
liefst
in
uitvoerige
discussies
over
de
hemzelf
interesseerende
quaesties
betrekkende
Veder.
De
habitués
maakten
het
zich
dus
meer
en
meer
tot
ge
-
wöÓL
»«>.
B,«„
«
vragen,
.«
„iet
geringe
verlegenhe.d
van
rieten
en
a..,ge„rle
jalousie
van
zijn
uiterst
lichtgeraakten
chef.
Dit
leidde
op
den
duur
tot
verhouding
tusschen
hen
beiden
en
ten
slotte
-
na
het
overbrengen
van
het
Gemeente-
Archief
naar
het
nieuwe
gebouw
op
den
Amsteldijk
-
tot
onhoudbare
,
waaronder
de
wat
al
te
lijdelijke
Breen
zwaar
leed
en
die
zouden
culmineeren
in
het
on
-
aangekondigde
aftreden
van
Veder
en
diens
demonstratief
neerleggen
van
zi)n
18