Tekstweergave van GA-1959_MB046_08011
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
II
Na
het
overlijden
van
de
vader
wikkelen
de
twee
zoons,
optredend
onder
de
firma
‘Jan
en
Benedictus
Blok,
broeders’,de
erfenis
af
en
brengen
voor
de
verkochte
goederen
ƒ6OOO,
—
Reeds
25
oktober
1731
laat
ieder
zich
-
wederom
als
leerkoper
-
in
het
poorterboek
als
ingeboren
poorter
inschrijven.
Waar
zij
4
mei
1735
voor
ƒ2OOO,
—
het
woonhuis
van
Jan
Nagel
met
de
houten
loods
daarachter
in
de
Passeerdersdwarsstraat®)
kopen,
is
de
aansluiting
van
de
looierijen
tot
stand
gekomen
en
komen
zij
in
het
vervolg
als
één
voor.
De
helft
van
het
geheel
wordt
23
april
1755
door
Jan
Blok
nagelaten
als
‘in
een
huis,
loijerije
en
diverse
drogerijen
en
erven
(meest
afgebrand),
staande
en
geleegen
in
de
Passeerderdwarsstraat
en
op
dito
gragt,
uitkomende
op
de
Baangragt
met
nog
een
huisje
daaraan
annex,
bewoond
bij
Benedictus
Blok’.*)
Het
complex
wordt
op
ƒlO.OOO,
—
getaxeerd.
Daarna
is
het
verbrande
weer
opgebotiwd.
Want
in
de
nalaten
-
schap
van
Benedictus,
overleden
11
april
1767,
wordt
zij
op
dezelfde
wijze
omschreven,
doch
‘gedeeltelijk
verbrand’
is
weggelaten
en
B.
Blok
wordt
door
‘de
overledene’
vervangen.®)
Zij
wordt
dan
op
ƒ13.000,
—
geschat.
Doch
het
vaste
goed
was
in
die
tijd
in
waarde
gestegen.
De
looierijen
op
de
Lijnbaansgracht
worden
in
1732
en
1733
uitgebreid
door
de
aankoop,
telkens
van
de
helft,
van
een
andere
ter
plaatse
tussen
de
Elands-
en
Looiersgracht
en
in
een
gemene
gang
uitkomende
uit
de
Looiers
-
sloot
voor
ƒBOO,
—
en
ƒ9OO,
—.®)
Vervolgens
kopen
zij
in
1747
twee
erven,
ieder
van
4;
84
voet
lengte
en
4i
25
voet
breedte,
die
van
de
Looierssloot
tot
aan
de
huisjes
op
de
Lijnbaansgracht
lagen,
voor
ƒ
1500,
—.
Beide
waren
voorheen
als
looierijen
overgedragen
en
waarschijnlijk
willen
Jan
en
Benedictus
ze
zo
weer
inrichten.
Zo
is
het
te
verklaren
dat
Jan
Blok
de
helft
naliet
in
6
looierijen
en
een
pakhuis,
‘staande
op
de
Elandsgracht
bij
en
op
de
Baangracht,
gebruikt
door
Benedictus
Blok’.®)
Deze
helft
wordt
op
ƒ
3500,
—
getaxeerd.
De
vergroting
vindt
niet
plaats.
Want
in
de
nalaten
-
schap
van
Benedictus
komen
slechts
vier
looierijen,
die
hij
zelf
‘gebruikte’
ter
waarde
van
ƒ
6000,
—
voor.
®)
Nog
was
24
januari
1741
voor
ƒ2OOO,
—
een
looierij,
pakhuis
en
erf
aan
het
einde
van
de
Looiersstraat
of
in
de
Blinde
Looiersstraat
-
aan
de
Oude
Looierssloot
tussen
Elands-
en
Looiersgrachten
-
‘hebbende
een
gang
om
in
te
gaan’
hun
eigendom
geworden.“)
Deze
gang
is
de
Pijpenbrandersgang.
In
1755,
wanneer
Benedictus
haar
alleen
exploiteert,
is
zij
ƒ2200,
—
waard,
en
in
1767
ƒ2400,
—.
Maar
dan
is
huis
en
achterhuis
door
hem
verhuurd.^i)
Kwijtsch.
112/94;
18
december
1738.
Not.
arch.
no.
14471,
acte
366.
Kwijtsch.
109/173.
Coll.
succ.
33,
f.
438
e.v.,
7
jan.
1756.
Colh
succ.
39,
f.
238,
e.v.
1
juli
1767.
®)
Kwijtsch.
106/229
v
107/222
—222
v.
De
gang
wordt
aangeduid
met
die
van
de
looierij
van
Jan
Blok
in
Kwijtsch.
107/227.
’)
Kwijtsch.
121/87
VenBB
v.
*)
Coll.
succ.
33,
t.a.p.
®)
Coll.
succ.
39,
t.a.p.
*“)
Kwijtsch.
115/63
—63
v.
Coll.
succ.
33
en
39
t.a.p.
177