Tekstweergave van GA-1959_MB046_05009
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Doch
de
kennissen
‘beschouwden
zulk
eene
vertooning
uit
een
geheel
ander
oogpunt;
op
deze
had
het
eene
geheel
tegenovergestelde
uitwerking.
Meermalen
zag
ik
wel
eens
een
zuur
gezigt
en
eenen
opgetrokken
neus,
welke
mij,
zoo
men
het
niet
al
ronduit
zeide,
niet
onduidelijk
te
kennen
gaven,
hoe
zeer
men
mijne
keus
van
woonplaats
afkeurde’.
Toch
bleef
het
niet
aan
vrienden
en
bezoekers
ontbreken,
zodat
het
leven
gedurende
de
tijd,
dat
de
famihe
Potter
hier
gevestigd
was,
niet
alleen
maar
ongenoegen
meebracht.
‘Wat
mijne
betrekking
tot
de
kerk
betrof,
ik
had
geheel
geene
stof
tot
klagen
in
dezelve’.
Oprecht
verheugde
het
Ds.
Potter,
dat
de
nieuwe
Gezangen
door
de
Ned.
Hervormde
kerk
ingevoerd,
meer
en
meer
ingang
vonden.
‘Lage,
woelzieke
en
onrustige
geesten
hebben
tot
dus
verre
hunne
bedoelingen
maar
geheel
niet
kunnen
bereiken,
het
zij
door
dezelve
in
eene
reuk
van
onregtzinnigheid
te
brengen,
het
zij
door
zich
op
eene
onwettige
invoering
van
dezelve
te
beroepen:
Jammer
is
het
toch
dat
het
goede
altijd
zoo
veel
tegenstand
ontmoet,
en
met
zoo
veel
moeite
tot
stand
gebragt
moet
worden:
doch
eene
te
vergedrevene
eigenliefde
en
schandelijke
vooroordeelen,
wat
kunnen
die
niet
te
wege
brengen
en
Vooral
stuitte
het
Ds.
Potter,
toen
een
tegenstander
de
gezangen
als
straatliederen
meende
te
moeten
betitelen.
Twistgesprekken
hierover
lagen
niet
in
zijn
aard
en
vermeed
hij
maar,
zoveel
hij
kon.
Gelukkig
bleek
het
niet
moeilijk
zich
daaraan
te
onttrekken.
Overigens
was
de
kerkdienst
in
Amsterdam
zeer
gemakkeUjk
‘door
het
groote
getal
van
predikanten’.
Dit
gaf
Ds.
Potter
de
beschikking
over
veel
vrije
tijd,
die
aan
zijn
gezin,
aan
letterkundige
arbeid
en
aan
gepaste
verpozing
kon
worden
besteed.
Dit
gaf
hem
ook
de
mogelijkheid
van
februari
tot
mei
1808
een
langere
reis
te
ondernemen
‘door
de
oude
en
nieuwe
Oostelijke
departementen
van
het
Koningrijk
Holland
en
het
hertogdom
Oldenburg’.
De
aanleiding
tot
deze
reis
was
een
beroep
om
in
Norden
te
komen
prediken.
Als
hulp
-
prediker
te
Amsterdam
was
Ds.
Potter’s
positie
‘minder
dan
een
quart’
van
een
gewoon
predikant,
zoals
hij
het
zelf
uitdrukte.
Deed
zich
een
goede
kans
voor
op
een
volwaardige
predikantsplaats
elders,
dan
mocht
die
niet
worden
verzuimd.
De
reis
was
-
als
gewoonlijk
-
vol
weder
-
waardigheden.
In
Aurich,
de
hoofdstad
van
het
ingelijfde
Oost-Friesland,
maakte
Ds.
Potter
de
luisterrijke
intocht
van
G.
A.
G.
Ph.
Baron
van
der
Capellen,
de
nieuw
benoemde
landdrost,
mee,
in
een
door
acht
paarden
getrokken
reiskoets,
voorafgegaan
en
gevolgd
door
een
escorte
van
ruiters:
‘eene
niet
onaardige
en
zelfs
min
of
meer
Koninklijke
vertooning,
waarvan
De
Gezangen
waren
naast
de
Psalmen
ingevoerd
met
ingang
van
1
januari
1807.
Zie
J.
Reitsma
‘Geschiedenis
van
de
Hervorming
en
de
Hervormde
Kerk
der
Nederlanden’,
sde
herz.
druk
door
J.
Lindeboom
(’s-Gravenhage
1949)
blz.
409-410
en
de
daar
op
blz.
411
genoemde
litteratuur.
Men
ontkomt
niet
aan
de
indruk,
dat
Ds.
Potter
de
geestelijke
achtergrond
van
de
tegenstand
tegen
de
gezangen
onder
-
schat.
Het
was
een
stroming
in
de
Ned.
Hervormde
Kerk,
die
zou
leiden
tot
de
Afscheiding
van
1834,
tot
het
ontstaan
van
Christelijk-Gereformeerde,
later
van
Gereformeerde
kerken
en
gemeenten.
103