Tekstweergave van GA-1959_MB046_05007

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
daar alle de tooneelen, die mij omringden, op elk gedeelte van den dag tot goede, nuttige en aangename gedachten uitnoodigden, spant hier als ’t ware alles zamen, om mijn denkvermogen te doen stilstaan, om mij te beletten eene enkele belangrijke gedachten doortedenken’. Men krijgt hieruit de indruk, dat Amsterdam reeds in het jaar 1807 een anti-lawaai-campagne had kunnen gebruiken. Vooral de Dam ‘dat middelpunt van woeling en geraas bij dagen en bij nachten’. Wat gebeurde daar niet al? Kopen en verkopen, geselen en brandmerken, schreeuwen en zingen van de vroege morgen tot de late avond (‘zijnde toen het stad - huis nog in geen paleis herschapen’). Ds. Potter vond enige troost doordien ‘de vriendelijke bewooners in hetzelfde huis en andere vrienden en bekenden mij het leven zochten te veraangenamen’, maar een grote teleurstelling was het, dat het verblijf op de Dam drie volle maanden moest duren, veel langer dan voorzien was. Ds. Potter was er nog gevestigd, toen hij 2 September 1807 - op de ver - jaardag van koning Lodewijk Napoleon - in de Eilandskerk een korte redevoering hield ‘Het godsdienstig vieren van onzen geboortedag de schuldige pligt van eiken Christen’ een rede, die zoveel instemming vond, dat zij in druk is Voor het voorbereiden van een preek was het omringend rumoer natuurlijk niet bevorderlijk. Soms, als het hinder - lijke geluid hem stoorde, dwaalden zijn gedachten af naar ‘de doodstille, zindelijke Breedstraat in het nederige Dockum’ of naar de vredige pastorie van Etersheim, waar zijn echtgenote en kinderen nog altijd verblijf hielden. Dan bekroop hem het verlangen met zijn gezin herenigd te zijn in een geriefelijk huis. Toen het eindelijk zover was, voorspelde Ds. Potter zich een nieuw geluk, menend in te gaan ‘in aardsche rust’. - ‘lk had namelijk eene wooning gehuurd binnen de poort van het Oudemannenhuis in het midden dezer stad, eene plaats, vrij van het geraas van paarden, rijtuigen, krui - wagens enz. waar men aanzienlijke winkels vindt, en deze uit dien hoofde druk bezocht van voetgangers, bijzonder van vreemdelingen en de heau monde dezer stad. Ik meende mij dus wonderwel te hebben uitgesloofd met zulk een plekje tot mijne verblijfplaats te hebben uitgekozen’. Het huis droeg in de Oudemannen-ingang het no. 11. Het Gasthuis, dat eigenaar was, verhuurde het met inbegrip van de vier boven gelegen kamers voor 418 gld per Het was comfortabel in alle opzichten, het had ook uitzicht ‘vooruit op fraaije winkels en talrijke voetgangers, meer dan in eenig gedeelte der stad, en achteruit op de tuinen en binnen- ') Te Amsterdam bij A. B. Saakes, 1807. Deze laatste bijzonderheden evenals de later te vermelden naam van de vorige huurder - zijn te vinden in G. A. Amsterdam, Gasthuisarchief inv. no. 138 fol. 176. Mejuffrouw Dr. I. H. van Eeghen, die zo vriendelijk was mij hierop te wijzen, deelde tevens mee, dat men zich de ligging van het huis - blijkens een oude kaart - moet voorstellen aan de zuidzijde van de Oude Manneningang tegenover het tegenwoordige antiquariaat van Pfann. De huizen aan die zijde zijn in de 19de eeuw afgebroken om plaats te maken voor een uitbreiding van het gasthuis. 101