Tekstweergave van GA-1959_MB046_05006
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Ds.
Potter
genoot
in
zijn
tijd
een
zekere
bekendheid
door
de
boeken,
die
hij
schreef.
Het
zijn
meest
beschrijvingen
van
reizen
en
van
wandel
-
tochten.
Ze
bevatten
tal
van
topografische
gegevens,
maar
hun
bekoring
wordt
vooral
gevormd
door
de
innemende
persoonlijkheid
van
de
schrijver,
door
de
wijze
waarop
deze
beminnelijke
en
ruimdenkende
predikant
zijn
eigen
tijd
beleeft.
Zijn
geschriften
stellen
het
nageslacht
in
staat
zich
in
het
verleden
te
verplaatsen,
ook
in
het
Amsterdam
van
1807.
Ds.
Potter
en
de
zijnen
kwamen
er
aan
met
de
veerboot
uit
Dokkum,
die
een
rechtstreekse
en
vrij
gemakkelijke
verbinding
vormde.
Het
was
een
zomerdag
omstreeks
het
eind
van
juni.
Daar
er
niet
onmiddellijk
een
woning
beschikbaar
was
voor
hem
en
zijn
gezin,
reisden
zijn
echt
-
genote
en
kinderen
door
naar
Etersheim,
‘een
stil
Noordhollandsch
dorpje’,
waar
zij
bij
Ds.
Fekke
Potter,
hun
zwager
en
oom,
een
veilige
wijk
-
plaats
zouden
Zelf
nam
de
nieuw
aangekomen
predikant
zijn
intrek
in
een
gehuurde
kamer
op
de
Dam.
Zijn
nieuwe
woonplaats
was
hem
niet
onbekend.
Vroeger
had
hij
er
menig
genoegelijk
uur
bij
vrienden
doorgebracht,
maar
Ds.
Potter
had
een
uitgesproken
voorkeur
voor
de
stilte
der
natuur
boven
de
drukte
van
een
grote
stad.
In
dit
opzicht
kon
Amsterdam
de
vergelijking
niet
doorstaan
met...
St.
Helena
en
het
graafschap
Kent:
‘Terwijl
mij
daar
een
zingend
vogelenchoor
genoeglijk
deed
inslapen
en
niets
mijne
ruste
stoorde,
hebben
hier
mijne
oogen
ter
naauwernood
den
slaap
gevat,
of
de
schelle
kletterende
ratel
van
den
nachtwacht,
of
het
woest
geschreeuw,
gezang
en
getier
van
de
zonen
en
dochteren
der
losbandigheid
doet
mij
wederom
ontwaken
om
het
overige
gedeelte
van
den
nacht
in
de
akeligste
verveling
doortebrengen:
-terwijl
daar
de
hemel
-
sche
toonen
van
den
Nachtegaal
mijn
gehoor
vermaakten
en
de
liefelijkste
vrede
en
kalmte
in
mijne
ziel
deeden
heerschen,
wordt
hier
mijn
oor
ver
-
moeid
door
het
verdovend
gekrijt
van
knarsende
kletterende
kruiwagens
van
moesverkoopers,
van
schreeuwende
Joden,
van
kammen-,
brillen-
en
mesverkoopers,
van
lelijke
vischwijven
en
kleerekoopers,
van
den
morzigen
aschman,
door
het
ijsselijk
geraas
van
met
woest
geweld
voort
-
gedreven
koetzen,
karren
en
andere
wagens:
door
de
schorre
afschuwelijke
stem
van
liedjeszangers
en
zangeressen
en
nieuws
uitvensters:
terwijl
De
duur
van
zulk
een
reis
was
evenwel
van
weer
en
wind
afhankelijk.
Ds.
Potter
en
zijn
gezelschap
waren
de
eerste
avond
in
Wartena,
de
tweede
avond
in
Stavoren
en
de
daarop
volgende
dag
nog
vóór
de
middag
in
Amsterdam.
Natuurlijk
was
het
mogclijk
de
reis
door
Friesland
aanmerkelijk
te
bekorten
door
van
trekschuiten,
eventueel
een
huurrijtuig
gebruik
te
maken,
maar
voor
een
familie
met
kleine
kinderen
en
de
nodige
bagage
was
het
telkens
overstappen
bezwaarlijk.
2)
Ds.
H.
Potter
had
bij
zijn
echtgenote
Anna
Visschcr
vier
kinderen,
die
in
leeftijd
varieerden
van
drie
tot
tien
jaar.
De
genealogie
Potter
in
A.
A.
Vorstcrman
van
Oyen’s
‘Stam-
en
Wapenboek’
111
(Groningen
1890)
blz.
32
bevat
helaas
onjuist
-
heden
in
de
oudste
generaties,
terwijl
de
latere
niet
volledig
zijn.
Zo
is
de
oudste
zoon
van
Ds.
H.
Potter
onvermeld
gebleven,
die
Seveiinus
Wijbrandus
heette
naar
zijn
beide
grootvaders,
later
boekhouder
werd
bij
’s
Lands
Munt
in
Soerabaya
en
daar
in
1825
overleed.
100