Tekstweergave van GA-1959_MB046_01026
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Het
waren
ook
niet
alleen
de
notabele
burgers,
die
door
de
Spaanse
factie
met
grote
wreedheid
vervolgd
werden
maar
ook
meer
eenvoudige
burgers.
Dat
was
het
geval
met
de
Durgerdammer
schipper
Willem
Jans
-
zoon,
wiens
tragisch
einde
ter
als
volgt
beschreven
heeft:
‘Willem
Janszoon
was
te
Durgerdam,
toen
hij
hoorde,
dat
een
vriend
en
geloofs
-
genoot
te
Amsterdam
tot
den
brandstapel
veroordeeld
was,
en
wilde
hem
niet
laten
sterven,
zonder
hem
den
laatsten
groet
gebragt
te
hebben.
Hij
stak
terstond
het
IJ
over,
maar
vond
den
boom
gesloten.
Met
een
fooi
aan
den
boomsluiter
kwam
hij
er
door,
en
juist
op
den
Dam,
toen
de
martelaar
ter
pale
werd
geleid.
Hij
klom
op
de
trappen
van
de
Waag
en
riep
;
‘Strijd
vromelijk,
lieve
broeder!’
De
soldaten,
den
roeper
willende
vatten,
sloegen
de
hand
aan
den
verkeerde,
maar
Willem
Janszoon
zei;
‘Laat
dezen
los,
ik
ben
de
man,
die
geroepen
heeft.
’Hij
werd
vastgezet,
tweemaal
gepijnigd
en
daarna
ook
levend
verbrand.’
Het
heeft
lang
geduurd
eer
Amsterdam
aan
de
macht
van
deze
terrori
-
serende
Spaanse
factie
onttrokken
is.
Maar
wanneer
dan
op
26
mei
1578
eindelijk
de
dag
aanbreekt
dat
de
leden
van
de
Spaanse
factie
benevens
een
aantal
rooms-katholieke
geestelijken
op
boten
worden
gezet
en
uit
de
stad
verbannen,
openbaart
zich
de
weinig
wraakgierige
geest
der
Nederlanders,
die
ook
in
die
tijd
niet
van
een
bijltjesdag
hebben
willen
weten.
Joost
Buyck
en
zijn
politieke
vrienden,
die
door
hun
toedoen
zoveel
Amsterdammers
hadden
laten
onthoofden
en
verbranden,
werden,
zonder
dat
hun
een
haar
werd
gekrenkt,
uit
de
stad
gezet.
Zelfs
werd
op
de
ver
-
mogens
van
deze
mensen,
die
door
hun
verbeurdverklaringen
zoveel
mede
-
burgers
tot
de
bedelstaf
gebracht
hadden,
geen
beslag
gelegd.
Zij
konden
rustig
van
hun
vermogen
leven
en
zelfs
inkomsten
trekken
van
hun
binnen
Amsterdam
gelegen
eigendommen.
De
twee
en
zeventig-jarige
Joost
Buyck
bracht
de
tien
jaren,
die
hij
nog
te
leven
had,
vreedzaam
aan
de
Haagse
Schouw
bij
Leiden
door.
Met
recht
mocht
Hooft
wanneer
hij
in
de
aanvang
van
zijn
Nederlandsche
Historiën
op
meesterlijke
wijze
in
enkele
pittige
zinnen
een
kenschets
gaf
van
de
oorlog,
die
bij
het
schrijven
van
zijn
verhaal
in
het
73ste
jaar
gevoerd
werd,
spreken
over:
‘Zeltzaame
zachtzinnigheid
in
de
hitte
van
het
vechten!’
Mr.
W.
C.
Mees
J.
ter
Gouw,
Nacht
en
Morgenrood,
Amsterdam
1878,
Aantekeningen
IV.
MEDEDELINGEN
VAN
HET
BESTUUR
ADRESSEN
Genootschap
Amstelodamum:
secretaris
L.
C.
Schade
van
Westrum,
Vossius
-
straat
124
boven,
Amsterdam
Z.
(tel.
714721),
penningmeester
Andr.
van
der
Laan,
contributie
leden
minimum
ƒ
12.
—,
donateurs
ƒ
15.
(gem.-giro
A
65,
postgiro
52391
ten
name
van
het
genootschap
Amstelodamum),
redactrice
maandblad
mej.
dr.
I.
H.
van
Eeghen,
Prinsengracht
556,
Amsterdam
C.
Uitgaven
van
het
Genootschap
verkrijgbaar
door
tussenkomst
van
J.
F.
M.
den
Boer,
Prinsengracht
Amsterdam
C.
(tel.
van
9-17
uur
723255),
tevens
aldaar
ledenadministratie.
24