Tekstweergave van GA-1959_JB051_00025

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
portaal? Of- moeten we die noorderdeur uit 1464 soms in het Sint Joriskoor zoeken? Nu, bij het vernieuwen en versterken van de fundering in de Weitkoperskapel (naast het Sint Joriskoor, aan de westzijde) kreeg men gelegenheid genoeg tot onderzoek van het tegenwoordige noorderportaal en wat daar verder aan vastzit. Het bleek dat er vroeger op de plaats van de tegenwoordige W'eitkoperskapel een portaal (doorgang) en een gebouwtje gestaan hadden. Dat complex is kort voor 1500 op kosten van burge - meester Jan Claesz. van Hoppen I verbouwd tot wat men later noemde: Weitkopers - kapel of Jan Claes van Hoppenkapel. De memoriemeesters zeggen: Sint Jacobskoor, naar de heilige aan wie het altaar in die kapel gewijd was. Waar vóór 1522 de ingang zat, leert ons het zakboekje van memoriemeesters: er was een memorie te houden op Sint Alexander, met 2 kaarsen op een graf in de noorder zijbeuk, tegenover de noorderdeur, gedekt door een grote witte zerk met een koperen kelk en een merk; verder een memorie op Sint Theodorus, met 3 kaarsen op een graf tegenover de noorderdeur, het 7de graf van het midden af, tussen de preekstoel en het Magdalena-altaar, een grote witte gebeeldhouwde zerk, en dan volgt hetzelfde merk als bij de vorige memorie. Nu was één ding jammer: het merk kwam niet voor in het grafboek van 1523, het oudste wat we nog bezitten. Bovendien was het merk niet dat van een schepen en we konden het dus niet thuisbrengen. Daar de namen van de twee 16de eeuwse eigenaars ons niets te zeggen hadden, gaf het memorieboek ook geen uitkomst. Klaarblijkelijk hadden we te doen met een oude memorie, want bij de ene was het gebruikelijke drietal kaarsen tot op twee verminderd, waarschijnlijk wegens ontoereikendheid van het een paar eeuwen geleden gefourneerde geld. Echter bleek de witte zerk de eeuwen getrot - seerd te hebben, zij het niet ongehavend. Er was geen merk meer op te zien, het beeld - houwwerk was glad afgesleten en de koperen kelk verdwenen. De zerk prijkte nu met een ovaal inlegsel van blauwe steen, waarin een pijl was gebeiteld. Net of ’t zo hoorde, maar toch een beetje vreemd. Want ten eerste zou geen mens er in de 14de of 15de eeuw aan gedacht hebben, zo’n dure witte zerk in te leggen met gewone blauwe steen, ovaal nog wel!, ten tweede was de pijl niet primitief genoeg voor een middeleeuws merk, en ten derde bleek die pijl nergens te vinden, noch in het grafboek, noch in het memorie - meesters-zakboekje. De latere geschiedenis van dit graf bracht een oplossing. In 1698 verkocht de toen - malige eigenaar het graf aan de doodgraver Dirck van Voorst. Deze dreef, evenals zijn collega’s in de andere kerken, handel in graven en verkocht het graf in de noorder zij - beuk reeds drie weken later. Maar die tijd was voldoende om het koper uit de zerk te halen en te verruilen voor een stuk blauwe steen, dat ergens was overgeschoten van een gebroken zerk. De doodgravers werkten economisch en brachten alle stukjes nog te pas waar dat zo uitkwam. Over het verwijderen van de koperen kelk moet men maar geen lelijke dingen zeggen: dat was reglementair geoorloofd. Wanneer namelijk iemand een graf in eigendom verkregen had, mocht hij met de zerk doen wat hij wilde, mits hij geen brokken maakte. Zo komt het dat we zo weinig koperen platen en andere metalen versieringen meer op de zerken vinden (behalve de bronzen platen die muurvast zitten!) en dat verschillende wapenschilden door latere eigenaars van een graf zijn gladgemaakt. Nu wisten we dus met 2ekerheid, waar vóór 1522 de noorderdeur had gezeten. Had het Sint Pancratius-altaar eerst daarnaast gestaan, en dus niet georiënteerd, zoals men een altaar bij voorkeur plaatste? 21