Tekstweergave van GA-1959_JB051_00016
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
NIEUWE
BIJZONDERHEDEN
OVER
WILLEM
EGGERT,
HEER
VAN
PURMERENDE
DOOR
IR.
J.
G.
KAM
Sedert
Dr.
P.
Scheltema,
destijds
archivaris
van
Amsterdam
en
van
Noord-Holland,
in
1859
een
studie
schreef
over
Willem
Eggert
i)
en
daarin
een
groot
aantal
tot
dusver
onbekende
gegevens
over
deze
grote
Amsterdammer
publiceerde
is
er
weinig
over
hem
geschreven.
Daarom
is
het
misschien
wel
aardig
om
thans,
juist
honderd
jaar
na
het
ver
-
schijnen
van
bovenbedoelde
publicatie,
enige
nieuwe
feiten
aan
de
oude
toe
te
voegen.
In
het
archief
van
de
leen-
en
registerkamer
van
Holland,
berustende
in
het
algemeen
rijksarchief
te
’s-Gravenhage,
komen
in
register
No.
6
op
folio
13
de
volgende
twee
in
-
schrijvingen
voor.
„NX'illem
grave
etc.
maken
cond
etc.
dat
Egghard
(is
doorgehaald
en
met
hetzelfde
handschrift
vervangen
door:)
Egghebrecht
Jans
Langhen
f(ilius)
jeghens
ons
verdinghet
heeft,
hem
selven,
sijn
wijf
Nyesen,
ende
Sthephanyen,
Griete,
Lizebeth,
Katherinen
ende
Janne
hor
vijf
kinder
van
alsulker
coirmeden
dar
si
in
bedraghen
siin,
om
XLVI
Ib.
holl.
Dar
si
Willem
den
Cuser
tot
onser
behouf
ghenoech
of
ghedaen
hebben.
Ende
scelden
Egghebrecht
(volgen
weder
dezelfde
namen)
vorser,
van
der
coirmeden
vor
-
noemd
vrij
ende
quite,
ten
ware
dat
si
hem
namails
verdieden.
In
orkonde
etc.
ghegheven
in
den
Haghe
des
vridagh
na
sinte
Bavendach
(=
8
Oct.)
int
jair
van
XXXIII
(=1333).
Onmiddellijk
daaronder
volgt;
„Willem
grave
etc.
maken
cond
etc.,
dat
Jan
Egghard
Jans
Langhen
f(ilius)
jeghens
ons
verdinghet
heeft
van
suiker
coirmeden,
als
hi
in
bedraghen
es
om
LXX
Ib.
holl.
Dar
hi
Willem
den
Cuser
tot
onser
behouf
ghenoech
of
ghedaen
heeft.
Ende
scelden
Janne
Eggherde
vornoemd
van
der
coirmede
voirscr.
vry
ende
quite,
ten
ware
dat
hi
hem
naemails
verdieden.
In
orkonde
etc.
ghegheven
up
den
dach
ende
int
jaer
vorser.
Wij
weten
reeds
uit
Scheltema
dat
de
vader
van
Willem
Eggert
de
naam
Jan
Eggert
voerde.
Uit
bovenstaande
twee
acten
blijkt
nu,
dat
deze
Jan
Eggert,
die
ik
Jan
I
zal
noe
-
men
een
oudere
broeder
had,
genaamd
Enghebrecht
(immers
beiden
zijn
zoons
van
Jan
Langhen),
die
op
zijn
beurt
wederom
een
zoon
Jan
had,
die
ik
Jan
II
zal
noemen.
Gaan
wij
nu
de
acten,
door
Scheltema
gepubliceerd,
bekijken
met
deze
indices
I
en
II
dan
valt
hierop
een
zeer
merkwaardig
nieuw
licht.
Ie
Jan
Berwouts
verklaart
op
S.
Thomasavont
(2
Juli)
1365,
dat
Johan
Eggaerd
I
hem
betaald
heeft
op
30
schilden
na
voor
een
vierde
deel
van
42
maden
(is
dus
10%
made)
land
in
de
ban
van
Westzanen.
2e
1370
(1369)
Maandag
na
S.
Paulus
(=
28
Jan.)
verklaart
Jan
Berwouts
dat
Jan
Egghart
I
hem
betaald
heeft
en
de
handvesten
van
het
land,
dat
nu
genoemd
wordt
Zuderlanghe
Koy,
te
zullen
leveren
en
het
land
te
zullen
ontruimen
zodra
de
graaf
Jan
van
Blois)
in
het
land
komt.
Voordat
de
graaf
echter
in
het
land
komt
is
Jan
Eggert
I
overleden,
want
in
1371
(1370)
op
S.
Gregoriusavont
(=
11
Maart)
verklaart
Jan
van
Blois
dat
Jan
Egbrechtszoon
(=
Jan
II)
als
voogd
van
het
kind
van
Jan
Eggaert
I
(dat
is
dus
Willem
E.)
hem
leenhulde
gedaan
heeft
van
het
goed
dat
Jan
Aemstels
Oudheid
111,
blz.
55
e.v.
12