Tekstweergave van GA-1951_MB038_00018
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
14
AMSTELODAMUM
idee,
die
past
in
de
structuur
van
de
tijd,
wat
kapitaal,
een
man.
Kapitaal
is
nu
meer
nodig
dan
40
jaar
geleden.
In
feite
is
het
echter
ook
eerder
te
krijgen:
directies
van
openbare
instellingen
zijn
met
of
ondanks
hun
deskundigheid
lichter
te
overtuigen
dan
op
het
heil
hunner
spaarpenningen
bedachte
ooms
en
tantes.
Het
grote
punt
blijft
om
de
man
te
vinden;
in
casu
kwam
die
uit
zich
zelf
naar
voren.
Ir
J.
T.
Duyvis
is
de
geboren
industrieel,
een
van
de
weinige
werkelijk
scheppende
figuren
op
dit
gebied,
die
Nederland
in
de
laatste
decennia
heeft
voortgebracht.
Men
ziet,
wat
ook
in
oorlog
en
depressie
een
doelbewust
organisator
vermag.
Merkwaardig
is
het
al
zeer
vroeg
betrekken
van
het
personeel
van
hoog
tot
laag
bij
de
resultaten
van
het
bedrijf.
De
tekst
legt
op
dit
sociale
element
terecht
zeer
de
nadruk.
Tenslotte:
de
plastic
band,
een
fraai
staaltje
van
doordachte
reclame.
Mr.
H.
VAN
Riel.
Walrave
Boissevain:
Mijn
Leven,
1876—1944.
C.
A.
J.
van
Dishoeck,
Bussum
1950.
Er
zijn
betrekkelijk
weinig
Nederlanders,
die
zich
zetten
tot
het
schrijven
van
een
auto
-
biografie.
Daarom
is
dit
boek
van
de
hand
van
een
rasechte
Amsterdammer,
al
is
het
dan
ook
hoofdzakelijk
bestemd
voor
de
familieleden
en
vrienden,
ook
voor
buitenstaanders
een
grote
aanwinst.
De
herinneringen
aan
het
ouderlijk
huis,
een
beschrijving
van
de
Amsterdamse
woning
en
van
de
buitenverblijven
van
zijn
ouders
eerst
in
Bloemendaal,
later
in
Bilthoven,
van
zijn
schooljaren
op
de
Spieghelschool
op
de
Nieuwezijds
Voorburgwal,
in
het
instituut
van
de
Heer
Jelgerhuis
Swildens
op
de
Prinsengracht
en
tenslotte
op
de
Openbare
Handels
-
school
geven
een
uitstekend
beeld
van
het
leven
van
de
zoon
uit
een
welgestelde
Amster
-
damse
familie.
De
volgende
hoofdstukken,
gewijd
aan
zijn
eerste
kantoortijd
in
Amsterdam,
de
Engelse
leerjaren,
de
uitzending
naar
Indië,
gevolgd
door
een
wereldreis
en
tenslotte
zijn
vestiging
in
Amsterdam,
completeren
dit
beeld.
Dan
komt
echter
een
ingrijpende
verandering
in
zijn
leven.
In
het
voorjaar
van
1913
aan
-
vaardt
hij
als
Vrij
Liberaal
een
candidatuur
voor
de
2e
Kamer
en
gaat
daarmee
in
de
politiek,
die
hij
verder
trouw
blijft.
Door
de
verkiezingen
van
1918
na
de
invoering
van
het
algemene
kiesrecht
blijft
hij
niet
langer
in
de
Kamer.
Dan
wordt
hij
in
1918
gekozen
in
de
Gemeente
-
raad
van
zijn
vaderstad
en
onafgebroken
houdt
hij
zitting
in
dit
college
tot
1941
toe.
Drie
-
maal
is
hij
in
deze
belangrijke
periode,
die
zich
tussen
de
twee
wereldoorlogen
afspeelt,
als
wethouder
opgetreden,
van
1927—1929
voor
Volkshuisvesting,
Schoonmaak-,
Bad-,
Wasch-
en
Zweminrichtingen
en
Levensmiddelen,
van
1933
—1935
voor
Publieke
Werken,
Volkshuisvesting
en
Kunst
en
van
1939
—1941
voor
Publieke
Werken
alleen.
Deze
taak
in
de
stad
zijner
voorouderen
had
zijn
diepe
belangstelling
en
in
de
hoofdstukken
gewijd
aan
deze
jaren
van
zijn
leven
vinden
wij
merkwaardige
beschrijvingen
van
een
insider,
die
vertelt
over
de
dagelijkse
gang
van
zaken
in
het
College
van
B.
en
W.
Het
verlies
van
de
stedelijke
autonomie
en
de
benarde
toestand
van
de
financiën
der
stad
hebben
uiteraard
de
speciale
belangstelling
van
deze
man,
afkomstig
uit
een
zakenmilieu.
Het
hoofdstuk
over
zijn
derde
en
laatste
optreden
als
wethouder
wordt
geheel
beheerst
door
de
oorlogs
-
situatie,
als
voorbereidingen
voor
de
luchtverdediging,
relaties
met
de
Duitse
overheids
-
instanties
en
de
steeds
toenemende
vervolgingen
van
de
Joodse
stadgenoten,
dit
alles
uitlopend
op
het
toch
nog
onverwachte
ontslag
op
7
Maart
1941.
Naast
deze
uitvoerige
hoofdstukken
vinden
wij
grepen
uit
het
representatief
optreden
van
B.
en
W.,
zijn
visie
op
de
geruchtmakende
zaak
de
Miranda,
waarbij
hij
als
voorzitter
van
de
commissie
van
onderzoek
uit
de
Raad
optrad.
Beschouwingen
gewijd
aan
jagen,
aan
golf,
aan
schermen,
aan
facetten
van
zijn
gelukkig
familieleven
en
vooral
ook
aan
de
grotere
en
kleinere
reizen,
die
hij
in
de
loop
der
jaren
ondernam,
zijn
voor
onze
stadgenoten
misschien
wel
van
minder
direct
belang,
maar
dragen
toch
op
hun
beurt
ook
bij
om
ons
voor
de
geest
te
roepen
de
vitale
Amsterdammer
van
de
oude
stempel,
die
de
schrijver
van
deze
merkwaardige
autobiografie
zo
op
en
top
was.
I.
H.
V.
E.