Tekstweergave van GA-1951_MB038_00016

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
12 AMSTELODAMUM die eenmaal aan Amstel en aan IJ zich zo heerlijk opendeed. Maar op dit terrein was dan ook alles welkom, mits het zich door schoonheid, door historische en topografische juistheid kenmerkte. Muziekinstrumenten, munten en penningen, werk van de Amsterdamse zilver - smeden, onder wie Johannes Lutma een zeer bijzondere plaats innam en waarbij ook plaats werd ingeruimd voor een partij van dat alleraardigste zilveren speelgoed, porselein uit de fabriek aan de Amstel, vertegenwoordigd door een prachtig gaaf servies en een grote vaas, waarvan het voetstuk met Amsterdamse stadsgezichten is gesierd, prenten en schil - derijen van de vele schilders, die zich geroepen voelden de schoonheid van de geliefde stad weer te geven, dit alles is aanwezig. Nu het huis te groot is geworden om het te bewonen, nu de kinderen naar eigen nestjes zijn uitgevlogen, heeft de heer Dreesman er een museum van gemaakt en dit aan de gemeente Amsterdam aangeboden. Op 25 November van dit jaar werd het door burgemeester d’Ailly geopend. Het geheel is toevertrouwd aan de goede zorgen van de conservator de heer W. Koek. Smaakvol is alles opgesteld. In de hal worden de bezoekers begroet door een kwartet van de onder invloed van Amati staande Amsterdamse vioolbouwer Hendrik Jacobsz, d.w.z. alleen de in een vitrine weggesloten instrumenten, maar hoe aardig zou het zijn, wanneer ze af en toe van achter hun glazen wanden te voorschijn kwamen om, door mensenhanden bespeeld, te laten horen hoe ze de muziek van hun tijd, de 18e eeuwse weergeven. Overzichtelijk en gemakkelijk te hanteren zijn de vele prenten, die de atlas van Amsterdam vormen, opgeborgen in kastjes met jalousietjes ervoor, die gezwoeg met portefeuilles overbodig maken. In een der bovenzalen bevindt zich een grote vitrine met z.g. cbine de commande, een liefhebberij vooral in de 18e eeuw van onze voorouders, die voorbeelden naar China stuurden om daarnaar borden en schalen te decoreren. In dit geval zijn bet Amsterdamse stadsgezichten. Tot de aantrekkelijkheden van bet museum behoort ook een collectie portretten van Amsterdammers tot tijdgenoten toe. | Een opsomming te geven van de schilders, die vertegenwoordigd zijn, is eenvoudig niet te doen. Isaac Ouwater, Aert van der Neer, Reinier Nooms bijgenaamd Zeeman, J. van Kessel, A. Storck en zovele anderen tonen hoeveel schoons er in Amsterdam is verloren gegaan, ofschoon er, ondanks de afbraakwoede van de 19e eeuw, toch voldoende overbleef om de stad nog steeds een van de meest karakteristieke hoofdsteden van Europa te doen zijn. Maar 19e eeuwse schilders als Kasp. Karsen en Corn. Springer blijken niet blind te zijn geweest voor de schoonheid van de stad. Ook aan de modernen is de eer gedaan, die hun toekomt, Breitner, de schilder bij uitnemendheid van het Amsterdam ornstreeks de eeuwwisseling, is rijk vertegenwoordigd, van Jacob Maris hangt er een gezicht op de Schreierstoren met omgeving, dat doet denken aan zijn gezicht op Dordrecht, Van Gogh schilderde het Singel met de Ronde Lutherse Kerk. Van de zeer zeldzame reeks etsen die Whistler van Amsterdam maakte is een cornplete set aanw^zig^ Ook de boeken zijn niet vergeten, een bibliotheek van circa 1500 delen licht de weetgierigen ia r>Ter dp stad. - Hl UVCI U '1 Tijdens de oorlog waren de schatten opgeborgen, wisselden zelfs enige malen van schuil - plaats en het was voor de heer Dreesman zelf een genoegen zijn gehele collectie nu bijeen te zien. Minder goed verging het de Vondelverzameling, die hij van de Vondelkenner Dr. J. F. M. Sterck kort voor diens dood had gekocht. Op verzoek van de aartsvondelaar. Prof. B. H. Molkenboer, bezig met een breed opgezette Vondelbiografie, stemde de heer Dreesman erin toe de collectie in Nijmegen tot zijn beschikking te stellen. Het is wel tragisch, dat net voor de boeken teruggezonden zouden worden, een groot deel van Nijmegen aan het oorlogsgeweld ten offer viel en daarmee niet alleen het gebouw, waar ® collectie was ondergebracht, maar ook het huis van Prof. Molkenboer met al diens boeken en aantekeningen dat hij voor zijn ogen zag verbranden. Lang overleefde de oude man de slag niet en van de 6 delen, die de Vondelbiografie zou omvatten, kon slechts een voltooi worden. Maar de heer Dreesman, meer veerkrachtig dan Prof. Molkenboer, sloeg opnieuw aan het verzamelen en de Vondelafdeling van het Museum telt alweer een 500 boeken. Gelukkig was een autogram van Vondel niet naar de ongelukkige stad gereis ' -j j i Met iets van weemoed, zullen beheerders van musea, die slechts beperkte ge mi een