Tekstweergave van GA-1948_JB042_00093

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
dreigt omver te werpen; hun huizen worden met plundering bedreigd; Willem IV komt op hun verzoek naar Amsterdam om de orde te herstellen 1 . Hij voelt in zijn hart veel meer voor de deftige regenten als voor de onstuimige Doelisten, die des nachts hem in het Herenlogement nog niet met rust kunnen laten en hem tot in zijn ledikant komen storen met hun verzoekschriften. Met grote tegenzin voldoet hij eindelijk aan de aandrang zijner omgeving om een aantal regenten te removereh. Deze, ver - ontrust over de zwakheid hunner positie, vragen niet beter en dringen er ten slotte op aan, dat de Prins aan hun ondraaglijke toestand een einde maakt. Een afvallige Amsterdamse patriciër, Matthaeus Lestevenon, die een rekening voor zijn op de achtergrond gedrongen vader heeft te vereffenen, wijst hem de weg. De Prins zoekt te sparen waar hij kan en doet een goed woordje voor degenen, die hem voor schrapping op de regeringslijst worden aangewezen; soms geeft Lestevenon toe, als het onbelangrijke personen betreft: ~ja, die kunnen er wel m blijven; want die zullen je Hoogheid noch goed noch kwaad doen . Inde regeringslijsten wordt een duchtige opruiming gehouden; van de tien burge - meesteren en oud-burgemeesteren bleven er drie over en daaronder Pieter Six; het ligt voor de hand Lestevenon’s gezegde van zoeven ook op hem toe te passen. Als in het volgende jaar de regeringscolleges opnieuw worden bezet, behoort Pieter Six tot de aangewezenen voor burgemeester en die gelegenheid grijpt een dichter aan om zijn verdiensten ineen sonnet te bezingen 1 . Het gedicht luidt als volgt: Wat zijn we blij, als vromen triumfeeren. Juig nu met handgeklap, Manhafte Schutterij. Hef op aen d’ Amstel, dat de weerklanck stuit aan t Y. Sier Vrijheytshoed met Wit, Blauw en Oranjeveeren. Zie Six verhoogd; ’t is een van U voorname Heeren; Die als verscholen lag, vischt nu op zijn gety En, die de loef had, legt nu roereloos aan lij De kans, gelijk elk weet, kan wonderbaar verkeeren. Dat Pieter Six beklijf op Burgemeesters stoel, Is ’t algemeen geroep en ’t vorstelijk gewoel; Zachtmoedigheid kan best de Stad in vrede houwen. Wanneer arglistigheid voor wijsheid wordt geacht, Strekt het tot ondergang van ’t Burgerlijk geslacht; Wijsheid en vreeze Gods kan land en steden bouwen. Ik wil de waarde van dit dichtwerk niet hoog aanslaan, maar er op wijzen, dat het dus bekend was, dat Pieter Six op de achtergrond was gehouden en dat, wie de loef 1 Kramer: Bescheiden betreffende de Doelistenheweging te Amsterdam, Bijdragen en Mededeelingen Hisl * Gen. XXVIII, p. 390. . _ . 2 Burgerharts Eerezangen door Abraham Titzmg, 1 Febr. 1749 (Huis-archief Six). Bezongen worden Daniël de Dieu, Hoofdofficier, Ferdmand van Collen, Pieter Six. Jan Huydecoper en Egbert de Vrij Temminck, burgemeesteren, Jan Baptist Slicher en Jacob van Stryen, voorzittende schepenen. 31