Tekstweergave van GA-1944_MB031_10005

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM De pakkers mochten verder geen aandeel hebben inde haring die zij pakten en omgekeerd wie haring kocht geen aandeel inde „packe - rye”. De pakkers mochten uiteen schip hetwelk zij begonnen hadden, niet scheiden, voor het uitgepakt was. In 1563 komt een nieuwe veel uitgebreider ordonnantie op het stuk van de haring voor. Hierbij wordt verboden haring te pakken in schuiten of schepen, verder mocht niemand aannemen haring bij den koop te pakken, maar alleen bij het last, op een bepaald loon. Tevens blijkt uit dit artikel, dat de kuiper de tusschenpersoon of makelaar was bij den haring - handel, immers er werd bepaald, dat, indien de pakker of kuiper die de haring gemakeld had, zelf zoo zeer geoccupeerd was dat hij den koop - man met pakken niet gerieven kon, de keur - meesters in zulk een geval een plaats „ordon - neren” mochten waar men de verkochte haring zou pakken 9 ). De haringpakkerijen bevonden zich inde nabij - heid van den Haringpakkerstoren of H. Kruis - toren, zooals blijkt uiteen keur van 13 Januari 1617, waarin vermeld staat, „dat men den luyden van den haringpackeryen by de Cruys - thoorn in haer versoeck sal accomoderen met het uytsteken ofte verbreden van de wal aldaer, die met steen ofte houtwerck, so het best sal willen vallen, opgemaeckt sal worden” 10 ). De meesterpakkers en keurmeesters hadden een kamer inden Haringpakkerstoren te hunner beschikking, „et pour les appeller on sonne une Clochette, qui se fait entendre par tout aux environs” u ). Over het algemeen was het verboden op Zondag haring te lossen, te verpakken, te verkoopen „of yets anders tot vorderinge daeraen te doen” op straffe van „door ’s Heeren dienaers aelmoesseniers ende andere bekeurt te worden”, zulks in tegenstelling met Enkhuizen en Rotter - dam, waar de nering des Zondags gewoon voort - gang vond. Het gevolg was dat de haring - buizen des Zondags inplaats van te Amsterdam, te Enkhuizen binnenliepen, om dan terstond gelost te worden. Een en ander beteekende voor de Amsterdamsche haringkoopers een groot nadeel, die zich hierover dan ook bij de stads - regeering beklaagden, omdat, zoo zeiden zij, „de merctten mettet eerste aencomen van de harinck, soo veranderlyck zijn, dat een tonne harinck den eenen dach wel 20 gulden meerder geit, als den naevolgende, gelyck mede den brandtharinck in ’t eerste aencomen doet”. Hierop resolveerden „M.H. van den Gerechte dat tot vorderinge van de harinck neringe soowel de harinck die by de versjagers binnen deser stede gebracht word, alsoock den brandt - harinck in ’t eerste aencomen des Sonnedachs gearbeyt, gepackt, gepeeckelt, gevulst, vercofft ende gescheept sal mogen werden, sonder dat den Coopluyden ofte hare arbeyders deur M.H. de Schoudt, zijne Substituten ende dienaers offte yemant anders eenige verhinderinge ofte bekeuringe gedaen sal mogen werden” 12 ). De haring die per stuk verkocht werd moest eerst door de keurmeesters .gezien worden, welke keurmeesters „een geheele circule tot een teycken op den boodem ende duygen van den zuveren harinck stellen zullen, om vercoft te werden op de Zuyderzyde van den Middeldam ende an de Oostzyde van de Pot”. Haring die bevonden werd „wrack, ydel, kuyt - sieck ofte taykuyt te zijn”, mocht alleen ver - kocht worden „neffens d’oude ende nyeuwe Bruggen, voorts op ’t Camperhooft, Varckens - sluys, Gasthuyssluys ende Ossenburgersluys”, terwijl op de tonnen een „gheeluw vaentgen” geplaatst moest worden 13 ). De haringpakkerijen hebben zich gedurende eenige eeuwen op dezelfde plaats gehandhaafd, zoodat oudere Amsterdammers wanneer zij over de Prins Hendrikkade, tusschen de Martelaarsgracht en den Singel, spreken, nog steeds den ouden naam Haringpakkerij ge - bruiken. F. G. VAN DEN BEEG. Amsterdam, 9 November 1943. Bronnenvermelding. 1 ) Van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis van het bedrijfsleven en het gildewezen van Amsterdam, 11, blz. 222. Keur van 13 Januari 1617. 2 ) Wagenaar, 11, blz. 482. 3 ) Breen, Rechtsbronnen der Stad Amster - dam, blz. 493, Keur van 1 Sept. 1511. 4 ) Idem. 5 ) Wagenaar, 11, blz. 483. 6 ) Van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis van het bedrijfsleven enz., I, blz. 287, Keur van 23 Dec. 1562. 7 ) Idem. 8 ) Breen, Rechtsbronnen der Stad Amster - dam, blz. 493, Keur van 1 Sept. 1511. 9 ) Van Ravesteijn Jr., Onderzoekingen over de economische en sociale ontwikkeling van Amsterdam, gedurende de 16e en het eerste kwart der 17e eeuw, blz. 148. 10 ) Van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis van het bedrijfsleven enz., 11, blz. 222, Keur van 14 Januari 1617. n ) Le Guide d’Amsterdam, 1720, blz. 67. 12 ) Van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis van het bedrijfsleven enz., 11, blz. 247, Keur van 3 Aug. 1617. 13 ) Idem, I, blz. 31, Keur van 12 Jan. 1520. 5