Tekstweergave van GA-1943_MB030_08108

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM geleed naar de Dorische orde, zijn geheel van Bentheimersteen. Boven de N.0.-poort staat de stichting van de kerk vermeld en boven de N.W.-poort staan de Geloofsartikelen, de Tien Geboden en het Onze Vader uitgehouwen. De kerkvensters, oorspronkelijk geheel van Bentheimersteen, waarin glas in lood, zijn in den loop der tijden gedeeltelijk in hout ver - nieuwd en voorzien van houten ramen met roeden. De kap en het gewelf zijn geheel van eiken - hout; het gewelf inde kerkruimte is echter dooreen grijze verflaag gedekt. Ook de Bent - heimersteen is dooreen verflaag aan het oog onttrokken. Van het oorspronkelijke zeventiende eeuwsche meubilair zijn nog aanwezig de muurbanken en de psalmborden; de kansel, uitgezonderd het hardsteenen voetstuk, dat nog uit de zeventiende eeuw afkomstig is, en het orgel dateeren uit het midden van de negentiende eeuw. De bijzonder mooie koperen doophekbogen stammen uit de tweede helft van de zeventiende eeuw; de koperen lezenaar werd opgeborgen bij het wegnemen van de doophuisafsluiting en de vroegere 5 koperen kaarskronen zullen wel bij den aanleg van de gasverlichting ver - wijderd zijn. Inden vieringtoren bevinden zich nog de twee bronzen klokken: de groote luidklok uit 1621, gegoten door Joannes Meurs en de kleinere uurwerkklok uit 1778, gegoten door Pieter Seest. Inde kerkmeesterskamer is alleen de schouw met haar gesneden wapens en spiegellijst uit de achttiende eeuw belangrijk; overigens zijn er eenige 17e en 18e eeuwsche meubelen. De inwendige herstelling in 1941 heeft zich bepaald tot het herstellen van het steenhouw - werk, het verwijderen van de sauslagen van een gedeelte van de zandsteenen constructie - deelen en het af logen van de verf van eiken banken. De Westerkerk. Over deze kerk schreef architect Ferd. B. Jantzen F.Gzn. ons het volgende: Wil men zich een goed beeld vormen van de Westerkerk als bedoeld inden oorspronkelijken opzet van den genialen beeldhouwer-architect Hendrick de Keyser, dan moet men terug - gaan tot den aanvankelijken toestand van deze kerk met de omgeving. De bekende kaart van Balthazar Florisz uit 1625 vertoont een afbeel - ding van dit imposante bouwwerk aan de Westermarkt, omgeven door het daarbij aan - sluitende kerkhof. Men wordt getroffen door de bijzondere wijze van groepeering der bouw- massa’s en de prachtige ligging tusschen de Prince- en Keysersgraft met de rustige af - sluiting der pleinwanden, waarbij het reeds lang gesloopte Waaggebouwtje een goede overbrugging inde tegenstelling der bouw - complexen vormde. De sfeer en ruimtewerking ging door de zich wijzigende omgeving voor een groot deel teloor, doch ondanks het ver - dwijnen van kerkhof en waaggebouw en de doorbraak aan de zijde der Keizersgracht, is de Westerkerk blijven staan, als een alles s beheerschend element in dit stadsgedeelte. Zooals bekend, werd de bouwmeester Hendrick Cornelisz de Keyser „beeltsnijder van Utrecht” den 24en Octoher 1591 als zoodanig in het Amsterdamsche poortregister ingeschreven. Alhier heeft hij zich doen kennen als een veelzijdig man, niet alleen als kunstenaar, maar ook als ingenieur en uitvinder. Bij de uitbreiding der stad in 1611 bleek het noodig twee kerken te bouwen, waartoe in 1615 door de Vroedschap een besluit genomen werd. Pas in 1620 werd definitief tot den bouw besloten, terwijl gelijktijdig met de plannen der kleinere Noorderkcrk een aanvang werd gemaakt. Door den bouw dezer kerken, waarin Hendrick de Keyser zulk een belangrijk aandeel heeft gehad, heeft deze bouwmeester den grondslag gelegd voor een specifiek Protestantschen kerkenbouw in Nederland. In plattegrond heeft hij zich daarbij geheel los weten te maken van den traditioneelen bouw op dat gebied. De bouw dezer kerken getuigt vaneen ernstig en doelbewust streven en een zoeken naar eigen kunstvormen, passend bij de nieuwere eischen van den eeredienst. Opmerkelijk is bij de Westerkerk de dubbele kruisvorm in opbouw bij een rechthoekigen plattegrond. Door opstelling van den kansel aan den middenpijler van de noordelijke zuilenrij, verkreeg deze de zoo gewenschte centraleplaats inde kerkruimte. De tweede en vijfde travee werd met den middenbeuk tot de volle hoogte ópgetrokken; terwijl aan de overige zijbeuken, lager gelegen, een steenen overwelving werd gegeven, ver - kreeg het hoogere gedeelte een eikenhouten tongewelf met kruisgewelven ter plaatse van i de transepten. i Uitwendig domineert de middenbeuk als lengte ; as, waarbij het torenlichaam aansluit. ; Door genoemde ruirategroepeering, met de hoogopgaande raampartijen inde wandvlak - i ken, werd een grootsch effect bereikt, verwant aan de sfeer der Gothische kathedralen, doch ; soberder en meer klassiek van houding. In 1620 werd met den bouw begonnen en op c 9 September van dat jaar werd de eerste steen gelegd door den Burgemeesterszoon 108