Tekstweergave van GA-1943_MB030_08089
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
zich
toenmaals
geenszins
tot
de
volwassenen
beperkte,
maar
zelfs
bij
kindertwisten
op
straat
tot
uiting
kwam,
getuige
de
volgende
schimp
-
dichten,
die
ik
zelfs
in
nette
volksbuurten
her
-
haaldelijk
heb
hooren
reciteeren:
~
Geriffermeerden,
Omgekeerden
Gelooven
niet
aan
God
Maar
wel
aan
de
p-spot!”
Waarop
de
tegenpartij
het
antwoord
niet
schuldig
bleef
en
riposteerde:
„Roomsche
papen
Liggen
te
gapen
Liggen
te
gillen
Onder
den
pastoor
z’n
b-llen!.
.
.
.
(Van
straatleven
gesproken!)
Besluiten
wij
voor
heden
met
een
weinig
har
-
monie
en
wel
met
een
straatfiguur,
die
zich
±
1900
nog
geregeld
vertoonde,
doch
sedert
verdween,
of
liever,
wiens
kleine
nering,
gelijk
zoovele
andere,
verdrongen
is
door.
.
.
.
het
grootbedrijf.
Ik
bedoel
het
orgelmannetje
met
zijn
kleine,
eenpersoons
orgeltje,
dat
hij
vóór
den
buik
aan
een
riem
om
den
hals
droeg
en
dat,
al
of
niet
naar
de
grootte
vaneen
poot
was
voorzien,
waarop
het,
tijdens
het
spelen,
kon
rusten.
Het
verdwijnen
van
deze
straatfiguur
was
even
onnoodig
als
betreurens
-
waardig.
Doch
laten
wij
hier
het
woord
aan
een
zeer
veel
meer
bevoegden
voerder
vaneen
beter
versneden
pen,
ik
bedoel
niemand
minder
dan
Prof.
R.
N.
Roland
Holst,
die
20
jaar
geleden
schreef:
„Op
de
straten,
waar
tot
voor
een
jaar
of
tien,
kleine
draaiorgels
aardige,
speelsche
melodieën
strooiden
ovpr
de
voorbijgangers
en
lichte
gratie
tooverden
tot
inde
duistere
stadskamers,
daar
zien
en
hooren
we
helaas
nu
een
soort
kerkorgels
op
affuiten,
die
zoo
zwaar
geladen
zijn
met
knallend
geluids-explosief,
dat
zij
onder
de
hinderwet
zouden
vallen
in
ieder
land,
waar
nog
aan
het
breidelen
der
geluids-ontucht
te
denken
viel”.
Wie
zou
zich
bij
deze
klacht
niet
gaarne
aan
-
sluiten'?
De
definitieve
verdwijning
van
het
„pierement”
zou
een
opluchting
zijn
en
zelfs
aan
den
modernen
Moloch,
het
„Verkeer”
ten
goede
komen
*).
Patriot.
Ons
medelid
H.
J.
Breman,
arch.
8.N.A.,
zendt
ons
nog
een
aanvulling
van
het
onder
dit
hoofd
in
hèt
Maartnummer
door
den
heer
H.
W.
Alings
meegedeelde
en
wel
bij
de
zinsnede,
kleine
stelen
en
groote
stelen,
maar
groote
stelen
het
meest.
Toen
namelijk
de
politie
ingreep,
was
de
winkelier
nog
niet
uitgepraat,
want
nadat
hij
den
aangehaalden
zin
moest
verwijderen,
stond
den
volgenden
dag
inde
etalage
het
volgende
te
lezen:
Nu
ik
dat
niet
meer
mag
schrijven,
zal
ik
de
zaak
maar
blauw-blauw
laten
blijven,
wat
in
Amsterdam
een
gevleugeld
woord
werd
en
nu
nog
wel
wordt
gebruikt.
Naar
aanleiding
van
zijn
in
het
vorig
nummer
opgenomen
bijdrage
onder
dit
hoofd,
zendt
de
heer
D.
Yoorthuysen
ons
de
volgende
ver
-
betering.
De
blaadjes
die
gebruikt
werden
als
ooren
en
staart
bij
de
boterpaaschlammetjes
waren
niet
de
blaadjes
van
de
maagdepalm,
zooals
er
tusschen
haakjes
bij
stond,
maar
van
de
Buxus
Sempervirens.
1
)
Neen,
dat
zijn
wij
niet
eens
met
Patriot!
Wij
zouden
de
algeheele
verdwijning
van
het
pierement
betreuren.
Het
is
nu
al
buiten
de
Singelgracht
gebannen.
Bed.
Mbld.
IviNDERSPÉT.T/ET.IES
VOOR
40
JAAR.
11.
In
aansluiting
op
zijn
vorige
artikelen
over
kinderspelletjes
vertelt
de
heer
D.
Voort
-
huysen
nu
iets
over
het
z.g.
Springen
op
de
streep.
Dit
werd
als
volgt
gespeeld:
Allereerst
werden
met
krijt
of
bij
een
onbestraat
weggedeelte
met
de
schoenhak
of
met
een
stokje
enkele
strepen
getrokken,
meestal
4
of
5.
De
jongen,
die
moest
„staan”,
deed
dat
in
gebukte
houding
achter
de
eerste
streep,
terwijl
de
andere
jongens,
die
erover
moesten
springen,
van
te
voren
tegenover
den
staande
ver
-
klaarden
hoe
zij
zouden
springen,
d.w.z.
niet
de
aard
van
het
springen
zelf
werd
door
hen
bepaald,
maar
wel
of
zij
over
de
tweede
of
de
derde
streep
dachten
te
springen
of
zelfs
soms
wel
over
de
vierde.
Werden
die
door
hen
zelf
vastgestelde
afstanden
niet
behaald
dan
moest
degene,
die
in
letterlijken
zin
tekort
w
r
as
ge
-
schoten,
gaan
staan.
Wanneer
er
achter
een
jongen
een
andere
kwam,
die
al
springende
denzelfden
afstand
wenschte
af
te
leggen
als
zijn
voorman,
dan
riep
hij:
„Met
een
biet”,
zooals
dat
ook
bij
gewoon
bokspringen
het
geval
was.
De
laafste
van
de
rij
jongens,
die
springen
moesten,
riep
„Met
een
voet”.
Deed
hij
dat
niet,
dan
moest
hij
gaan
staan.
Wat
dat
„met
een
voet”
beteekent,
kan
men
lezen
in
mijn
vorige
artikeltje
over
bokspringen.
89