Tekstweergave van GA-1943_MB030_08019

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
amstelodamum een reis naar Spanje op zoek naar oude Nederlandsche kaarten en de resultaten daarvan legde hij neer ineen verslag, dat getuigt van zijn zeldzamen speurzin en zijn gedegen kennis. Dergelijke tochten met even rijke resultaten naar Italië (met Paus Pius XI, oud-bibliothecaris der Vaticaansche bibliotheek, was hij persoonlijk bevriend), Engeland en Duitschland zouden volgen. In 1917 werd Wieder benoemd tot bibliothecaris der Landbouwhoogeschool te Wageningen. Het mocht hem gelukken de bescheiden boekerij dezer instelling uitte breiden tot eender grootste bibliotheken op dit gebied. In 1924 volgde zijn benoeming tot bibliothecaris der Universiteits-Bibliotheek te Leiden, waardoor hij dus aan het hoofd vaneen onzer belangrijkste wetenschappelijke boekerijen kwam te staan. Dit ambt heeft hij vervuld tot 1938, toen gezondheidsredenen hem tot aftreden noopten. Onderwijl zagen de verschillende belangrijke publicaties het licht, die Wieder’s naam als uitnemend kenner der cartographische geschiedenis voorgoed vestigden. In 1919 verscheen het groote, in opdracht van het Departement van Buitenlandsche Zaken in verband met eventueele Nederlandsche aanspraken op Spitsbergen samen - gestelde werk over de ontdekking en het in kaart brengen van dit eiland door de Nederlanders. Voor de Linschoten-vereeniging bewerkte hij de reis van Mahu en de Cordes, die tusschen 1923 en 1925 in drie deelen werden uitgegeven. In het laatstgenoemde jaar verscheen het scherpzinnige boek over ~De Stichting van New York” op grond van de door Wieder indertijd ontdekte Van Rappard-docu - menten. Eveneens in 1925 begon zijn opus magnum te verschijnen, de ~Monumenta cartographica”, eendoor Nijhoff op vorstelijke wijze uitgegeven serie fascimile’s van zeldzame oude kaarten met beschrijvenden tekst. Het werk van Amsterdamsche cartografen als Plancius, Blaeu en Vingboons vormt daarin den hoofdschotel. De Fransche Société de géographie eerde den samensteller met de gouden medaille. Bij Wieder berustte ook de leiding van het breed opgezette cartographische bronnen - werk „Monumenta cartographica Africae et Aegypti” van den Egyptischen prins Youssouff Kamal. De verschijning van zijn laatste werk heeft Wieder helaas niet mogen beleven: de reproductie van Tasman’s kaart van zijn Australische ontdek - kingen uit 1644. Door al deze geschriften deed Wieder zich kennen als de onom - streden meester op het gebied der cartographische geschiedenis. Terecht werd, met een variant op Vondel, van hem getuigd: Al wat op kaarten staat, is in dat hoofd gevaren! Als mensch was Wieder het tegendeel vaneen kamergeleerde. Levendig, geestig, onderhoudend verteller, man van breede kuituur als hij was, ging er van zijn persoonlijkheid een zeldzame charme uit. Er zat in hem iets van de frischheid en ondernemingsgeest (maar ook van de ongemakkelijkheid), die de kooplieden moet bezield hebben uit Amsterdams gouden eeuw. Roem en eer heeft hij nooit nage - streefd, hij was en bleef een eenvoudig, bescheiden man. Hoewel zijn gezondheid sinds vele jaren veel te wenschen overliet, heeft hij gewerkt, zoolang het dag was. Zijn heengaan beteekent voor de wetenschap en voor zijn vrienden een onherstelbaar verlies. H. de la Fontaine Verwey. DE JEUGD LEERT AMSTERDAM KENNEN. Gaarne vestigen wijde aandacht onzer lezers op de tentoonstelling en wedstrijd voor de jeugd, welke van I—ls Februari inde étalages der V.V.V. „Amsterdam”, Rokin 5, te zien is onder den titel „De jeugd leert Amsterdam kennen”. De tentoonstelling sluit aan op de cursussen van de Commissie voor het Jeugdwerk van ons Genootschap. GEMEENTELIJKE ZORG VOOR DE RESTEN DER 11. STEDE. Ouderen van dagen zullen zich nog wel den feilen, hartstochtelijken strijd herin - neren, welke van omstreeks 1898, toen de Nieuwe Zijdskapel wegens bouwvalligheid gesloten werd, tot 1908, het jaar van de slooping, gevoerd is tusschen de voor- en 19