Tekstweergave van GA-1942_MB029_06143

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM V.V.V. Amsterdam, kennen wij als min - naar van oud-Amsterdam en zijn ge - schiedenis, al was het alleen maar door zijn lidmaatschap van ons Genootschap en door zijn bijdragen, af en toe, aan het Maandblad. Ditmaal heeft hij het dus over de klokken en de torens van Amsterdam en hij vertelt er tal van interessante bijzonderheden van op den hem eigen opgewekten, suggestieven toon. Nadat hij eerst, ter inleiding, het een en ander heeft gegeven over de taak van de klok in het algemeen en het gieten ervan, waarbij hij, zooals vanzelf spreekt, een eerepalm uitreikt aan de gebroeders Hemony, die zulk een be - langrijk aandeel hebben gehad inde vervaardiging der carillons van Amster - dam, behandelt hij achtereenvolgens af - zonderlijk die van het Rijksmuseum, den Munttoren, den Zuiderkerkstoren, den Westertoren, den Oudekerkstoren en den Paleiskoepel. Amsterdam mag, naar hij betoogt, met recht genoemd worden ’s werelds stad der klokken - spellen. In dit verband, en gezien de herleefde belangstelling hiervoor, bepleit hij het dagelijksch bespelen van de caril - lons. Het Gemeentebestuur, dat dezen wensch kent en de groote aantrekke - lijkheid hiervan voor stadgenoot en vreemdeling beseft, komt hieraan al tegemoet door het bevorderen van zomer - avondconcerten. Nog een stap verder zou zijnde instelling vaneen beiaardiers - school. In September 1941 is er al, ten behoeve van de luisteraars, een aantal banken op verschillende pleinen gezet. Het boekje mag een goede inleiding heet en van het uitvoerig geïllustreerd werk over de Amsterdamsche klokken, van de hand van mej. B. Bijtelaar, dat ter perse is. De Heemijefde van het Nederland - sche Volk, door D. J. van der Ven, N.V. Uitgevers Mij. A. Rutgers, Naarden. „Het karakter van ons eigen land en volk openbaart zich heemtaalkundig in streek- en gouwtaal; geschiedkundig in de plaatselijke, gewestelijke en landelijke historie en haar vele monumenten uit het verleden; volkskundig in volkskunst, kleederdracht, volksgeloof, zeden en ge - bruiken, volksvermaak en kinderspel, volkslied en volksdans; sociografisch in de ontwikkeling van stedenaanleg en dorpenbouw, alsmede in het totale plattelandsaspect en tenslotte natuur - kundig inde levende natuur, vooral in de ontspanningsoorden onzer nationale parken en natuurreservaten met hun onaangetast gemeenschapsleven van boom, plant en dier. Onze heemkundige belangstelling gaat dus ook uit naar bodemkunde, plant-, vogel- en insecten - kunde, naar vroeg- en voorgeschiedenis, waarbij de vondsten ons vanzelf brengen tot anthropologie en paleontologie”. Dit is een citaat uit „Een woord vooraf” dat de bekende folklorist D. J. van der Ven voor zijn nieuwste boek: „De Heem - liefde van het Nederlandsche Volk” schreef, ter kenschetsing (dit citaat) van de veelzijdigheid der heemkundige op - gaven. Sedert de verschijning in 1918 van zijn alom verspreid boek „Ken ons land en heb het lief” is er, naar van der Yen in deze zelfde voorrede met voldoening vaststelt, inde door hem aangegeven richting veel en prachtig werk verricht. In die kwart-eeuw zijnde opgaven, die hij destijds stelde, in steeds breeder kringen der maatschappelijke samen - leving verwezenlijkt of staan verwezen - lijkt te worden. Hij denkt hierbij inde eerste plaats aan het Nationale Plan en daarnaast aan de Heemkundebewe - ging. Hij is dus dankbaar, maar, zooals het heet, niet voldaan. Er is z.i. op het hierboven geschetste uitgebreide gebied, organisatorisch gesproken, een te ver doorgevoerde decentralisatie. Het is deze stelling welke hij aan het slot van zijn thans verschenen boek uitvoerig verdedigt. Daaraan gaat vooraf veel en velerlei op heemkundig gebied. Behoeven wij nog te schrijven dat het werkje zeer lezenswaardig is? Vander Ven weet ontzaglijk veel op folkloristisch gebied. Door jarenlange studie en waar - neming is hij hierin zoo doorkneed als geen ander en hij richt zich in zijn boeken en artikelen steeds op populaire wijze tot het groote publiek, d.i. het geheele Nederlandsche volk. Niet bij 141