Tekstweergave van GA-1942_MB029_06122

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM De schrijver van genoemde „Physiologie” zegt, sprekende over de Keizersgracht, 0.a.: ~Langs deze gracht, en wel uitsluitend dat gedeelte van dezelve, hetwelk zich ~tusschen den Amstel en Leliestraat (bedoeld is natuurlijk Leliegracht v.d. L. V.) „bevindt, ziet men des winters bij goed weder, tusschen twee en half vijf ure een „talrijke menigte menschen onder de ontbladerde hoornen wandelen, allen zoo „prachtig uitgedoscht, als hunne finantien of crediet, dat zij bij de modemaakster „of den kleermaker hebben, zulks toelaat. Vooral des Zondags vertoont zich deze „wandeling, bekend onder den naam Pantoffel-Parade, in vollen luister. „Hebt » l us t ui ij op dezelve te vergezellen, komaan dan, het is twee ure, zet uwen „hoed op, en vooral uwe handschoenen aangetrokken, en om ’s hemels ~ „wil! wat wilt gij daar doen?” ~ „Een sigaar aansteken.” » »Zijt gij dwaas! gij zoüdt U daardoor den haat en de billijke verachting van ~ „alle wandelaars en wandelaressen op den hals halen, en ze l fs de kantoorbediende, ~ „die met een frac aan en een rotting onder den arm daar wandelt, zoude u voor ~ „eenen gemeenen kerel aanzien en verder: „Ziezoo, zijt gij thans gereed, leg nu uwen arm inden mijne, en „zachtkens voort gestapt.” ~ „Wat eene menigte! men zoude denken, dat er eene kerk of komedie uitging, ~ „en,... maar, waar wilt gij heen?” „Wel, naar de walkant, wij loopen thans aan de huizenzij, en dat staat zeer „gemeen.” ~ „Maar wij zullen daar niet kunnen voort komen.” „Zulks is ook niet noodig, men loopt hier niet, men kruipt hier, beste vriend! ~ „Als gij loopend wandelen wilt, ga dan naar de Plantaadje of het Park, schoone „„wandeldreven, oneindig veel aangenamer dan hier, maar geen bon ton. Ha! „„daar komen de kennissen.”” Vervolgens behandelt de schrijver een aantal typen en zegt 0.a.: ~ „Ziet gij daar die reeds bejaarde dame met die beide jonge meisjes, alle drie naar ~ „den laatsten smaak gekleed? Het is Mevrouw van G. met hare beide dochters. ~ „Zij is de weduwe van eenen ritmeester en bezit niets anders dan haar pensioen. ~ „De beide dochters zijn ook zoo jong niet meer als zij schijnen, de eene is zeven „en twintig en de andere loopt reeds naar de dertig „En dat lieve schoone jonge meisje, dat daar aan den arm van dien bejaarden ~ „heer, waarschijnlijk haren vader, komt aanwandelen, kent gij die ook?” „Gewis, het is de heer de G„ een zeer rijk koopman, en dat lieve schoone jonge „meisje, dat daar aan zijnen arm wandelt, is niet zijne dochter, maar wel zijne ~ „vrouw; terwijl die jonge officier, die zoo druk met den heer de G. in gesprek ~ „is, de neef van mevrouw is. Het knappe dienstmeisje, glimmende van frisch - ,, „heid, is de kindermeid, en het bleeke, ziekelijke schepseltje is de telg, gesproten ~ „uit de gelukkige echtvereeniging van Mijnheer en Mevrouwde G.” „Het jonge paartje, dat daar vlug en dartel door de menigte heendringt, zijn ~ „twee gelukkigen, die voor een paar dagen zijn geëngageerd. Zij bevinden zich ~ „thans hier om met hun geluk te bluffen „Minder gelukkig is het paar, dat gij thans ziet naderen. Die dame met hare „zijden kleederen, gouden ketting en rijke sieraden, die trotsch als een paauw „daar henen stapt en brutaal om zich heên staart, als wilde zij zeggen: hier ben ~ „ik, en wijk voor niemand, was vroeger keukenmeid bij eenen ouden rijken Heer, ~ „die, zijne wettige erfgenamen vergetende, haar voor gedane diensten zijn geheel ~ „vermogen nalict. Zij huwde daarna met eenen advocaat zonder praktijk, die ~ „wat al te los te Leyden geleefd had, en daar de nalatenschap van zijne ouders, „van eenen rijken oom en eene oude nicht verbillard, verjoold en verjouwd ~ „had.... ~ „Van dien eleganten jongen heer, die daar zoo trotsch en fier zijn paard laat 120