Tekstweergave van GA-1942_MB029_06121
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
merken,
dat
v.
Z.
slechts
opmerkt,
dat
den
nu
(in
1663)
zaligen
Heer
van
Maerse
-
veen,
Joan
Huydecoper,
de
onverwelkelijke
lauwerkrans
billijk
toekomt.
Mochten
v.
L.
en
t.
G.
hieruit
concluderen,
dat
de
(niet
door
v.
Z.
opgemerkte)
steen
dus
reeds
in
1663
aan
één
der
huizen
stond
van
de
rij
door
den
Burgemeester
gebouwd?
Zij
zelf
hebben
hem
niet
gekend.
Immers
schrijven
zij:
„Latere
ver
-
timmeringen
hebben
hem
doen
verdwijnen
niet
alleen,
maar
zelfs
is
de
plaats,
waar
hij
gestaan
heeft
in
’t
vergeetboek
geraakt”.
En
nu
tot
slot,
een
mogelijke
aanwijzing
die
weer
v.
L.
en
L
G’s
laatste
betoog
zou
kunnen
versterken,
mede
aanleiding
van
dit
opstel;
er
bestaat
een
gevelsteen
met
een
met
laurier
omkranst
hoofd
!
Inde
tuin
van
het
Stedelijk
Museum
ligt
deze
opgeborgen.
Het
is
een
groote
lang
-
werpige
eenvoudige
steen,
een
liggende
rechthoek,
in
het
midden
waarvan
de
om
-
kranste
kop
en
profiel,
het
vlak
terzijde
blank
gelaten.
Gezien
het
ontbreken
van
eenig
ornament
zou
de
datering
op
het
begin
der
tweede
helft
van
de
17e
eeuw
wel
gesteld
kunnen
worden.
De
herkomst
is
den
Directeur
van
het
Stedelijk
Museum
onbekend,
zoomede
nadere
gegevens.
Geraadpleegd
het
schetsboek
van
den
Anony
-
mus
in
het
Gemeentelijk
Oud-Archief,
bleek
deze
de
steen
evenmin
gekend
te
hebben,
hetgeen
de
opsporing
der
herkomst
niet
vergemakkelijkt.
Amsterdam,
4
December
1941.
H.
W.
Alings.
PANTOFFELPARADE
OP
DE
KEIZERSGRACHT.
Gedurende
vele
jaren
van
de
19e
eeuw
is
de
Keizersgracht
het
terrein
geweest,
waar
een
deel
van
de
Amsterdamsche
bevolking
pantoffelparade
hield.
Dit
moet
niet
gelijkgesteld
worden
met
het
gedrentel,
dat
tal
van
jaren,
in
het
bijzonder
des
Zondags,
inde
binnenstad
plaats
vindt
en
waaraan
in
hoofdzaak
door
jonge
-
lieden
van
beiderlei
kunne
wordt
deelgenomen.
Bij
de
pantoffelparade
op
de
Keizers
-
gracht
waren
voornamelijk
ouderen
betrokken.
Ook
schijnt
in
het
bijzonder
de
gegoede
klasse,
en
zij
die
den
schijn
wilden
wekken
daartoe
te
behooren,
er
aan
deelgenomen
te
hebben.
Men
wandelde
langs
de
Keizersgracht
om
te
kijken,
maar
niet
minder
om
bekeken
te
worden.
Men
pronkte
daar
met
nieuwmodische
kleeren
en
critiseerde
de
andere
deelnemers
aan
de
parade.
Ik
heb
betrekkelijk
weinig
kunnen
vinden
aangaande
deze
liefhebberij
van
de
toen
-
malige
Amsterdammers.
Te
vragen
blijft
o.a.
wanneer
het
paradeeren
langs
de
Keizersgracht
in
zwang
is
gekomen
en
wanneer
het
in
onbruik
geraakte.
In
zijn
„Wandelingen
in
en
om
Amsterdam”,
uitgegeven
te
Amsterdam
bij
J.
C.
van
Kempen
in
1829,
schrijft
C.
van
der
Vijver
o.m.
het
volgende
aangaande
de
Keizers
-
gracht
:
„Dezelve
wordt
op
zekere
tijden
drok
bezocht,
voornamelijk
des
Zondags
vaneen
tot
„drie
ure.
Onze
jeugd,
wat
zeg
ik,
onze
jeugd,
oud
en
jong
vertoont
zich,
gedurende
„dien
tijd,
op
het
prachtigst
uitgedost,
op
de
Keizersgracht.
Men
wandelt,
men
„spreekt,
men
lacht,
men
schertst,
men
groet
alles
door
elkander.
Men
houdt
„hier
de
zoo
zeer
gezochte
pantoffel-parade,
ik
wil
zeggen
de
mode-parade,
want
„de
dames
laten
alsdan
de
pantoffels
tehuis
en
voerende
mode
rond.
„Daarenboven
is
de
Keizersgracht
des
winters,
wanneer
er
sneeuw
ligt,
de
meest
„gezochte
renbaan
voor
de
eigenaars
van
narren.
Geen
liefhebber,
ofschoon
hij
„inde
Plantaadje
zijn
moet
om
te
draven,
zal
de
bewoners
van
de
Keizersgracht
„en
de
wandelaars
aldaar
berooven
van
het
gezigt,
dat
zijn
prachtig
span
oplevert”.
Verder
vond
ik
nog
het
een
en
ander
ineen
„Physiologie”
van
1844,
verschenen
te
Amsterdam
bij
Leepel
&
Brat.
Dit
en
dergelijke
boekjes
maken
een
eenigszins
huichelachtigen
indruk.
De
inhoud
is
gewoonlijk
zoo
gesteld,
dat
men
speculeert
op
de
belangstelling
van
de
op
schandaal
belusten,
terwijl
het
gerecht
wordt
opgediend
met
een
sausje
van
braafheid.
119