Tekstweergave van GA-1942_MB029_06025

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM veerde kort geleden mejuffrouw I. H. van Eeghen tot doctor inde letteren aan de Amsterdamsche Universiteit. De schrijfster behandelt in haar boek de geschiedenis der vrouwenkloosters tot het eind der 16e eeuw, toen alle kloosters, ten gevolge van de Alteratie in 1578, werden opgeheven. In haar inleiding wijst mej. van Eeghen er op, dat het door haar bijeengebrachte materiaal, d.w.z. de cartularia, goederenlijsten, eigendomsbewijzen e.d., van zoodanigen aard is, dat „ons onderzoek grootendeels een economisch karakter draagt en een zeer beperkte voorstelling van zaken geeft”. Over het inwendig en het religieus levender kloosters is slechts bij toeval iets tot op heden bewaard gebleven, als gevolg van het feit, dat dergelijke stukken geen belang hadden voor de latere bezitters van kloostergoederen. ~Over het naleven van het eigenlijke kloosterideaal” zoo zegt de schrijfster ■— „het zich voorbereiden tot een hooger leven, valt dan ook bitter weinig mee te deelen”. Het bijeengebrachte materiaal moge eenzijdig van aard zijn, de ver - zameling is op zich zelf van groote Waarde. Geen auteur, die in het vervolg over deze kloosters wil schrijven zal mogen nalaten deze systematisch naar de kloosters geordende verzameling te raadplegen. De publicatie hiervan vult het grootste gedeelte van het boek (blz. 67 —351), dat dan ook meer als een bronnenpublicatie dan als een uit - voerige geschiedenis der vrouwencon - venten is te beschouwen. Het is niet de bedoeling van de schrijfster geweest om ineen aantal afzonderlijke hoofdstukken de geschiedenis van zestien verschillende vrouwenkloosters en het Begijnhof te geven. Het materiaal zal mede wel de oorzaak zijn, dat mej. van Eeghen in een algemeen overzicht (blz. 2 —66) de ontwikkelingsgeschiedenis der kloosters behandelt naar verschillende gezichts - punten, waarbij vergelijking van de feiten mogelijk is. Zoo worden achter - eenvolgens de stichting, het bestuur, de kloosterlingen, de Begijnen en de finan - ciën der kloosters besproken. Ineen viertal volgende hoofdstukken wordt de a chteruitgang inde 16e eeuw beschreven, waarbij ook de invloed van de Hervor - ming behandeld wordt. In dit algemeen overzicht geeft de schrijfster het uiterlijk beeld der Amsterdamsche vrouwen - kloosters, wier aantal in het begin der 16e eeuw geklommen was tot 16 be - halve het Begijnhof en de hier uiteraard niet behandelde drie mannenkloosters —- op een bevolking, die naar schatting volgens de bekende „Informacie” van 1514 ongeveer 18.000 bedroeg. Welke was de invloed der kloosters, die een factor van beteekenis inde nog kleine stad gevormd hebben en een groot oppervlak van het toenmalig zuid-ooste - lijk gedeelte der stad in beslag namen het steegje Gebed zonder End her - innert er nog aan op het leven van het middeleeuwsche Amsterdam ? Mej. van Eeghen spreekt er zeer kort over in haar slotbeschouwing, maar een beeld van het Amsterdam, waarin deze kloosters ontstonden en tot ontwikkeling kwamen mist men in het boek, m.a.w. de achter - grond van haar schildering is in slechts enkele trekken aangegeven. Dit zij echter niet als een aanmerking bedoeld op het boek, dat voor het eerst een uitvoerig beeld geeft van de Amsterdamsche vrouwenkloosters, waarover tot voor kort slechts enkele artikelen van de hand van wijlen ons bestuurslid Bern. J. M. de Bont uit het laatst der vorige eeuw te raadplegen waren. Tenslotte moge hier nog vermeld worden, dat de schrijfster haar boek heeft opgeluisterd met een aantal fraai uitgevoerde afbeel - dingen, o.a. een plattegrond van Amster - dam omstreeks 1578, waarop duidelijk de ligging der kloosters is aangegeven, en eenige afbeeldingen van kloosterzegels en kloostergebouwen en facsimile’s van kloosterhandschriften. H. VAN DER BIJLL. Amsterdamsche woonhuizen door A. A. Kok, verschenen inde Heem - schut-serie bij Allcrt de Lange te Am - sterdam. Architect Kok heeft, naar men zich herinneren zal, deze serie geopend met het ook in ons blad aangekondigd en geprezen boekje: De Historische Schoon - heid van Amsterdam (zie ons nummer 25