Tekstweergave van GA-1942_MB029_06018

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Topografisch gesproken is hun aantrekkelijkheid, dat in tegenstelling met die der moderne meesters hun teekening juist is. Hun bedoeling is de stad nauw - keurig af te beelden, zóó als die werkelijk was en daarvoor mogen wij hen, historisch gesproken, dankbaar zijn. Topografische verrassingen brengt overigens deze tentoon - stelling niet. Voor de samenstelling ervan is geput uit de volgende collecties: Atlas-Splitberger, Museum Fodor, Gemeente-archief, mr. Chr. P. van Ecghen, Kon. Oudheidkundig Genootschap en Kunsthandel de Boer. In het bijzonder zij de aandacht gevestigd op de serie van vier fraaie vergezichten, gemaakt van den Tafelberg bij Blaricum af. Want ook de omgeving van Amsterdam is vertegenwoordigd. Naar wij vernamen ligt het inde bedoeling de interessante en bekoorlijke tentoon - stelling, die aanvankelijk op 25 Januari j.l. zou worden gesloten, nog eenigen tijd te verlengen. Men is dus nog inde gelegenheid haar te bezoeken. Gaarne wekken wij daartoe op. Voorts kunnen wij mededeelen, dat het plan bestaat deze tentoonstelling door andere, van hetzelfde genre, te doen volgen. In dit verband noemde men ons de namen van J. P. Schoute en Andriessen. Zooals men weet werden de topografische tentoonstellingen vroeger inde Waag gehouden. Zoolang de oorlog duurt kan men nu hiervoor de beschikbare ruimte in het Stedelijk Museum gebruiken. VEERTIG JAAR VREEMDELINGENVERKEER IN AMSTERDA3I. Op 31 Januari 1942 herdenkt de Vereeniging tot bevordering van het vreemdelingen - verkeer „Amsterdam”, kortweg de V.V.V. Amsterdam ”, haar veertig-jarig bestaan. Dit wil geenszins zeggen, dat vóór 1902 niet reeds een vereeniging bestond, welke zich met de bevordering van het vreemdelingenverkeer bezig hield. Reeds sedert 1885 was de Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer opt dit terrein werkzaam, blijkbaar echter niet tot ieders tevredenheid, want in 1901 werd op een bijeenkomst inde Vereeniging ~Door Eendracht Sterk” te Amsterdam het initiatief genomen tot de oprichting eener Vereeniging tot bevordering van Amsterdamsche Belangen in het Algemeen en van het Vreemdelingenverkeer in het bijzonder. Het Voorloopig Comité tot oprichting dezer Vereeniging richtte zich ineen oproep, gedateerd 12 December 1901, tot de burgerij van Amsterdam. Uit dezen oproep blijken haar bezwaren tegen de bestaande vereeniging uit de volgende zinsnede: „De thans bestaande Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer heeft, hoe lofwaardig zij ook gewerkt hebbe, toch niet beantwoord aan datgene, wat door de oprichters dezer vereeniging blijkbaar bedoeld is. Vele oorzaken zijn daarvoor aan te wijzen; weinig of geen medewerking van het gemeentebestuur, geringe hulp van hen, die toch het meeste belang hebben bij den groei en bloei onzei stad, doch de gewichtigste oorzaak is zeker wel deze: dat de vereeniging niet gevormd wordt uit hen, die direct belang hebben bij de ontwikkeling onzer gemeente”. Uit het verdere gedeelte van dezen oproep blijkt, dat de op te richten vereeniging „het zoogenaamde amateurisme van de bestaande vereeniging wil vervangen door professionalisme”. Men wenscht een vast bureau te stichten met een directeur aan het hoofd, die zijn geheele werkkracht kan geven aan de bevordering van het vreemdelingenverkeer. Deze oproep, onderteekend door het Voorloopig Comité onder voorzitterschap van den heer E. Vrugtman, wekte op tot bijwoning eenei vergadering op 19 December 1901 in het Gebouw van het Nut v.h. Algemeen aan den N.Z. Voorburgwal 212 te Amsterdam. Op deze vergadering werd een motie aangenomen, met het doel te trachten alsnog tot overeenstemming te komen met de bestaande vereeniging, welke den heer Martin Wolff tot voorzitter had. Deze pogingen hadden geen succes. Met algemeene stemmen besliste hierna het Voorloopig Comité tot oprichting der vereeniging met als oprichtingsdatum 31 Januari 1902. Al spoedig pakte de nieuwe vereeniging de propaganda voor haar zaak goed aan. zoodat op de Algemeene Vergadering van 23 April 1902 medegedeeld kon worden, 18