Tekstweergave van GA-1942_MB029_06014

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM April, ik meen 3 weken achtereen, „Voorjaarsmarkt”, waarschijnlijk bij het afschaffen van de kermis ingesteld. Op tal van pleinen stonden dan draai - molens en de bekende kermiskramen, o.a. op Haarlemmerplein, Wester - markt, Marnixplein, Elandsgracht, Ford. Bolplein, J. D. Meijerplein, Weesper - plein, Rapenburgerplein en Amstelveld. Deze voorjaarsmarkt trok tamelijk veel belangstelling, vooral bij de jeugd. Bij de draaimolens was het „sleuteltrekken” nog een attractie. Zooals ik reeds inden aanvang zeide, wij komen steeds meer buiten het aan - vankelijk gedachte bestek; echter ben ik het met den heer C. L. de Bussy eens, dat een samenvattend beeld vair het straatleven omstreeks 1900 belang - wekkend zou zijn; mogelijk dat de door mij verstrekte gegevens daarbij van nut kunnen zijn. Ik dank nog den heer Van Huffel voor zijn aanwijzing; het boekje was mij bekend. Het bedoelde Kerstnummer van De Winkelier ken ik echter niet. De heer H. W. Alings herinnert aan bekende straattypes als: Josef van de Munt, de Japaneesjes, Joedele Saar, den blinden klarinettist met zijn dochter, den man die de waarheid voor een cent voorspelde, den ouden Meyer, Harinkie- Jan, Pijpedop (die naast Josef van de Munt stond) enz., beschreven o.m. door „Een Amsterdammer over A’dam” in den eersten jaargang van de Amster - damsche Gids, No. 10 van 15 Maart 1926. De door Johan Braakensiek in aquarel gebrachte portretten berusten in het Gemeentelijk Oud-Archief op den Amsteldijk. De welversneden pen van dr. Henri Polak schetst buiten dezen er nog een aantal anderen in zijn boek „Amsterdam, die groote stad”, blz. 47/53. Hij noemt daar ook den man van middelbaren leeftijd, die eiken dag minutenlang stil stond voor den als uithangteeken aangebrachten paar - dekop voor de zadelmakerij van Ver - weegen en Kok inde Kalverstraat. Verder Koningin Victoria, een bejaarde zwakzinnige vrouw, die zich verbeeldde dat zij de vorstin was; zoo schreed zij statig door de straten. Verder de Psalm - juffrouw, die altijd onverstaanbare melo - dieën zong, nooit een hand uitstak of stilstond en slechts aannam wat men haar gaf. Het mannelijk „Japaneesje”, hij heette Christiaan Britting is later nog getrouwd, wat op zijn trouwdag tot veel publieken spot aanleiding gaf. Nog worden genoemd: Napoleon, een zanger, Maantje, een havelooze liedjes - verkooper, Klein Jantje, Henri de Snoe - per e.a. Tot slot memoreert de heer Alings de uit het stadsbeeld verdwenen liedjeszangers, die bij elke sensationeele gebeurtenis een liedje maakten en den tekst daarvan aan het publiek ver - kochten. Ook de heer C. A. van Driel noemt verschillende van deze figuren en hij releveert bovendien: Lange Manus uit den Duvelshoek, een man van buiten - gewone lengte, van wien bovendien verteld werd dat hij zijn lichaam aan de snijkamer verkocht had; den oblieën - man, van wien het gerucht ging, dat hij een „verkleffer” (handlanger van de politie) was; Poppenkastje (Johannes Rijnders genaamd), die door middel van een slinger poppetjes in zijn rarekiek - kastje liet voortschuiven; Jossie (Jozef Agstribbe), die men veel langs den weg zag, een bolhoedje op, een wandelstok (oude parapluiestok) inde hand, een sigarenpijpje met een eindje sigaar in den mond, de borst behangen met stukjes blik en medailles, vastgemaakt met sigarenlintjes ook het sigaren - pijpje was met snuisterijen versierd; Blinde Piet, een luciferskoopman, die altijd stond op het Spui bij het Begijnhof en die nog ouderwetsche lucifers met roode koppen verkocht daarbij riep hij dan: Lichte(n) dames! rooie heeren! De heer van Driel besluit met: Sequah (zie Gedenkboek); Cocadorus (Meyer Linnewiel); Jacob Hollander, den kwak - zalver en Had-je-me-maar! Wat Sequah betreft vermeldt de heer van Driel, dat er in dien tijd (1891) zelfs een hoed inde mode kwam, Sequah - hoed genaamd, naar den (breedgeran - den) hoed, dien deze wonderdokter droeg. 14