Tekstweergave van GA-1942_JB039_00194

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
10. Opdat aan het bovenstaande zou kunnen worden voldaan, legateerde Jan van Mekeren aan het in het leven te roepen gesticht in vollen eigendom: a. het huis en erf op den Kloveniersburgwal bij de Raamgracht, zoomede het daarbij behoorende huis op de Raamgracht met stal 1 ; b. het huis op de Raamgracht op den hoek van de Moddermolensteeg 2 ; c. een bedrag aan contanten, groot ƒ60.000. —, welke som diende belegd te worden voor de helft in geconsol. annuïteiten a 3 % te Londen en voor de andere helft in Hollandsche en andere effecten, ten laste van Nederland, uit de renten waarvan het gesticht in goeden staat moest gehouden worden, terwijl uit hetgeen overbleef effecten moesten worden aangekocht. 11. Tot Directeuren en Administrateuren van het gesticht benoemde hij van vaders - zijde Evert de Marre en Evert Jan Everwijn en van moederszijde Casper Noormk en Hendrik Jan Koekebakker; tot Directrice van vaderszijde Elisabeth de Marre, echtgenoote van Ds. J. Bril te Rijswijk en van moederszijde Anna Noormk. Mevrouw Bril, met in Amsterdam wonende, zou moeten verzocht worden iemand aldaar ter waarneming te benoemen. Ziet hier het voornaamste uit de bepalingen van Jan van Mekeren’s codicil dd. 8 Juli 1789; hijzelf vatte dit, zijn besluit, zeer ernstig op en gaf daarvan blijk in deze woorden, waarmede hij zijn wil eindigde: „Dit is mijn begeerte, waarin ik Godt de Heeren danken over het verkregene „vermoogen en hierin beoogen, dat mijn gesiagt niet tot lasten van andere „sullen moogen gebracht werden, en desen en de verdere die het soude moogen „bewoonen, onder de Genieting van de voorregten, door Godsdienst moogen „gestigt werden door den dienst der Leeraaren, en opgelijden werden tot den „eenige Heyland en door Hem alleen gerechtvaardigt, geheihgt en verheerlijkt „te werden, aldus geschreeven met begeert van volbrenging na mijn overlijden”. Bij een later codicil 3 werden, zoowel de portretten van hemzelf, zijn tweede vrouw en Ds. Plantmus, als de graven aan het gesticht „de Eendracht” vermaakt, doch daar - mede hielden Jan van Mekeren’s wijzigingen en aanvullingen niet op; naarmate zijn einde naderde, ging hem het hanteeren van de pen gemakkelijker af. Zoo be - paalde hij bij een codicil van 1 Augustus 1789, dat de effecten van het gesticht in een ijzeren kist moesten bewaard worden, voorzien van „twee hangslooten van differeerende sleutels, sodat altoos twee Heeren Administrateurs of Directeuren sig 1 Het 2e aan en benoorden de Raamgracht; het andere huis lag iets verder tusschen Kloveniers - burgwal en Zanddwarsstraat. 2 „daar de „Eemster Kaay” inden gevel staat”. 3 Codicil van 7 Aug. 1789. 124