Tekstweergave van GA-1942_JB039_00192

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
zijn bedoeling met deze nieuwe bezitting vastgesteld. Het was ineen codicil van 8 Juli 1789, beboerende bij het testament van 3 Augustus 1778 1 , dat Jan van Mekeren als zijn wensch te kennen gaf, dat het „Fort de Eendracht” aldus heet de woning nog steeds na zijn overlijden tot een gesticht zou worden ingericht. Evenals door hem ten opzichte van de „Nooteboome Uytkijk” was geschied, maakte hij ook voor dit gesticht zeer uitvoerige en tevens merkwaardige bepalingen, waar - van wij de voornaamste in gecomprimeerden vorm zullen laten volgen. 1. Het gesticht moest den naam krijgen van: „Geslagt Steun en verdere Liefde Oeffening door Gods Zeegen van Jan van Mekeren”. 2. Het moest dienstbaar gemaakt worden voor acht „partijen” vaneen of twee menschen, die beschikken konden over acht kamers met benoodigde zoldertjes, terwijl aan de te benoemen Administrateuren en Directeuren de vrijheid ge - geven werd de woning zoodanig te verbouwen, dat het gewenschte aantal kamers van acht bereikt zou kunnen worden. 3. De zijkamer en het daarbij behoorende kamertje aan de westzijde van het huis aan den tuin moesten steeds blijven kamers, waar de Directeuren en Directrice 2 bijeen kwamen, terwijl de zijkamer aan de oostzijde tegen den gang dienen moest voor samenkomst van de bewoners, elke veertien dagen op Maandag of Dinsdag tegen 5 a 6 uur „tot leering en stigting”, waarvoor aangezocht moesten worden Ds. Petrus Broes en Hillebrandus Mentes, die voor hun geestelijken arbeid zouden ontvangen ieder ƒ125. per jaar, zoomede ƒ25. „voor rijden heen en weer 3 . Mochten deze leeraren overleden zijn, dan wel komen te overlijden, dan moesten worden aangezocht Ds. Jan Smits, T. van Essen en van Bmnevest. 4. Voor het bewonen van het gesticht kwamen m aanmerking zij, die afstamden van Jan van Mekeren s grootouders Jan van Mekeren en Maria Hoving en van zijn grootouders van moeders zijde Elbert van Liesvelt en diens eerste vrouw... 4 , welke afstammelingen ook steeds de twee mooiste kamers moesten krijgen. Het gesticht mocht alleen maar voor behoeftige heden dienen, en, mochten deze met onder de genoemde afstammelingen te vinden zijn, dan mochten ook andere „geschikte en ordentelijke personen er gebruik van maken, mits zijnde van 1 Not. A. van Beem. 2 Het verdient opmerking, dat Jan van Mekeren Administrateuren en Directeuren nog al eens door elkaar haspelt, hetgeen het begrip, wat men daaronder verstaan moet, niet steeds duidelijk maakt; vermoedelijk heeft hij er hetzelfde mede bedoeld. 3 Ten opzichte van deze ƒ125. merkte Jan van Mekeren op, dat dit ƒ25. —- meer was „als te vooren gesteld”. 4 Den naam was Jan van Mekeren blijkbaar vergeten; wij weten echter, dat zij Sijtje Dorland heette. 122