Tekstweergave van GA-1942_JB039_00114

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
van den wijkgecommitteerde Daniël Lafargue, eender linksche Doelisten: deze beschrijft 1 , hoe hij min of meer noodgedrongen eendruk bezochte vergadering op 26 Augustus 1748 slechts één onder de talloos vele van die weken van de burgers van Schutterswijk 8 inde herberg „Nieuw Maltha inde Nes bijwoont. Er wordt veel gepraat en ten slotte besloten drie gedeputeerden naar den Prins in Den Haag te zenden, onder meer om zijn overkomst naar Amsterdam te verzoeken. En daarop doet Lafargue een particuliere aanmerking 2 volgen: „Ik kan niet voorbij hier aan te mercken, hoe dat de zoon vaneen heer uyt de wijck, m zijn vaders plaatse hier verscheenen, d heer Muylman (Koopman op de Oude Turfmarckt), zeer sterk aandrong om deze bezending te doen doorgaan, maer naderhand zich de zaeken t’eenemaal onttrocken heeft; desselfs broeder is daarna door d opkomende veran - dering eene der 36 raden geworden.” Zoo Lafargue s voorstelling van zaken juist is 3 , geeft deze blijk van belangstelling van den kant, zoo niet van Dionis, dan toch van zijn jongeren broeder Nicolaas m de Doehstenbewegmg. Nog eens komt de naam Muilman ter sprake naar aanleiding van het rapport 4 , dat Mr. J. B. Commelln, eender zeer weinige intellectueelen onder de Doelisten, inde vergadering zijner medegecommitteerden van 10 September 1748 uitbrengt overeen onderhoud met Willem IV betreffende de benoeming van kolonels der Schutterij. De vergadering neemt dit rapport niet goed op, maar vreest een nog slechter indruk bij het volk, dat beneden inden Doelen is samengekomen. Waaraan De Voogd 5 dan, zonder dat de grond daarvoor mij is gebleken, toevoegt; „Nu eens zeide men, dat de gecommitteerden door het Hof waren omgekocht, dan weer dat de nieuwe regeermg, van welke men Jever en Muilman met name noemde, dit had gedaan.” Welke dan ook de betrekkingen tusschen de Doelisten en de Muilman s geweest mogen zijn, de laatsten konden zeker niet worden gerekend tot die breede groep van burgerlieden 6 , die de Doelisten-partlj vormden. Integendeel: de toen reeds 75-jarige vader, Pieter Schout Muilman woonde op de Oude Turfmarkt en de beide zoons op de Keizers- en Heeren-grachten; hun vrouw en moeder was Maria Meulenaer geweest, welker familie ook op andere wijze aan de Muilman s was gepa - -1 Zie F. J. 1.. Kramer, De gebeurtenissen op den Amsterdamschen Doelen in 1748 verhaald door een Doelist, Bijdr. en Med. Hist. Gen. Utrecht, Deel 26, 1905, blz. 15 v.v. 2 Kramer t.a.p.. Deel 26, blz. 17. 3 Zie over de betrouwbaarheid van Lafargue: Kramer, t.a.p. Deel 26, blz. 2 en Geyl, t.a.p. blz. 168 v.v. 4 Kramer, t.a.p.. Deel 26, blz. 71. 5 De Voogd, t.a.p., blz. 190. 6 Zie Kramer, t.a.p. Deel 28, blz. 343 v.v.; De Voogd, t.a.p. blz. 107; Brugmans, t.a.p. blz. 220; Geyl, t.a.p. blz. 55 v.v. Bij Hk. Brugmans en A. Frank, Geschiedenis der Joden in Nedeiland, Deel I, 1940, blz. 577/8 veronderstelt Dr. J. G. van Dillen anti-semietische motieven bij de Doelisten. 58