Tekstweergave van GA-1942_JB039_00113
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
„Achtenveertiger”
was
de
scheldnaam,
waarmede
men
te
Amsterdam
de
„hommes
novi”
placht
aan
te
dulden,
die
Willem
IV
in
1748
tot
regeeringsambten
had
geroepen
1
.
Men
kent
de
geschiedenis
der
remotie
van
dat
jaar;
een
aantal
regenten
moest
in
September
1748
het
veld
ruimen
en
hun
plaatsen
werden
Ingenomen
ten
deele
door
anderen
uit
de
oude
regeenngsgeslachten,
ten
deele
door
leden
van
koopmansfamihën.
Tot
de
Raden
van
de
laatste
categorie,
die
in
1748
waren
op
-
getreden,
behoorde
ook
Dionis
Muilman
2
,
oom
van
Henric,
den
kooper
van
Heerengracht
476,
en
in
1749
werd
Henric’s
vader,
Nicolaas
Muilman
tot
de
functie
van
Schepen
geroepen,
die
de
eerste
trede
vormde
tot
het
ambt
van
Burgemeester.
In
Juni
1748
waren
te
Amsterdam
en
elders
de
pachtersoproeren
voorafgegaan,
die
herinneringen
aan
het
Aansprekersoproer
van
1696
oproepen;
evenals
toen,
ook
nu
weer
aan
het
eind
eener
periode
van
slechte
zaken
dooreen
Europeeschen
oorlog,
dien
om
de
Oostenrijksche
successie;
maar
ditmaal
was
het
met
het
dempen
der
troebelen
en
de
terechtstelling
van
enkele
schuldigen
niet
afgeloopen:
in
Augustus
neemt
de
Doelisten-bewegmg
een
aanvang,
die
in
lateren
tijd
sterk
de
aandacht
heeft
getrokken
en
wel
het
ontwaken
der
democratie
in
Nederland
is
genoemd
3
.
Maar
dit
geeft
geen
vrijheid
de
Doelisten
te
vereenzelvigen
met
de
nieuw
optredende
regenten
uit
den
koophandel;
integendeel
behoorden
de
Doelisten
met
enkele
uit
-
zonderingen
tot
den
middenstand
en
schrijft
Geyl
4
terecht:
„(de
nieuwe
vroedschaps
-
leden)
waren
evengoed
haast
allen
vermogende
lieden,
die
koets
en
paarden
hielden
en
een
hofstede
aan
de
Vecht
of
aan
den
Amstel
of
onder
Heemstede
of
Wassenaar.”
Doch
daaraan
doet
hij
onmiddellijk
voorafgaan,
dat
eenige
der
nieuwbenoemden
tot
de
volksbeweging
in
betrekking
hadden
gestaan
en
hij
noemt
dan
Jan
Agges
Scholten,
Heer
van
Aschat
5
,
den
bijzonderen
gunsteling
van
het
Hof,
ten
aanzien
van
wien
dit
buiten
twijfel
staat,
Carel
Lijnslager
6
,
bij
wien
een
persoonsverwisseling
niet
uitgesloten
is,
en
Dionis
Muilman.
Ik
vermoed,
dat
de
schrijver
hierbij
het
oog
heeft
op
een
uitlating
m
het
relaas
1
Zie
Ehas,
Regentenpatriciaat,
blz.
216.
2
Elias,
Vroedschap
No.
361.
3
Zie
P.
Geyl,
Revolutiedagen
te
Amsterdam
(Augustus—September
1748)
Prins
Willem
IV
en
de
Doelistenbewegmg,
1936,
blz.
40.
Aldus
ook
reeds
F.
G.
Slothouwer,
Bijdrage
tot
de
Geschiedenis
der
Doelisten,
1875,
Ac.
Proefschr.
Leiden,
blz.
1;
voorts
H.
Th.
Colenbrander,
De
Patriottentijd,
1897,
Ac.
Proefschr.
Leiden,
Deel
I,
blz.
19
en
22;
N.
J.
J.
de
Voogd,
De
Doelistenbeweging
te
Amsterdam
in
1748,
1914,
Ac.
Proefschr.
Utrecht,
blz.
106;
Prof.
Dr.
H.
Brugmans,
Opkomst
en
Bloei
van
Amsterdam,
1911,
blz.
226;
anders
F.
J.
L.
Kramer,
Bescheiden
betreffende
de
Doelisten-
Beweging
te
Amsterdam
in
1748,
Bijdr.
en
Med.
Hist.
Gen.
Utrecht,
Deel
28,
1907,
blz.
342.
4
Geyl
t.a.p.,
blz.
97.
Vergelijk
in
betrekking
o.a.
tot
de
Muilman’s,
ook
blz.
160.
5
Ehas,
Vroedschap
No.
359.
6
Ehas,
Vroedschap
No.
363.
57