Tekstweergave van GA-1941_MB028_04059

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Mrt. 1941 AMSTELODAMUM schrift: „Coorenharp”, een staande, dwars-besnaarde zeef, waarlangs het graan gezuiverd wordt. Wij vestigen hierop de aandacht van onzen trouwen medewerker, dr. Boas. Kent gij Amsterdam? Wij lezen in De Stuwing: Er is een boekje verschenen van den heer Emeis met allerlei bijzonderheden over onze goede stad. Zeer lezens - waardig en het leert je zien, waar je voorheen geen oogen voor had. Maar er is nog een andere wijze waarop we elkaar kunnen vragen: „Ken je Am - sterdam?” De trein stopt plotseling tusschen Leiden en Haarlem. Een lang oponthoud. De trein een uur te laat aan het Centraal Station. Gevolg: alle trams vertrokken. Keuze tusschen een duur aapje en loopen. Dan maar loopen. Nu komt de ver - rassing. Het Damrak inde schaduw, dan op den Dam het Koninklijk Paleis, badend in het volle maanlicht. Het maanlicht toont ons de schoone lijnen en toch verdoezelt het iets. Er is niet de schrille, harde belichting van de schijn - werpers, die we van feestdagen kennen. Het maanlicht is zuiverder, inniger dan het kunstlicht. Dan komen we langs de grachten. ledere gevel toont zich op zijn mooist. Het is een genot langs de grachten te gaan en al dat verheffende schoon, dat onze voorvaders ons achter heten, in je op te nemen. Dan nog later inde nieuwe stad de huizenblokken, die vreemde schaduwen werpen en ook hun rechte lijnen geaccentueerd krijgen in het stille maanlicht. Dit bracht ons de verduistering. Met de Verlichting van de stad konden we haar Hooit zien zooals ze geweest moet zijn m vroeger eeuwen op een helderen maan - avond. Daarom: leer Amsterdam kennen op een maanavond. Zwerf langs de grachten, door de oude straten. Het zal U niet berouwen en ge zult nog eens temeer Weten, welk een mooie stad ons Amster - dam is. Bij zonlicht, bij regen, bij vorst, als men schaatsenrijdt op de grachten, Hiaar vooral ook wanneer de maan haar Verlicht. H. V. „Pollux” in dienst. Zaterdag 4 Jan. j.l. is het nieuwe opleidingsschip voor koopvaardijmatrozen, de nieuwe „Pollux”, in het Oosterdok in dienst gesteld. Namens het bestuur van het matrozen-instituut heeft de heer M. C. Koning een toespraak gehouden. De korte plechtigheid werd bijgewoond door prof. dr. J. van Dam, secretaris - generaal van het departement van Op - voeding, den havenmeester, den heer D. de Vries, den inspecteur-generaal van het Nijverheidsonderwijs, ir. Hofstra, den gep. marine-commandant N. A. Rost van Tonningen, den heer De Jong, directeur van het Onderwijsfonds voor de binnenvaart en verschillende direc - teuren van groote Amsterdamsche ree - derijen. Afscheid van Amsterdam. O Amsterdam, nu ’k zal verstoken zijn van uwe grachten, van uwe klokketorens en uw kerken, en nog veel meer van uwe prachten, wil Amsterdam mij voor ’t laatste sterken. O mijne stad, ’k zal hunk’ren naar uw schoon, heel lang moet ik u nu ontberen, maar weet in mij een eeuwig-trouwe zoon eens zal ’k, eens zal ’k voor altijd in u wederkeren.... G. K. Het Buskruitverraad in 1622. De wederopvoering, door het Nederlandsch Tooneel, van Jacob van Lennep’s: „Een Amsterdamsche Jongen of het Buskruit - verraad” deed de vraag rijzen in hoeverre het daarin verwerkte gegeven, histori - schen ondergrond heeft. Scheltema (archivaris der stad Amster - dam) heeft, naar de N.R.Ct. herinnert, in Aemstels Oudheid, omstreeks 1876, o.m. het volgende meegedeeld: In 1608 werd de Beurs op het Rokin ge - bouwd. Deze rustte op vijf bogen. Inden eersten tijd kon men onder den midden - boog met gestreken mast doorvaren en met bewilliging van den sluiswachter daar overnachten. In 1622, dus een jaar na het eindigen van 59