Tekstweergave van GA-1941_MB028_04058
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Mrt.
1941
tegen
over
de
ook
reeds
(door
het
voor
-
malig
gebouw
van
den
Hollandschen
Lloyd)
afgesloten
Ramskooi.
Veel
belang
-
rijks
gaat
er
met
de
Brouwerssteeg
de
Gemeenteraad
keurde
inmiddels
den
ver
-
koop
goed
niet
verloren;
geveltjes
van
waarde
zijn
er
niet
in;
een
enkel
hoog
stoepje
brengt
er
wat
afwisseling
in.
Maar
toch
is
de
verdwijning
van
het
straatje
tot
op
zekere
hoogte
een
verlies
voor
het
stadsbeeld
ter
plaatse,
alleen
al
om
het
aardig
doorkijkje
dat
het
geeft.
Wat
wordt
het
perspectief
er
leuk
af
-
gesloten
door
den
Nieuwendijkgevel
aan
het
eind
ervan!
Ook
het
oude
pakhuis
aan
den
N.Z.
Voorburgwal,
met
zijn
sierlijk
oeuil
de
boeuf,
de
fraaie
raam
-
omlijsting
in
Rococostijl
met
twee
scheepsblokken
versierd,
is
het
aankijken
overwaard.
Zal
dit
ook
verdwijnen?
Brouwersgracht,
Brouwersstraat,
Brou
-
werssteeg,
Brouwersgang,
het
zijn
na
-
tuurlijk
allemaal
namen
ontleend
aan
het
bierbrouwersbedrijf,
dat
hier
ter
stede
ook
werd
uitgeoefend,
zij
het
dan
ook
niet
in
zoo
sterke
mate
als
in
ver
-
schillende
andere
steden.
Volgens
Ter
Gouw
was
er
in
1505
aan
het
Noordelijk
uiteinde
van
den
Nieuwe
Zijds
Voorburg
-
wal
een
brouwerij
van
„Brunnick
die
brouwer”
gevestigd.
Daarnaar
is
de
Brouwerssteeg
genoemd.
Amstelodamum.
Pasquino
schreef
in
De
Telegraaf
van
27
Januari
j.l.
het
volgende,
waarvan
we
eensdeels
met
erkentelijkheid
en
instemming
en
ander
-
deels
met
een
zeker
ondeugend
genoegen
hebben
kennis
genomen:
Als
goed
Amsterdammer
ben
ik
be
-
wonderaar
van
Amstelodamum.
Vooral
in
deze
tijden
zouden
wij
allen
dit
genootschap
moeten
steunen
en
naar
ik
verneem,
kunnen
er
nog
altijd
eenige
leden
bij.
Als
het
schoon
van
Amsterdam
bedreigd
wordt
of
wanneer
er
een
dier
-
baar
geveltje
inzakt
of
gevaar
loopt
onder
sloopershanden
te
vallen,
worden
de
heeren
terecht
zeer
boos
en
weten
meestal
het
onheil
af
te
wenden.
Juist
wat
wij
in
deze
dagen
noodig
hebben,
is
herinnerd
te
worden
aan
het
groote
en
schoone
verleden
-
daaraan
worden
wij
indachtig
wanneer
wijdoor
het
oude
Amsterdam
wandelen
en
de
monumenten
zien
die
onze
voorvaderen
zich
hebben
opgericht,
om
er
te
wonen,
om
er
van
hun
burgerdeugd
en
vroom
-
heid
te
doen
blijken.
En
vele
van
deze
gebouwen
werden
gesticht
in
tijden,
zoo
donker
en
troosteloos
als
die
van
heden.
Doch
zij
despereerden
niet,
die
oude
Amsterdammers,
ook
al
kon
hun
vloot
niet
uitvaren
en
al
kwamen
er
tijdelijk
geen
retouren
uit
de
rijke
Indiën.
Ook
al
verdween
een
wijle
onze
vlag
van
de
zeeën
en
ook
al
werd
ons
gemeenebest
voor
enkele
jaren
met
andere
namen
genoemd.
Want
wij
zijn
een
volk
van
zeevarenden
en
kunnen
wachten
op
gunstigen
wind.
Dat
alles
bedacht
ik
toen
ik
de
enkele
regels
las
die
verslag
gaven
van
Amstelo
-
damum’s
algemeene
vergadering,
die
~druk
bezocht
was”.
En
met
vreugde
vernam
ik
dat
1940
inde
gevoelens
voor
het
genootschap
een
„versterking
en
ver
-
inniging”
bracht,
naar
ik
hoop
niet
alleen
in
geestelijken
zin,
want
ook
Amstelodamum
kan
niet
alleen
van
mooie
woorden
leven,
doch
heeft
geld
noodig
om
zijn
voor
Amsterdam
zoo
gewichtige
werk
naar
behooren
te
kunnen
verrichten.
Met
sloopers
kun
je
alleen
praten
wanneer
er
geld
op
tafel
komt.
Helaas
kon
ik
het
niet
eens
zijn
met
een
der
vragen
tijdens
de
rondvraag
gesteld:
„kan
er
niet
iets
gebeuren
om
de
ont
-
siering
te
vermijden
die
de
vele
kolen
-
schuiten
inde
Amsterdamsche
grachten
opleveren
?”
Ik
meen
dat
het
liggen
van
kolenschuiten
inde
Amsterdamsche
grachten
sterk
bevorderd
moet
worden
er
liggen
er
niet
genoeg!
Als
de
oorlog
voorbij
is,
komt
deze
aesthetische
kwestie
weer
aan
de
orde.
De
Korenharp.
Wij
lezen
in
Het
Volk
van
23
Januari
j.1.:
Bordewijk,
de
schrijver
van
„Bint”
en
„Karakter”,
publiceerde
bij
Nijgh
en
Van
Ditmar,
Rotterdam,
een
bundel
met
korte
overdenkingen
en
schetsjes:
„De
Korenharp”.
De
merkwaardige
naam
is
ontleend
aan
een
gevelsteen,
te
vinden
in
het
„gevelsteenenkerkhof”
inde
Amster
-
damsche
St.
Luciënsteeg,
met
het
op-
58