Tekstweergave van GA-1941_MB028_04056

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMÜM Mrt. 1941 tauratie, welker voltooiing en inzegening op 2 Febr. 1730 een feit werden onder pater Josephns de Tongas, die „het Boompje” tot middelpunt van het ont - wakend katholiek leven inde hoofdstad schijnt te hebben gemaakt, blijkt dus mede bewaard inde beide genoemde gevelsteenen. Wagenaar, de bekende geschiedschrijver, moet de steenen hebben gekend, In deel 11, verschenen in 1765, vervolgt hij, na op bldz. 211 de Mozes- en Aaronskerk te hebben beschreven, zijn tekst aldus: „De andere kerk der Franciskanen of Minderbroeders staat aan de Oostzijde der Kalverstraat en komt van achter uit op ’t Rokin, daar ’t Boompje inde gevel staat, welk ook inde Kalverstraat uithangt”. Inderdaad vond ik, met de loupe, op een miniatuur-afbeelding in „’t Boompje in Beeld”, de gevelsteenen aangebracht boven de deuren van de beide halsgevels, welke met een breedercn gevel in het midden voor 1844 het front aan het Rokin vormden. Op een niet gesigneerde teekening in het archief (blijkens den nog ongewijzigden geveltop van vóór ca. 1750), zijnde gevelsteenen met de palmboomen schets - matig op dezelfde plaats aangeduid. Hiermede stond nu voor mij de identiteit der steenen, aan de nieuwe Boomskerk op den Adm. de Ruyterweg vast. Waren ze dus ter herinnering inde gevels aan het Rokin aangebracht, de nieuwe gevel van 1844 vertoonde ze niet langer. Het geveltrio aan het Rokin werd in 1844 tot op ongeveer 3.90 ellen boven den beganen grond afgebroken en opnieuw opgetrokken. Het oude gedeelte werd met Bremersteenplaten bedekt en daarbij zijnde steenen dus aan het oog ont - trokken, hetzij inden muur gebleven, dan wel opgeborgen. Ik neig naar de eerste veronderstelling, aannemende, dat men zich de moeite bespaarde de steenen uit den muur te halen en er niet zooveel waarde aan hechtte, om deze steenen een plaatsje te geven inden nieuwen zandsteenen mantel. Dat ze niet op andere wijze zijn bewaard, zou men mogen afleiden uit het feit, dat ze niet bij herinneringsvoorwerpen worden genoemd, noch bij hetgeen van de oude naar de nieuwe Boomskerk is overgegaan. Mocht mijn veronderstelling juist zijn, dan zijnde gevelsteenen „INT BOOM - PJE” nu weer te voorschijn gekomen bij het sloopen van de kerk, welker naam zij dragen. Het is jammer, dat dezen gaaf bewaarden gedenksteenen niet een plaats gegeven werd terzijde van den hoofdingang van de nieuwe kerk, als sprekend teeken van haar naam en als herinnering aan haar verleden. Amsterdam, de stad der bruggen. De Amsterdamsche school. Amster - dam, het maandblad dat als uitgave van de gemeente Amsterdam verschijnt, zal naar bekend is aan het einde van den eersten jaargang zijn pas begonnen leven eindigen. Wie het 11de (Februari-) nummer doorleest gevoelt daarover eens temeer spijt. Want dit is een zeer goede aflevering. Het piad is voortdurend beter geworden. Wij denken inde eerste plaats aan het artikel: Amsterdam, de stad der vele bruggen. Ongeveer 400 heeft men er hier. En onze bruggenarchitect is Piet Kramer. Sinds hij in 1913 in functie trad heeft hij er, naar wij lezen, ongeveer tweehonderd en vijftig ontworpen. Aanvankelijk werkte Kramer samen met architect Vander Meij, doch na twee jaren maakte hij alleen zijn ontwerpen. De Leidschestraat-bruggen waren zijn eerste belangrijke objecten en het laatst kwam gereed de brug over het Zuider- Amstelkanaal voor de Beethovenstraat. Elke brug draagt steeds iets van het karakter van de buurt. De verfraaiing van het stadsbeeld door aesthetisch verantwoorde bruggen heeft men te Amsterdam ook bevorderd door beeldhouwwerk. Hildo Krop geldt als onze voornaamste bruggenbeeldhouwer, en naast hem mogen genoemd worden Polet, Van Hall, Trapman, Werner, Schulz, Vos, Remiens, Louise Beyerman en Vreugde. Hard is door de afdeeling Bruggen ge - werkt en onder leiding van ir. W. A. de 56