Tekstweergave van GA-1941_MB028_04006
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Jan.
1941
M.i.
is
Cost
moet
die
voor
die
bate
gaen
herkomstig
uit
Plautus,
wiens
blijspelen
een
weelde
aan
gnomologisch
materiaal
en
tot
spreekwoorden
geworden
sententies
in
-
bonden,
en
wel
uit
de
Asinaria
(de
Ezels-comedie
18
))
v.
217
vnecesse
est
facere
sumptum,
qui
quaerit
lucrum,
het
is
noodzakelijk,
dat
hij
(
=
hij
moet)
onkosten
maakt,
die
winst
zoekt.
In
dit
blijspel
met
kern,
zooals
bijna
alle
Plautijnsche
stukken,
een
liefdesintrige
inde
sfeer
der
veile
min
19
),
wijst
een
koppelares
de
haar
dooreen
klant
verweten
hardvochtigheid
af
met
een
gelijkenis:
„onze
broodwinning
gelijkt
op
die
van
den
vogelaar
(
auceps
),
heeft
deze
zijn
terrein
ingericht,
dan
legt
hij
de
lokspijs
neer,
de
vogels
vliegen
geregeld
toe:
uitgaven
moet
hij
doen,
die
winst
zoekt,
dikwijls
(
saepe
)
happen
zij,
maar
als
zij
één
keer
gevangen
worden,
dan
brengen
zij
den
vogelaar
zijn
onkosten
op:
zoo
gaat
het
ook
in
onze
nering,
ons
huis
is
ons
terrein,
de
vogelaar
ben
ik,
de
dametjes
het
lokaas.
...,
de
minnaars
de
vogels
20
).
En
nu
is
het
duidelijk,
waar
de
auteur
der
Prov.
Comm.
die
vandaan
heeft:
het
onmiddellijk
op
de
sententie
volgende
woord
saepe
heeft
hij
abusievelijk
bij
deze
getrokken
21
).
Hoe
moeten
w
r
ij
ons
nu
voorstellen,
dat
het
Asinaria-citaat
onder
het
bereik
van
den
samensteller
der
Prov.
Comm.
is
geraakt?
Vergt
immers
een
afgeronde
ver
-
klaring
van
het
gebruik
van
eenig
citaat
een
antwoord
op
een
dergelijke
vraag,
hier
te
eerder,
omdat
Plautus,
in
tegenstelling
tot
de
wijde
verbreidheid
van
den
anderen
Romeinschen
comicus
Terentius,
inde
middeleeuwen
ternauwernood
bekend
was,
voordat,
in
het
2e
vierendeel
der
15e
eeuw,
de
humanisten
zich
met
hem
gingen
bezighouden
22
).
Spaarzaam
zijn
voordien
directe
en
indirecte
reminiscenties
uit
zijn
oeuvre,
zeldzaam
vermeldingen
zijner
comedies
inde
catalogi
der
klooster
-
bibliotheken
23
).
Voor
het
onderhavige
citaat
zou
een
afhankelijkheid
van
eventueele
onder
humanistischen
invloed
inde
15e
eeuw
ontstane
Plautus-uittreksels
denk
-
baar
zijn.
Aan
den
anderen
kant
zijn
inden
voor-humanistischen
tijd
proverbia
Plauti,
zwervende
langs
onbekende
paden,
inde
middeleeuwsche
spreekwoorden
-
literatuur
beland.
Nagaande
de
schaarsche
middeleeuwsche
Plautus-memoriae
trof
ik
bekendheid
met
de
Asinaria-passage
aan
in
het
spreekwoordenboek
(±
1023)
van
Egbert
van
Luik
24
),
de
Fecunda
Ratis
(=
het
volbeladen
schip),
v.
177:
ad
pugnos
vacuos
crebro
non
advolat
auceps,
de
havik
vliegt
vaak
niet
naar
ledige
handen,
een
plaats,
die
reeds
door
den
eersten
uitgever,
E.
Voigt
(1889),
al
is
de
verhouding
niet
direct
zooals
hij
meende,
maar
indirect
25
),
op
de
Asinaria
werd
betrokken.
Deze
opvatting
wordt
nu
gestaafd,
èn
doordat
van
zijn
3
andere
Plau
-
tijnsehe
reproducties
er
één
onmiddellijk
aan
deze
voorafgaat:
v.
176
exhaustis
canibus
bene
non
venaberis
unquam,
met
vermoeide
honden
kan
men
kwalijk
jagen
(uit
den
Stichus
v.
139),
èn
door
het
echt
middeleeuwsche
misverstand
van
auceps,
vogelaar,
als
vogelnaam
(
accipiter
,
havik)
26
).
Doch
zelfs
verwantschap
tusschen
18
)
Den
naam
dankt
dit
blijspel
aan
een
ondergeschikt
motief:
iemand
wordt
opgelicht
voor
geld,
verschuldigd
voor
de
betaling
van
geleverde
ezels.
Een
inde
antieke
eomedie
niet
op
zich
zelf
staand
motief:
in
Plautus
’
Persa
(v.
259)
wordt
geld
verduisterd
ontvangen
voor
runderen,
inden
Truculentus
(v.
649)
voor
schapen.
19
)
Niet
bv.
inde
Captivi,
vgl.
mijn
art.
Plauti
Captivi
in
dit
Maandbl.
23,
1938,
p.
86.
20
)
Ook
inden
Poenulus
v.
286
vindt
men,
ook
uit
gelijken
levenskring,
een
dergelijke
uitspraak:
non
enim
polis
est
quaestus
fieri,
nisi
sumptus
sequitur,
gewin
kan
niet
plaats
vinden,
als
het
niet
op
uitgaven
volgt.
Ondanks
overeenkomst
met
„voor
die
bate
gaen”
is
afhankelijkheid
hier
uitgesloten,
omdat
de
passage
uit
den
Poenulus
inde
middeleeuwen
nog
onbekend
was.
Verwant,
doch
niet
identiek,
gelijk
Otto,
Sprichw.
der
Romer,
Lpz.
1890,
nr.
973
meent,
is
een
raad
aan
een
koppelaar
bij
Terentius,
Adelphi
v.
216:
pecuniam
in
loco
neclegere
maximum
interdum
est
lucrum,
geld,
als
het
te
pas
komt,
te
verwaarloozen,
is
soms
een
zeer
groote
winst.
21
)
Ook
de
spreuk
bij
Spieghel
de
scha
gaat
voor
de
baet
(bov.
n.
13)
is
uit
Plautus
afkomstig:
Poenulus
v.
287:
quaestus
non
consistet,
si
eum
sumptus
superat.
22
)
Vgl.
G.
Voigt,
die
Wiederbelebung
des
klass.
Alt,,
2e
dr.
II
(1881),
p.
390
vg.
23
)
Vgl.
M.
Manitius,
Handschriften
antiker
Autoren
in
mittelalt.
Bibliothekskatalogen.
Lpz.
1935,
p.
11.
6
24
)
Egbert
von
Lüttichs
Fecunda
Ratis,
zum
ersten
Male
hgb.
v.
E.
Voigt,
Halle
1889.
25
)
Zoo,
terecht
Manitius,
Gesch.
d.
Lat.
Lit.
d.
Mittelalters
II
(1923),
"p.
538.
26
)
In
jongere
omwerkingen
is
sprake
van
valken
of
sperwers,
Suringar,
p.
235
vg.,
Voigt
6