Tekstweergave van GA-1941_MB028_04004

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Jan. 1941 verschijnselen uit vroegere phasen onzer taal dan wel door de naarstiglijk gehand - haafde ouderwetsche spelling, ook wanneer het gezegde, onder bewusten of on - bewusten invloed van het Bur. v. H.1., af en toe inde pers 4 ) wordt aangehaald. Dit archaïseerende gebruik heeft Stoeit blijkbaar weerhouden aan deze spreuk een plaatste gunnen in zijn spreekwoordenboek van het moderne Nederlandsch {Neder - landsche Spreekwoorden, le dr. 1901, 4e dr. 1923, ’25), opgedolven als zij inderdaad is inden nieuweren tijd uit. oude lagen der Nederlandsche spreukenwijsheid. De redactie nu van het adagium, gelijk het op het Bur. v. H.I. prijkt, is evenmin de oorspronkelijke, waarin het al inde 15e eeuw (zie ben.) wordt aangetroffen, als overeenkomstig de jongere, welke de spreekwoordenliteratuur der 16e en 17e eeuw (zie ben.) kent. Nog merkwaardiger: de er in vervatte gedachte wortelt al inde klassieke oudheid, de Nederlandsche spreuk is zelfs te beschouwen als een regel - rechte vertaling vaneen citaat uiteen Romeinsch auteur. Deswege wordt dit Amsterdamsche opschrift hier in aansluiting aan de vroeger 5 ) door mij behandelde klassieke gevelspreuken te berde gebracht. Inde Ned. literatuur treedt het spreekwoord op het materiaal, op één plaats 6 ) na, vindt men al bij Harrebomêe, Spreekwb. der Ned. T. 111 (1870), p. 112 als nr. 150 der Proverbia communia, en wel aldus: Cost moet die voor die bate gaen. De zgn. Proverbia communia (of seriosa) vormen een ruw-alphabetische serie van 803 Ned., voor een deel nog in zwang zijnde, spreekwoorden, voorzien vaneen middeleeuwsch-latijnsche vertaling. Bewaard zijn zij ineen 10-tal 7 ) onderling af - wijkende drukken uit de jaren i 1480—-h 1497, niet in handschriften; naar een of twee dier drukken zijn zij uitgegeven door Hoffmann von Fallersleben, Horae Belgicae IX (1854), p. 1 vgg. Er bestaat een uitvoerige verhandeling over van Dr. W. H. D. Suringar, Progr. Gymn. Leiden, 1862/’63. Andere literatuur is er niet over verschenen. De Lat. vertaling (in leoninisch metrum) aan dit proverbium toegevoegd, qui plus exponit, plus lucrum sepe reponit, wie meer uitgeeft, behaalt dikwijls meer winst, verschuift eenigszins de gedachte van het Ned. origineel. Begrijpelijk: de vertaler wilde die (dikwijls), overbodig ineen spreuk van algemeene geldigheid, op de een of andere manier tot zijn recht doen komen. Waarvandaan dit die is binnengedrongen, zullen wij ben. zien. Een nieuweren textvorm, dien ik den Amsterdamschen zou willen noemen, o.a. met uitstooting van het weerbarstige die, de cost moet voor de baet uyt 8 ), treft men aan ineen spreukenverzameling van Reyer Gheurtz (1552), bewaard ineen zeld - zamen Amsterdamschendruk 9 ); dan bij het Amsterdamsche vriendenpaar Hendr. Laur. Spieghel in zijn Byspraeks-almanack, een „eeuwigen” kalender met spreuken voor iederen dag, op 27 Wijnmaant, uit het jaar 1606, en Roemer Visscher (1614), in zijn Zinnepoppen, He Schock, nr. XLIX, hier geïllustreerd dooreen buis, die zijn netten uitschiet, met bijschrift 10 ) en onderschrift (zie afb.). Op grond van deze 4 ) Bv. Alg. Hbl., 15 Nov. ’4O, O.bl. 2e bl. (uiteen art. van P. Kloppers in Handelsbelangen): „omdat zij (de adverteerders) de meening schijnen te zijn toegedaan, dat.. .. „de cost" niet langer behoeft uitte gaan voor „de baet" ”. 5 ) Amstelodamum, Jaarb., 23, 1926, p. 131 vgg. (Quintilianus), Maandbl. 19, 1932, p. 5 vg. (Cicero), 21, 1934, p. 56 vg. (Persius), p. 108 vg. (Hippocrates) 22, 1935, p. 125 vg. (Sallustius), 23, 1936, p. 19 vg. (Horatius, Vergilius, antiek spreekwoord), Jaarb. 35, 1938, p. 107 vg. en Maandbl. 26, 1939, p. 70 vg. (Seneca), Maandbl. 26, 1939, p. 103 vg. (spreuk der 7 Wijzen). 6 ) NI. de pl. uit Roemer Visscher (zie ben.) ; uiteraard kende hij evenmin de parallelle vertaling inde Vulgaria Plauti (zie ben.). 7 ) Vgl. Suringar, p. 77 vgg. In twee dezer drukken (Keulen) is de Ned. textinhetNederduitsch vertaald. 8 ) Kleine onderlinge varianten verwaarloos ik. 9 ) Over dit boek Harrebomêe I, p. XXXIII, nr. 7*. 10 ) „Een Buys schiet sijn netten uyt, heeft tonnen, zout, victuaillie, en ander gereetschap mede, die al verleydt moeten wesen, eer hy gewin ende vanghst verwacht; die dickmaels soo sober is, datse de uytgeleyde kosten qualijck betalen mach: dan op hope van beter, rust hy de volgende teelt weder toe; geeft moet alle menschen, datse de Fortuyne weder aen moeten soecken, niet twijfelende, of Godt sal genade en goede voorspoet verkenen, alle de gene, die op hem vastelijck vertrouwen”. Het onderschrift bij het plaatje is van Anna Roemers. Ik gebruik deed. Amst. 1669 (= A. G. €. de Vries, de Ned. Emblemata, 1899, nr. 56). 4